
Beleven we een ‘crisis der zekerheden’, van het soort waar cultuurhistoricus Johan Huizinga en natuurkundige H. Groot in de jaren dertig voor waarschuwden? Zij zagen als een van de oorzaken de ‘platte’ media van toen: radio en krant. Of beleven we zelfs een terugkeer naar de overwegend orale Middeleeuwen met hun mengsel van christelijke en heidense overtuigingen, bijgeloof en praktijken? Én de bijbehorende aanvallen van paniek, hysterie en het aanwijzen van zondebokken? Zo ja, waaruit komt die crisis voort?
Om wat meer inzicht te krijgen in hoe de zekerheid in de Middeleeuwen werd vastgesteld stapte ik in het middeleeuwse stadje Oudewater museum De Heksenwaag binnen. Als er over je werd gelasterd, en zeker als je werd beschuldigd van hekserij, kon je gedwongen worden allerlei tests te ondergaan, de drijfproef, de sleutelproef, en ook de weegproef. Leentje Willems liep in 1647 vrijwillig naar deze Waag om te worden gewogen: heksen waren als veertjes zo licht, ze vlogen immers op een bezemsteel door de nacht om hun duivelse praktijken uit te voeren. Voor haar was het van levensbelang, voor de eigen reputatie, en ook om minder last te hebben van de verbale en fysieke aanvallen van lieden die in haar als geletterde, katholieke vrouw van goede komaf een heks zagen.
De vraag hoeveel mensen uit de Nederlanden en de Duitse gebieden hier eigenlijk werden gewogen in een heksenproces is door de gebrekkige archieven niet goed te zeggen. Dat er minder mensen dan in het buitenland ook op de brandstapel eindigden staat wel vast, maar of dit komt door de Nederlandse nuchterheid is onduidelijk. Belangrijker voor mijn interesse voor die heksenprocessen is het feit dat Leentje deze primitieve proef onderging in een jaar dat de boekdrukkunst, waarmee men doorgaans de Renaissance van de burgerlijke cultuur en de nog rationelere Verlichting laat beginnen, al twee eeuwen bestond. De heksenprocessen kwamen dus pas in de eeuwen ná de uitvinding van de boekdrukkunst tot een hoogtepunt.
Zou er een verband kunnen bestaan tussen de komst van een nieuw medium dat de geletterdheid, wetenschap en emancipatie vergrootte en een gelijktijdige regressie naar grote onzekerheid in zaken van geloof, waarheid en gepast gedrag? Met strijd en godsdienstvervolging als resultaat? De Britse historicus Ronald Hutton concludeert in zijn zojuist verschenen boek The Witch dat de heksenprocessen in de kern een oorlog waren van de mannen tegen de vrouw, omdat de figuur van de heks een van de weinige belichamingen was van onafhankelijke vrouwelijke macht die de westerse cultuur heeft opgeleverd.
De heksenjacht, van alle tijden en bijna alle samenlevingen, kwam laat in de Europese geschiedenis. En deze kan volgens Hutton het best worden gezien ‘als onderdeel van het proces van modernisering, gedreven door een geest van wetenschappelijke experimenteerlust’. Die veroorzaakte vrijheid én nieuwe onzekerheid. De theologen en lokale autoriteiten besloten daarom de samenleving te beschermen en deze te zuiveren in religieus en moreel opzicht. Het einde kwam pas in de achttiende eeuw, toen duidelijk werd dat de dreiging niet op bevredigende wijze kon worden gedemonstreerd, en dat de zuiveringen geen overtuigende verbeteringen opleverden.
Aangezien in de Middeleeuwen christendom en heidendom gewoon door elkaar heen liepen, wilden overijverige christenen de grenzen van het orthodoxe geloof markeren. Wilden fanatieke protestanten graag bewijzen dat de rooms-katholieken dat bijgeloof eigenlijk altijd hadden aangemoedigd. En wilden de zich ontwikkelende elites in de steden graag laten zien hoeveel materiële en morele vooruitgang zij hadden geboekt vergeleken met die achterlijke plattelanders.
