‘IK DURF HET NU hardop te zeggen. In de Bijlmer is de concentratie zwart Çn arm te groot.’

Die uitspraak deed Louis Genet, toen nog wethouder Volkshuisvesting in Amsterdam, in de Vrij Nederland van 11 juli 1992. Sindsdien heeft Yvonne B. Olf, KLM-stewardess en deelraadslid namens de Groenen in de Bijlmer, de jacht op Genet geopend. Tenminste, daar lijkt het op. Olf ontkent dat Genet haar obsessie is. Maar, zegt ze, uitlatingen als die van hem mogen niet onbestraft blijven. ‘De impact van Genets uitspraak was enorm. Veel mensen kregen een etiket opgeplakt. Zij voelden het juk van “Ik ben arm en ik ben zwart”.’

Na het gewraakte artikel stapte Olf naar het Hof. Haar beklag werd afgewezen, omdat ‘de kans dat het voor een veroordeling noodzakelijke wettige en overtuigende bewijs geleverd zal kunnen worden, onaanvaardbaar klein is en bovendien de maatschappelijke schade van vrijspraak groter lijkt te kunnen zijn dan het positieve signaal dat door een vervolging als zodanig zou kunnen worden opgeroepen’, schreef de procureur-generaal namens zijn advocaat-generaal R.J. Manschot. De procureur-generaal meende dat Genets uitspraak ‘het predikaat gevaarlijk’ verdient. Zijn uitlating zou ‘zodanig geãnterpreteerd kunnen worden dat te veel zwarten in een bepaald gebied ongewenst is, welke stelling in extremo tot discriminatie pur sang zou kunnen leiden.’

Meneer Genet, een procureur-generaal noemt uw uitspraak gevaarlijk. Schrikt u daarvan?
Genet: ‘Nee, zo erg was het niet. Ik geloof trouwens dat het een officier van justitie was die de uitspraak gedaan heeft.’
Olf: ‘Het w†s een procureur-generaal.’
Genet: ‘Niet gelijk zo hoog! Dat is een hele hoge.’

Maar als hij door de stukken heeft gebladerd, ziet hij dat het klopt. Over de interpretatie van passages in de brief valt te twisten, meent hij. ‘Voer voor juristen.’ Maar: ‘Misschien had ik me nog zorgvuldiger moeten uitdrukken. Dan had ik echter een zwaarder verwijt gekregen: “Die man is nooit duidelijk.” Krijg je dat weer.’

TUSSEN DE gesprekspartners wil het niet boteren. Het eerste uur kijken zij elkaar niet aan, hoewel Genet, heel soms, vanuit zijn ooghoeken naar haar gluurt. Olf, armen over elkaar gekruist, maakt een onverzettelijke indruk.

Toen Olf onlangs, via het jaarverslag, ontdekte dat Genet voorzitter is van de Stichting Meldpunt Discriminatie Amsterdam, sloegen bij haar de stoppen door. Ze schreef een brief naar de directrice van het Meldpunt: Genet moet aftreden. ‘Ik vind namelijk nog steeds dat zijn opmerking - de Bijlmer is te zwart en te arm - niet door de beugel kan. De heer Genet hoort niet thuis bij een club die pretendeert racisme te bestrijden.’

‘Ik heb destijds gezegd dat in wijken zoals de Bijlmer, waar een grote concentratie van arm en zwart aanwezig is, dat zich daar extra problemen voordoen’, zegt Genet, tegenwoordig directeur van de Directie Wonen van de Dienst Stedelijke Ontwikkeling in Den Haag. ‘Ik deed die uitspraak in het kader van de ingrijpende vernieuwingsvoorstellen voor de Bijlmer-hoogbouw. Het was niet de bedoeling te discrimineren. Ik heb mijn uitlatingen publiekelijk gedaan en daar publiekelijk verantwoording voor afgelegd.’

Olf: ‘Als je zou zeggen: “Te wit en te arm”, zou iedereen op zijn achterste poten staan.’
Genet: ‘Dat zeg ik, als sociaal-democraat, nog steeds van harte. Arm en wit was altijd een van mijn drijfveren. Ik was jarenlang actief in de Spaardammerbuurt. Daar was het arm en wit en daar kwam je ¢¢k voor op.’

