OOIT HAD IK DE dubieuze eer een toneelvoorstelling van tbs’ers te mogen bijwonen. Na afloop van de sketches en zangnummers was er een informele meet and greet met de acteurs. Het waren overwegend vriendelijke mannen, die zich voorkomend opstelden, maar die een teflonachtige onaanraakbaarheid uitstraalden. Een kille wind woei me tegemoet. Het was alsof robots tegen me spraken. ‘Dag, meneer. Tot ziens, meneer.’
Dit filmjaar moest ik geregeld aan die avond denken. Het is een jaar waarin een bepaald soort onaanraakbare schurk domineert: Batmans aartsrivaal The Joker in The Dark Knight, huurmoordenaar Anton Chigurh in No Country for Old Men, en in mindere mate de gewetenloze oliemagnaat Daniel Plainview in There Will Be Blood. Op het oog heel verschillende mannen, maar in essentie vergelijkbaar. Ze zijn de wild card. Ze staan buiten de maatschappelijke orde, die door de aard van hun wezen aan de kaak wordt gesteld. Alledrie zijn ze ontdaan van een geschiedenis die de wandaden zou kunnen verklaren. Het zijn nihilistische, amorele figuren. Onpeilbaar. Oninvoelbaar. Onmenselijk.
Chigurh (Javier Bardem) en The Joker (Heath Ledger) lijken het meest op elkaar. Wat weten we van hen? Van The Joker zijn geen vingerafdrukken bekend, geen gebitsgegevens, geen naam en geen tweede alias. Wat hij de buitenwereld vertelt over zijn verleden is suspect: hij geeft twee totaal verschillende verklaringen voor de littekens die zijn eeuwige grimas vormen. Zijn gedrag is even onvoorspelbaar als dat van popcorn in een snelkookpan. Chigurh, op zijn beurt, is een natuurkracht die onaangekondigd verschijnt en een willekeurige automobilist zonder veel misbaar met een luchtdrukwapen vermoordt. Hij is doelgericht op een manier die eerder aan de Terminator dan aan mensen doet denken. Je kunt je nauwelijks voorstellen dat Chigurh ooit geboren is en een kind is geweest. Ook zijn verleden is blanco.
Een van de sterkste scènes in No Country for Old Men is simpel in zijn opzet: Chigurh gaat een weddenschap aan met een bejaarde pomphouder.
‘Wat’, zo vraagt Chigurh, ‘is het meeste dat je ooit hebt verloren met het opgooien van een munt?’
‘Meneer?’
‘Het meeste. Dat je ooit verloor. Met een munt.’
Chigurh vist een kwartje uit zijn wisselgeld en gooit het op. Legt zijn hand op de balie met de munt eronder. ‘Kop of munt.’
De oude pomphouder is confuus. Hij heeft niets ingezet. Jawel, zegt Chigurh. Zijn hele leven heeft de man toegewerkt naar dit ene punt, waarop álles op het spel staat. ‘Weet je welk jaar op deze munt staat? 1958. Deze munt heeft 22 jaar gereisd om hier te komen. En nu is hij hier. Dus zeg het maar: kop of munt.’ De inzet, zo wordt duidelijk, is ’s mans leven. Hij kiest. Kop. Het is kop: de man leeft.
Toeval, zo lijkt Chigurh duidelijk te maken, is de bepalende kracht in het bestaan. Regels, moraliteit: allemaal vernis, opsmuk, bagage.
Wanneer hij op het punt staat de evenmin aangename Carson Wells dood te schieten, stelt hij hem deze vraag: ‘Als de regels die je gevolgd hebt je naar dit punt hebben gebracht: van welk nut waren die regels dan?’ Exact hetzelfde houdt The Joker Harvey Dent voor. Alle plannen en slimme ideeën hebben de officier van justitie gebracht waar hij is: in een ziekenhuisbed met een half verbrand gezicht. Wat was de zin daarvan? Waarom dacht hij – denkt iemand – dat het lot te vormen valt?
Er zijn vele interpretaties geweest van Batman, en dus ook van The Joker. Interessant is Grant Morrisons graphic novel Arkham Asylum: A Serious House on Serious Earth (1989), waarin de psychiater van The Joker aan het woord komt. Zij is er niet van overtuigd dat haar patiënt werkelijk gek is. ‘Het is goed mogelijk dat we van doen hebben met een soort super-zinnigheid. Een briljante, nieuwe modificatie van de menselijke perceptie, meer toegesneden op het stedelijk leven aan het eind van de twintigste eeuw.’
Batman mag zich inspannen om het goede in de wereld te redden, The Joker erkent niet eens dat dat goede bestaat. Wat hem betreft is Batman degene die wanen heeft en tegen schaduwen bokst. De acties van The Joker kunnen in dat licht niet wreed of sadistisch worden gevonden: hij is een werktuig van de chaos, het dominante principe in het universum. Zijn minachting voor persoonlijk gewin bewijst dat. The Joker wil enkel de sluiers van schijnbare orde wegslaan en laten zien hoe redeloos de wereld is. Zoals hij Harvey Dent uitlegt: iedereen houdt zichzelf voor de gek met plannen, doelen, leidende principes. Maar niet hij. ‘Ik ben een hond die achter auto’s aanrent. Ik zou niet weten wat ik moest doen als ik er één ving.’