Dit is de veranderende context van de toverij. Maar welke rol speelde het gedrukte boek hierin?
Welnu, nauwelijks veertig jaar na Gutenbergs uitvinding verscheen in 1487 het boek De heksenhamer, waarin de Duitse geleerde Heinrich Kramer alle mogelijke filosofen en astronomen aanhaalde, en allerlei oude verhalen en sprookjes, en het systematiseerde tot een soort handboek ‘Hoe herken ik een heks?’ Dit boek werd een bestseller en zorgde voor een soort geschreven stolling in de van regio tot regio verschillende verhalen en praktijken inzake religieuze, medische, ‘natuurlijke’ en zwarte magie van zieners, profeten en toverkollen. Veel werd nu op één hoop gegooid onder het trefwoord ‘pact met de duivel’.
Intellectuelen namen hierbij veelal het voortouw. Voor beroemde astronomen, filosofen en natuurkundigen als Keppler, Copernicus, Agrippa en Pascal bestond er geen fundamenteel verschil tussen hun rationele bedenksels en uitvindingen en hun alchemistische of astrologische zoeken naar ‘de waarheid’ of ‘de toekomst’. Overal was magie en ook de politiek en het ‘ware geloof’ zaten er vol mee: handoplegging, zalving, eed afleggen, bidden, en zo meer. Het was juist hun poging om alle natuurlijke en bovennatuurlijke verschijnselen te categoriseren, en om de goede magische natuurverschijnselen en religieuze rituele handelingen te scheiden van de kwade en ‘duivelse’ natuurverschijnselen, die uiteindelijk tot de categoriseerwoede van Linnaeus en Diderot zou leiden, waarmee de Verlichting medio achttiende eeuw definitief doorbrak.
Is de komst van internet, en vooral ‘de sociale media’ vanaf 2006, in zijn effecten te vergelijken met de betekenis van het gedrukte boek voor de Renaissance en Verlichting enerzijds en de schaduwzijde van deze modernisering, de heksenprocessen, anderzijds? Als we ons beperken tot de afgelopen paar maanden zijn er drie gebeurtenissen en ontwikkelingen die een vergelijking in mijn ogen relevanter maken dan deze op het eerste gezicht lijkt.
De eerste betreft de verdrijving van de Rohingya uit het overwegend boeddhistische Myanmar (Birma) van regeringsleider Aung San Suu Kyi. De helft of meer van de in totaal 1,4 miljoen moslims is al gevlucht over smalle kustpaadjes naar buurland Bangladesh, verdreven door militante nationalistische boeddhisten en de strijdkrachten, met als legitimatie aanslagen van enkele extremistische Rohingya-strijders. Op de achtergrond zagen we de rook van hun verbrande dorpen. De beelden haalden het journaal. Een 555-actie werd overwogen maar kwam er niet. De Stichting Samenwerkende Hulporganisaties (sho) vindt naar verluidt de situatie ‘te complex’.
Hoewel de voorgeschiedenis van dit drama inderdaad complex is, wordt nu één factor als doorslaggevend beschouwd bij de uitbarsting van het etnische geweld. Die factor heet internet. Lees: fake news en hate speech. Toen in 2012 de censuur werd afgeschaft beschikte vier procent van de zestig miljoen Birmezen over een smartphone, in 2015 was dat de helft, en nu nog veel meer. Zowel regeringskranten in Rangoon alsook Myanmar-kenners als journaliste Minka Nijhuis en antropologe Saskia Kunst schrijven de uitbarstingen van geweld na 2012 tussen boeddhisten en moslims mede toe aan de meldingen op Facebook over geweld door moslimfundamentalisten: ‘Mijn boeddistische vrouw is door een Rohingya verkracht, en hij woont daar.’ Deze haatcampagne werd geleid door de hyper-nationalistische monnik U Wirathu. Het oplaaiende geweld leidde tot honderden doden en tot honderdduizenden mensen in vluchtelingenkampen. En nu dus tot de verdrijving van het grootste deel van de hele Rohingya-bevolking.