Olf: ‘Als je zegt: “Te veel Turk en te arm”, zou iedereen ook op zijn achterste benen staan. Maar het trieste is dat iedereen zwart nog steeds in een hoek trapt. Dat zie je in de Bijlmermeer. We zitten daar met zestienduizend werklozen: het hoogste percentage in Amsterdam. Van al die prachtige vernieuwingsvoorstellen is weinig terecht gekomen, behalve het slopen van flats en het investeren in beton.’

Volgens Olf richt de PvdA zich te veel op de buitenkant, op een kosmetische opknapbeurt van Amsterdam-Zuidoost, terwijl de ‘tweedeling’ niet wordt aangepakt. Maar Genet: ‘Dankzij bijvoorbeeld de loonmatiging hebben sociaal-democraten een hoop mensen aan het werk gekregen. Het is misschien niet altijd even leuk om te werken, maar het is heel belangrijk dat die banen er zijn.’

GENET VINDT dat Olf te pessimistisch is over het vernieuwingsproces van de Bijlmer-hoogbouw. Er zijn flats gesloopt. Veel van de bewoners konden volgens hem terecht in frisse nieuwbouw, zowel in huur- als in koopwoningen. Of neem de komst van het voetbalstadion Arena. Daar heeft Genet, die ook sportzaken in zijn pakket had, zijn uiterste best voor gedaan: ‘Mensen uit de Bijlmerhoogbouw vinden het maar w†t leuk dat de Arena daar verschenen is.’

‘Helaas zijn er veel mensen uit de hoogbouw die de kaartjes niet kunnen betalen’, zegt Olf.

Genet: ‘In Itali‰, Spanje en ook in Amsterdam, zie je dat grote aantallen mensen met lagere inkomens gÇk zijn van voetballen. Die komen hoe dan ook de Arena in.’
Ook over de werkgelegenheid die de Arena in Zuidoost had kunnen opleveren, is Olf bitter: ‘Er zijn bijna nul komma nul mensen uit Zuidoost tewerkgesteld. Er is ver buiten Amsterdam geworven. Zelfs in Zuid-Holland en Utrecht hingen advertenties voor personeel.’

Had de gemeente niet de voorwaarde moeten stellen dat mensen uit de Bijlmer voorrang in het werk krijgen? ‘Dat hadden we inderdaad kunnen doen’, zegt Genet. ‘Het klinkt misschien flauw, maar het was n† mijn tijd. Maar goed, we hadden het eerder moeten regelen. Het lullige is dat het om kleine baantjes gaat, om van die typische studentenbaantjes. Een paar uurtjes bijverdienen.’

Olf: ‘Dat doet niet ter zake. Het gaat erom mensen uit hun isolement te halen. Mensen die vooral door het beleid van de PvdA jarenlang in een hoek zijn getrapt. En ze komen daar niet uit, ondanks de prachtige beloftes die gedaan werden om de Bijlmer te slopen en dan te upgraden. Lees de notulen van het raadsbesluit van 1992: daarin ziet het er prachtig uit. Mensen uit de Bijlmer-hoogbouw zouden aan het werk komen, enzovoort.’

‘MEVROUW OLF maakt er nu echt een potje van’, zegt Genet. ‘Als volksvertegenwoordigster mag ze niet zeggen dat het louter ging om de sloop van de Bijlmer. In de raadsbesluiten werd vastgelegd dat grote delen van de Bijlmer behouden zouden blijven, behalve een paar kankerpitten, bijvoorbeeld Ganzenhoef. Donkere, betonnen skeletten. Verkeerd gebouwd. Daar moesten we ingrijpen.

Daarnaast wilden we nieuwe woningen bouwen op een stuk braakliggend grond - tÇgen de zin van mevrouw Olf. Wij zeiden dat een hoop mensen uit de Bijlmer zelf, ook uit de hoogbouw, in de nieuwbouw zouden komen te wonen. En wat gebeurt er? Meneer Genet had gelijk. Een hoop mensen uit de Bijlmer-hoogbouw zijn naar de nieuwbouw gegaan.’

Olf, verontwaardigd: ‘De meeste mensen zijn niet teruggekomen in de nieuwbouw, omdat ze het niet konden betalen. Ze waren allemaal afhankelijk van een uitkering.’
Maar Genet houdt bij hoog en laag vol dat de meesten wel degelijk naar de nieuwbouw konden verhuizen: ‘Het ligt genuanceerder dan mevrouw zegt.’
Zij: ‘Mensen zijn er uit elkaar gerukt.’