Het beangstigende van deze schurken is dat we hun persoonlijkheid niet begrijpen, maar dat hun logica wel aankomt. Ja, we hebben de schijn van orde nodig. Wie raakt in paniek als alles naar verwachting gaat, zelfs als die verwachting gruwelijk is? Paniek, zo weet The Joker, ontstaat wanneer het ónverwachte gebeurt. De hele wereld zakt dan weg in chaos. ‘En weet je wat het is met chaos? Chaos is éérlijk.’
De meeste filmers zijn geneigd hun schurken een context te geven. Opdat we de morele aftakeling op zijn minst kunnen begríjpen. Zelfs Darth Vader – een man die hele planeten opblaast – was ooit een goeie knul, die zich na herhaalde krenkingen door de donkere kant van de Kracht liet verleiden. Norman Bates, de moorddadige moteleigenaar uit Psycho, werd door een dominante moederfiguur tot waanzin gedreven. Het kwaad bestaat, maar is ook verklaarbaar. En zoals The Joker zegt: op het verklaarbare kunnen we ons instellen.
De realiteit is minder opwekkend. Wanneer een man in een Canadese bus een slapende passagier doodsteekt, het hoofd van het slachtoffer afsnijdt en delen van het lichaam opeet, valt er niets meer te verklaren. Ook door de man zelf niet, die weinig meer uitbrengt dan het verzoek te mogen sterven. Het probleem van een bepaalde categorie misdadiger is diens wezenlijke onmenselijkheid. Zijn persoonlijkheidsgestoorde wetware reageert abnormaal. Het empathisch vermogen ontbreekt. Iets dat voor de meesten van ons niet invoelbaar is.
The Joker en Anton Chigurh passen hun nietzscheaanse nihilisme niet alleen toe wanneer het ze uitkomt. Ze hechten evenmin waarde aan het eigen welzijn. Chigurh lijkt nauwelijks onder de indruk wanneer zijn bot uit zijn arm steekt na een auto-ongeluk, en The Joker verzet geen stap wanneer Batman hem met zijn Batmotor dreigt te overrijden. Doe ook maar, mompelt hij. Het maakt hem in zekere zin onkwetsbaar. ‘Je hebt niets waarmee je me raken kunt’, houdt hij Batman tijdens een gewelddadig verhoor voor. De vuistslagen lacht hij weg.
Het is riskant dit cluster van onpeilbare filmpsychopaten als een teken des tijds te zien. Want: moeten we er dan een gunstige of ongunstige draai aan geven? Dit onverklaarbare kwaad zou een collectieve erkenning kunnen weerspiegelen dat dat onverklaarbare kwaad bestáát. We rekenen af met de geitenwollensokkenbenadering van de criminele geest, die te genezen zou zijn – wat gedeukt uit de jeugd komt, kan ook weer worden uitgedeukt. De pijnlijke waarheid – er zijn weliswaar triggers die eigenschappen tot expressie brengen, maar dan nog zijn er fundamenteel buitenmenselijke mensen onder ons – maakt dat we in elk geval kunnen begrijpen dat we bepaalde wandaden nooit zullen begrijpen. Tegelijk zou de voorliefde voor dit soort boeven ook een uiting kunnen zijn van een decadente desinteresse. Wat maakt de achtergrond en mores van de misdadiger uit – hij deugt niet, en dat niet deugen is cool. In films is de Überboef alleen goed voor de sensatie van rillingen over de rug (en de beste oneliners).
Aan het slot van The Dark Knight bewijzen de bewoners van Gotham het ongelijk van The Joker. Zijn sociale experiment – waarbij de ene veerpont vol evacués de andere moet opblazen, opdat niet beide eraan moeten geloven – loopt op een mislukking uit. Zelfs de meest geharde crimineel blijkt niet bereid op de door The Joker geleverde knop te drukken. Het is een ongeloofwaardige ontknoping. Natuurlijk zal één van al die duizenden evacués niet ‘het juiste’ doen en voor het eigen leven kiezen. No Country for Old Men is wat dat betreft krachtiger in zijn statement: de held sterft roemloos, de sheriff snapt er niets van, de schurk verdwijnt gewond maar in leven aan de horizon.
Zo versterken deze films – de ene bedoeld, de andere onbedoeld – het knagende besef dat The Joker gelijk heeft. De moraalridders spelden ons maar wat op de mouw. Beschaving is vernis. Eronder ligt de chaos.
The Dark Knight draait nog in de bioscopen. No Country for Old Men en There Will Be Blood zijn uit op dvd