De tweede gebeurtenis was de conferentie afgelopen september die de Raad voor de Mensenrechten van de VN in Genève hield over de toename wereldwijd van hekserij in de wereld. Vooral ‘mensen met albinisme’ – zo’n twintigduizend in het Westen en iets minder in Subsahara Afrika – zouden steeds vaker worden gemarteld en gedood omdat zij als duivelse heksen worden gezien. Dat zij totaal onschuldig zijn aan hun pigmentloze huid hoeft geen betoog.
De derde ontwikkeling is de kolkende stroom van beschuldigingen die via nieuwe en oude media over Amerika en West-Europa golfde naar aanleiding van de aanklachten tegen Hollywood-tycoon Harvey Weinstein wegens aanranding en verkrachting. Ook de Nederlandse kranten en omroepen barstten uit hun voegen van de woedende woorden en gepijnigde kreten van Nederlandse vrouwen (en ook enige mannen) over hun ervaring met seksuele ‘grensoverschrijding’ door meestal in hiërarchie hoger geplaatste mannen. Van nafluiten en schunnige grapjes tot de ernstigste vormen van verkrachting. Sommige commentatoren en schrijvers van brieven en ingezonden stukken noemen de metoo-actie een noodzakelijke bewustwording bij mannen, anderen een regelrechte revolutie ten gunste van de vrouw, en weer anderen een heksenjacht. Voor een heksenjacht waarschuwde ook de omstreden regisseur Woody Allen. Een topvrouw in Hollywood diende hem van repliek. Zij zei, anoniem, tegen The New York Times, die de zaak-Weinstein onthulde: ‘Ik hoop dat het een heksenjacht is. Ik hoop dat het een zuivering is. Onze branche kent mensen die wij kwijt moeten. Iedereen kent ze.’ De krant vroeg alle vrouwen die contact opnamen om Weinstein aan te klagen of ze over bewijzen beschikten. Een zei verontwaardigd: ‘Bewijzen? IK ben het bewijs.’
Midden in een publicitaire orkaan zoals nu inzake #metoo, en het windhoosje van #ihave, waarbij eerlijk en naar, rijp en groen, groot en klein door de lucht vliegen, is het nog te vroeg om de gevolgen op lange termijn voor de samenleving te overzien. Wel kan en moet de aloude vraag bij dit soort commotie worden gesteld: welke rol spelen de media? Hebben ze simpelweg verslag gedaan van de zich ontwikkelende orkaan? Of zijn bepaalde media aan te wijzen als de bron van de sociaal-politieke acties, of als ‘deeltjesversneller’?
Over de vraag naar de relatie tussen media en maatschappij is nooit consensus ontstaan. Sommigen zeggen: het is een kip-of-het-ei-kwestie, maar ook dat is te simpel. Het is vaker een wisselwerking tussen kip en ei, en niet zelden is het kip en ei ineen. In geval van opwinding is er soms eerst de stille woede, dan de explosie waarna iedereen grijpt naar de steen of het wapen, of naar het medium dat voor het grijpen ligt en te gebruiken valt. Dan komen er vaak allerlei onvoorziene krachten vrij. Maar soms is er een kleine groep activisten die doelbewust en met succes media gebruikt om de sfeer op te hitsen, en de passieve, tolerante burgers om te vormen tot demonstranten of tot wraakzuchtige, gewelddadige ‘zuiveraars’.