Hij: ‘U zit gewoon te jokken. Mevrouw hier zit regelmatig te jokken. We hebben mensen niet uit elkaar gehaald. Mensen hadden het recht op doorschuiven. En dat is gebeurd, zowel in huur- als in koopwoningen.’

Zij: ‘Zo stond het inderdaad op papier. In de praktijk is daar niets van terechtgekomen. Er lopen nog steeds rechtszaken tegen de woningcorporatie Nieuw Amsterdam.’
Hij: ‘Er waren hoogstens zo'n twintig dertig huishoudens tegen.’

Zij: ‘Flauwekul! Vijfhonderd mensen hebben bezwaarschriften ingediend Vierhonderd zijn er naar de rechter gestapt, omdat ze niet uit hun huis wilden.’ Ze was het niet met de sloop eens: ‘Want je kunt problemen niet slopen. De problemen hebben zich gewoon verplaatst.’

Genet zegt een diepergaande filosofie te hanteren: ‘Je kunt de problemen concentreren, maar ook verdunnen. Ik zal me voorzichtig uitdrukken, omdat het niet makkelijk te bewijzen valt. Als je in een kansrijke omgeving woont, heb je ook meer kans dat je die kansen grijpt. Maar als je in een kansarme omgeving woont, kan er een negatieve spiraalvorming plaatsvinden. De theorie is wetenschappelijk niet waterdicht. Het is een eerlijke, zij het subjectieve opvatting, vanwaaruit goed beleid gemaakt kan worden.’
Als er landelijke thema’s worden aangesneden, wordt Olf stiller. Ze richt zich, licht ze toe, uitsluitend op haar Amsterdam-Zuidoost. ‘Alle ogen in het land zijn gericht op wat daar gebeurt. Waarom sprong de pers twee jaar geleden massaal op de Bijlmer? Omdat men bang was dat er een soort van stammenoorlog zou uitbreken. Wat in Zuidoost gebeurt, heeft zijn uitstraling naar de rest van Nederland. Zo kwam ook het Zwart Beraad breed in de pers.’

Ze was in de begintijd bij het Beraad betrokken, maar trok zich snel terug omdat ze merkte dat beloftes die tijdens vergaderingen werden gedaan, niet werden nagekomen. ‘Men vond het partijbelang toch belangrijker dan het zwarte belang.’

Genet was ‘niet negatief’ over het ontstaan van het Zwart Beraad. ‘In de Bijlmer is de omgang over het algemeen veel directer dan elders in Amsterdam. Je hebt een aantal echte Bijlmer-believers. Een kwart van de Bijlmer-bewoners zweert bij de aard, de opzet en de mogelijkheden die de wijk biedt. Daaromheen zit een driekwart aan andere culturen en dat kan tot andere uitingen leiden. Als je regeert, moet je vooruitzien. Dan ben ik dwingend. Pas achteraf zag ik in hoe fanatiek ik me had ingegraven om resultaat te boeken.’

En dan nog moet je geduld hebben, zegt hij. ‘Ook voor de industriële revolutie waren immers honderd jaar nodig. Het heeft een eeuw geduurd voordat de grote vraagstukken rond de arbeiders werden opgelost.’

Moet zijn PvdA niet eens wat meer haast gaan maken?

‘Dat ben ik met u eens’, zegt hij.

‘We kunnen echt geen eeuw meer wachten’, zegt zij.

Genet noemt het ‘de tragiek van de geschiedenis’: ‘Maar je mag ons er niet op afrekenen dat er niets is gebeurd.’

VOLGENS OLF worden zelfs praktische oplossingen uit de weg gegaan. Ze geeft een voorbeeld. ‘In de samenleving is behoefte aan technische beroepen. In 1993 heb ik al gezegd: laten we de vroegere ambachtsschool naar Zuidoost halen. Want er zijn enorm veel mensen die niet eens een ritje naar de stad kunnen betalen. Haal die school naar Zuidoost en leidt die mensen op.’

Daarmee is Genet het eens: ‘We moeten meer initiatieven nemen voor beroepsopleidingen.’