De komst van nieuwe media heeft altijd tegenovergestelde gevoelens losgemaakt: de ene groep reageert lyrisch – ‘het paradijs op aarde is nakende!’ – en de andere denkt dat het nieuwe medium zal leiden tot verderf der zeden of tot de ondergang van de hele beschaving. De drukpers, de fotografie, de film, de radio, de televisie kregen hetzelfde dubbelzinnige onthaal. Internet werd het eerste nieuwe medium dat na 1990 bijna unisono door regeringen, politici en gewone burgers werd toegejuicht. Het paarse kabinet riep heel het land op zo snel mogelijk de ‘digitale snelweg’ op te gaan, ‘want we mogen de boot naar de 21ste eeuw niet missen’.
De waarschuwing van futuroloog Alvin Toffler in zijn bestseller Future Shock uit 1970 dat de computer een ‘informatiesamenleving’ zou opleveren, die zou gaan lijden aan een ‘information overload’, werd als onzin weggezet. Internet gold tot en met de succesvolle ‘netroots’-campagne van Barack Obama na 2006 als een democratiserend en hoopgevend medium: ‘Change, yes we can.’ Typerend voor het optimisme was de rede die oud-veiligheidsadviseur Zbigniew Brzezinski in december 2008 gaf: The Global Political Awakening. De kernpassage: ‘Voor het eerst in de geschiedenis is bijna de hele mensheid politiek geactiveerd, politiek bewust en politiek interactief. Mondiaal activisme genereert een opleving in de zoektocht naar cultureel respect en economische kansen in een wereld die littekens draagt van herinneringen aan koloniale en imperiale overheersing.’ Hij zag één minpuntje: ‘Het Amerikaanse publiek is jammerlijk onder-opgevoed over de wijdere wereld.’
Acht jaar later noemde Tom Nicols, auteur van de bestseller The Death of Expertise, in NRC Handelsblad de verkiezing van twitteraar Donald Trump een uiting van de kenniscrisis in Amerika: ‘We zijn geobsedeerd geraakt door het aanbidden van onze eigen onwetendheid (…) Kennis is niet belangrijk meer, de emotie achter het verhaal juist wel. De tijd van het kampvuur is weer terug.’
Sinds de verkiezing van Trump is het optimisme over internet en ook over de oude media in Amerika omgeslagen in een ongekend pessimisme, onder vooral diegenen die hadden gehoopt dat nu iedereen zender was geworden ook iedereen zou worden gehoord in de ‘e-democracy’, of ‘electronic townhall’ zoals het koesterend werd genoemd. De ‘global village’ zou vooral dorps zijn en gezellig, de burger zou voortaan mondig en welingelicht zijn, en de democratie zou opbloeien tot een interactieve, rationele overleg- en inspraakdemocratie. Politicoloog Benjamin Barber moest twintig jaar na zijn bestseller Strong Democracy (1984) tot zijn spijt vaststellen: ‘De dominante vorm van het web-leven is vandaag noch civiel noch democratisch, maar commercieel (…) en voor sterke democraten deel van het probleem geworden, niet van de oplossing.’ Ook de communicatiewetenschappers Stephen Coleman en Jay G. Blumler moesten toegeven dat internet een ordinaire roeptoeter was geworden, geen medium voor dialoog.
Sinds de verkiezing van twitteraar Trump gaat er geen dag voorbij of er verschijnt een nachtmerrieboek over de omineuze gevolgen van de huidige internetwereld. Zoals van Obama’s adviseur Cass R. Sunstein, die dit jaar in zijn boek #Republic alle politieke onheil verklaart met het fenomeen van de zogeheten filterbubbel, een naam die Eli Pariser al in 2011 had gemunt om aan te geven dat mensen op internet alleen met gelijkgezinden praten en zo hun mening in beton gieten en daarna gezamenlijk de verbale oorlog tegen de andersdenkenden beginnen. Om die verbale loopgravenoorlog desnoods op straat voort te zetten met echte honkbalknuppels, zoals in Charlottesville.
De woede die nu met #metoo is losgebarsten kunnen we deels aan de sociale media wijten, en zeker ook aan de totaal onverwachte zege van Donald – ‘You can grab them by the pussy’ – Trump over Hillary Clinton die drie miljoen stemmen meer kreeg. Dit zou de schaamte over de onderschatting van Trump en de aansluitende woede van zovele vrouwen verklaren die zich nu ontlaadt na de ontmaskering van Weinstein, die Hillary steunde en gold als de ‘feministische producer van Hollywood’.
Dat de seksueel-morele storm al snel de Atlantische Oceaan over waaide en West-Europa overspoelde, heeft behalve met de voortgaande machtsverschuiving tussen man en vrouw ook te maken met de sociale media, Twitter voorop. Veel nieuwe media hebben historisch niet alleen tot tegengestelde gevoelens van optimisme en pessimisme geleid, maar ook tot uitbarstingen van massahysterie. Sommige voorbeelden zijn clichés uit de mediageschiedenis. In 1939 leidde het hoorspel The War of the Worlds van Orson Welles, over de landing van marsmannetjes in Amerika, tot paniek onder duizenden luisteraars, die halsoverkop de stad ontvluchtten.
In Nederland leidde in 1962 de als een commercial georganiseerde tv-actie voor de minder valide medemens, Open het Dorp, tot een hysterie van goedgeefsheid die het land volgens een recensent sinds de kruistochten niet had meegemaakt. Twee jaar later gebeurde het omgekeerde met het als godslasterlijk ervaren item van het cabaretprogramma Hadimassa, wat dezelfde presentatrice Mies Bouman nu geen lof maar uitwerpselen op de deurmat opleverde. Daarna kwam dit soort massahysterie niet of nauwelijks meer voor.

In 1999 leidde internet twee maal tot erupties van opwinding, eerst tijdens The Battle of Seattle waar antiglobalisten tot verbijstering van alle regeringsleiders die de conferentie van de wto bijwoonden massaal de stad wisten plat te leggen. De autoriteiten wisten toen namelijk nog niet goed wat het woord website betekende. Daarna bij The Blair Witch Project, een ‘mockumentary’ over een vermeende moord op wandelaars in een bos, ‘live’ gefilmd tot bijna het einde. Door drie studenten in elkaar geknutseld, maar kunstig via internet ‘viral’ gemaakt, een woord dat toen ook nieuw was. Tien jaar later leek de nieuwe filmfunctie van de smartphone revoluties te kunnen ontketenen, zoals de via YouTube verspreide beelden van de doodgeschoten Iraanse jonge vrouw Neda tijdens de ‘groene revolutie’ in Teheran. Die revolutie kwam niet. In 2011 had iedereen het over de Facebook- en Twitter-revoluties tijdens de ‘Arabische lente’ in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, en we weten allemaal hoe die zijn afgelopen.
In 2012 kende Nederland zijn eigen Facebook-revolutie, Project X in Haren, toen een zwaan-kleef-aan-uitnodiging van een tiener voor haar verjaardagspartijtje tienduizenden mensen naar Haren deed reizen, met veel wodka en bier, en nog meer rellen tot gevolg. Ook dat heeft zich niet herhaald.
Naast de hashtag leek YouTube tenslotte ook al een revolutionair middel om de ellende elders te bestrijden. Een actiegroep besloot in 2012 steun te verwerven voor de opsporing en berechting van Joseph Kony, leider van het Verzetsleger van de Heer, die zich als doel had gesteld overal in Afrika de Tien Geboden weer in te voeren, maar met behulp van kindsoldaten en meisjes die tevens dienst deden als zijn ‘seksslavinnen’. Binnen een maand werd het filmpje honderd miljoen keer bekeken. Kony is tot op heden nog niet gearresteerd, als hij nog leeft.