Even lijken de twee elkaar nader te komen. Olf zegt het met Genet eens te zijn dat haar wijk in ieder geval uiterlijk is verbeterd. Maar: ‘De tweedeling in de samenleving van Amsterdam Zuidoost is enorm. De Bijlmer heeft veel zwerfjongeren. Alleenstaande moeders die niet weten wat ze moeten doen. Ze moeten bijverdienen, hebben drie, vier baantjes, moeten de kinderen alleen op straat laten. De Nederlandse Woonbond constateerde dat de woningcorporatie Nieuw Amsterdam het hoogste percentage uitzettingen van Amsterdam heeft. Je kunt niet meer door de wijk lopen of er worden meubelen naar beneden gegooid: moeten er weer mensen uit.’

‘De huisuitzettingen in Amsterdam en ook in de Bijlmer-hoogbouw moeten niet overdreven worden’, zegt Genet. ‘Er is veel schuldsaneringshulp. Dat neemt niet weg dat er in die eenzijdige Bijlmer-hoogbouwvoorraad mÇÇr mensen in de problemen zitten. Dus zijn daar ook meer huisuitzettingen.’

Wat moet daaraan gebeuren?
Genet: ‘Geleidelijk aan.’
Weer geleidelijk aan?

‘Ja, want je kunt zo'n wijk niet in ÇÇn keer aanpakken en verbeteren. Dan krijg je asociaal beleid, want dan moet iedereen verhuizen. Dat willen we niet. Dus wat hebben wij gedaan? De eerste flat die wij opleverden, Hoogoord, was ingrijpend verbeterd. Een juweeltje, zag er keurig netjes uit, zoals wij dat hadden beloofd. Dus hoezo komen wij onze beloften niet na? We hebben ook andere flats opgeknapt. Ik doe wat ik zeg. Zo ben ik altijd geweest. Ik heb een redelijk betrouwbare reputatie. Daar ben ik best trots op, al heb ik dat nooit prominent in de media geuit. Maar hoe gaat dat met vernieuwingsoperaties? Als je het in dertig jaar redt, ben je een hele knappe jongen. Misschien ben je zestig jaar zoet. We redden het uiteindelijk best. Ik zie geen reden het somber in te zien.’

Zeker niet met de miljoenen subsidies die naar de Bijlmer gaan. Urban-gelden. Maar ook bijvoorbeeld 21 miljoen gulden per jaar voor de Stichting Welzijn Zuidoost.

Hij: ‘Die stichting heeft hele goede programma’s.’
Zij: ‘Na zeven jaar ben ik er nog steeds niet achter waar die stichting nu precies mee bezig is.’
Hij: ‘Ze doet veel aan individuele begeleidingsprojecten. Ze doet hÇle goede dingen.’
Zij, smalend: ‘HÇle goede dingen… het barst er van de sociaal-democraten.’
Hij, verbaasd: ‘Z¢ veel sociaal-democraten zijn er niet.’
Mevrouw Olf, wat heeft u tegen sociaal-democraten?
‘Niets.’
Weet u dat zeker?
‘Ja. Ik word alleen misselijk van hun prachtige beloftes waarvan niets terecht komt.’

DE ARGUMENTEN beginnen zich te herhalen: Olf gaat het niet snel genoeg, terwijl Genet best tevreden is. Er zijn veel projecten bedacht, ge‰valueerd en bijgesteld.
Meneer Genet, doet u er niet wat al te luchtigjes over? Rustig uitproberen, evalueren, beetje bijstellen. Worden zo niet miljoenen guldens verkwist?
‘Wat krijgen we nou?’, roept Genet uit. ‘Het zijn de rechtse balletjes in optima forma die zulke dingen roepen. Je maakt je eerst sterk om miljoenen uit te geven voor diverse maatregelen, krijg je daarna het verwijt dat het niet helemaal goed is gegaan, dat je miljoenen over de balk hebt gesmeten. Je bent een lerende samenleving, je mag fouten maken, en daarna ga je die verbeteren. Ik laat mij geen minderwaardigheidscomplex aanpraten. Hoe moeilijk de omstandigheden ook zijn, je moet gewoon links blijven. Er moet geld voor komen. Basta. Ik blijf onverbeterlijk. Ik blijf doorgaan.’

Mevrouw Olf, bent u niet te hard geweest in uw oordeel dat Genet moet aftreden als voorzitter van het Meldpunt Discriminatie Amsterdam? Toont hij niet een groot hart en enorme inzet?

Olf: ‘Een groot hart, zeker. Maar ik blijf erbij dat Genet moet aftreden. Ik ben een halsstarrig mens.’
‘Ik ook’, zegt Genet.