Nieuwe media hebben dus een vaak eenmalig schokeffect. Daarna laten mensen zich niet zo gemakkelijk meer uit het evenwicht brengen door een soortgelijke gebeurtenis met ditzelfde nieuwe medium. Maar dat lijkt niet te gelden voor Twitter, en dat gold ook niet voor de uitvinding van de boekdrukkunst medio vijftiende eeuw. Twitter is in feite een permanente feed back loop geworden tussen de oude media van krant, radio en televisie en de wereld van zelfbenoemde opiniemakers die altijd en overal hun mening in 140 tekens rondtoeteren. Omroepen die in het groen van het Hilversumse Mediapark met doorzichtig teflon van de wereld zijn afgeschermd, zien in Twitter de link met de echte buitenwereld, met ‘de gewone man’. Voor kranten lijken een groot bereik – ‘Digital First!’ – en een goede reputatie van ‘het bedrijf’ het belangrijkste ‘verdienmodel’ geworden. De angst voor Twitter werd zo groter en groter. Is een artikel trending topic? Geweldig, hoera, nummer 1 op het ‘clicklijstje’. Is er op Twitter kritiek? Hup, schrappen dat artikel. Zo regeert nu ook bij vele oude media niet de nuchtere zelfbewuste analyse maar de angst de tijdgeest te missen, en dus de emotie en de vox populi.
De terechte actie tegen Weinstein en zijn seksistische soortgenoten kon zo uitgroeien tot een naming and shaming-tribunaal waarbij de beschuldigden niet naar de Heksenwaag in Oudewater kunnen lopen. De Britse schrijver Jon Ronson publiceerde in 2015 zijn boek So You’ve Been Publicly Shamed. Hij begon als wereldverbeterende hacker die ceo’s en ander verwerpelijk geacht volk persoonlijk aan de schandpaal nagelde ten behoeve van een betere wereld. Toen hij op zoek ging naar ‘the after life’ van de slachtoffers, zoals de jonge Amerikaanse Justine Sacco, bleek dat door de ‘shitstorm’ na een slechte grap op Facebook haar leven was verwoest: ontslagen, arm en eenzaam. Ronson eindigde zijn zoektocht als twijfelaar aan deze digitale actievorm. ‘We hebben altijd enige invloed gehad op het systeem van het strafrecht. Maar voor het eerst sinds de afschaffing van de schandpaal hebben we de macht om de kracht van sommige straffen te bepalen. En dus moeten we nadenken over de mate van genadeloosheid waarbij we ons comfortabel voelen.’ Hij besloot niet langer deel uit te maken van ‘de uitzinnige publieke veroordeling van wie ook, tenzij ze een grensoverschrijdend iets hebben gedaan dat een werkelijk slachtoffer had’. De casus-Weinstein is natuurlijk zo’n geval, al is er ook dan nog de aloude rechtbank om het vonnis te vellen.
Ronson voorspelde een kwalijke zelfgenoegzaamheid die deze actievorm lijkt te bevorderen: ‘We zien onszelf als nonconformisten, maar ik denk dat dit alles een meer conformistisch, conservatief tijdperk creëert. “Kijk!” zeggen we. “WIJ zijn normaal! DIT is het gemiddelde!” We markeren de grenzen van de normaliteit door de mensen erbuiten aan stukken te scheuren.’
Daders zijn daders. En andere tijden brengen sowieso andere mores. Bezinning, discussie en eventueel rechtszaken of spijtbetuigingen horen daarbij. Maar de vervolging of stigmatisering van zwakke bevolkingsgroepen laat zien dat in tijden van crisis de drang om zondebokken te zoeken nooit ver weg is. Vaak maskeren die het probleem meer dan dat ze een oplossing dichterbij brengen. De acties richten zich dan op de ‘rotte appels’ terwijl het in werkelijkheid de mand zelf is die desintegreert. En al kan het tijdelijk wat spanning verlichten, het resulteert vaak in een ongelooflijk wrede behandeling van onschuldige minderheden, zoals de Rohingya en de mensen met albinisme. De Britse schrijver Charlie Campbell, auteur van Scapegoat (2011), concludeert na zijn ‘geschiedenis van het anderen de schuld geven’ dit: ‘De zondebok is het symbool voor het deel van ons dat we het liefst willen verwijderen, en dat de samenleving op dat moment het meest vreest. Heksen betekenden lust, joden hebzucht, katharen religieuze vrijheid. Maar die personen verwijderen verwijdert niet dezelfde zwakte in de rest van ons.’
Zijn we terug bij de Crisis der Zekerheden die volgde op de uitvinding van de boekdrukkunst medio vijftiende eeuw? In zijn bestseller Homo Deus heeft Yuval Noah Harari het over de nieuwe, seculiere religie van het ‘dataïsme’. Over die nieuwe religie is hij niet optimistisch: ‘Dataïsten geloven dat ervaringen betekenisloos zijn als ze niet gedeeld worden, en dat we geen betekenis in onszelf hoeven, ja kunnen vinden.’ Het dataïsme kondigt volgens hem met trompetgeschal ‘een enorme religieuze revolutie aan, zoals we sinds de achttiende eeuw niet hebben gezien.’ Onderdeel hiervan is dat niemand weet waar al die grote algoritmen, onze nieuwe God, vandaan komen, wie die precies maakt: ‘Dat is het mysterie van het dataïsme.’ En het ‘meten is weten’ gaat gepaard met een opleving in seculiere mystiek, healing en allerhande alternatieve geneeswijzen, goede en slechte.
Dat komt overeen met de periode van twee, drie eeuwen na Gutenbergs uitvinding van de drukpers. De onzekerheid door de toegenomen kennis onder de mensen leidde tot verwarring, verkettering en godsdienstoorlogen. Weinigen luisterden naar de zestiende-eeuwse Michel de Montaigne, de held van de scepsis, of naar de zeventiende-eeuwse natuurkundige, filosoof én mysticus Blaise Pascal die als motto had: ‘Laten we niet zekerheden en vastigheden zoeken in onze bovennatuurlijke betoverde wereld.’
Toen Leentje Willems in 1647 in de Heksenwaag in Oudewater met succes de weegtest aflegde werd er in de Republiek nauwelijks nog iemand op verdenking van hekserij berecht, laat staan ter dood gebracht. Dat was niet alleen het gevolg van voortschrijdend inzicht over de onzin van ‘de heks’, maar ook van het feit dat de intussen protestantse overheden de regie hadden veroverd en die ook wilden behouden over ‘het Woord’. Dat ware woord stond sinds 1637 immers in de Statenbijbel. De Nederlandse overheden bewaakten de grenzen zeer nauwgezet. Er was veel armoe, dus veel opstandpotentieel. En er waren veel dominees die opruiende preken konden houden. Als ze dat deden, en bijvoorbeeld antisemitische ‘hate speech’ uitsloegen, kregen ze een waarschuwing. Als ze braaf predikten, kregen ze aan het eind van het jaar een envelop met inhoud.
In de normale tijden van de Gouden Eeuw domineerden de overheden dus de informatiestromen, net zoals zij dat deden in de tijd van de massamedia in de twintigste eeuw. Maar als de interne en internationale spanningen te groot werden, zoals na 1652, brak er een ware pamflettenoorlog uit. Het pamflet was het toenmalige Facebook en Twitter, bijna alle 1,8 miljoen Nederlanders lazen die of kregen die voorgelezen. De communicatierevolutie eindigde in ‘Gedrukte Chaos’ (Michel Reinders) en daarna in het Rampjaar 1672 met het lynchen van de regentenbroers De Witt. Het stadhouderloze tijdperk (1652-1672) is een schoolvoorbeeld van de fatale wijze waarop spanning, emotie, media en politiek activisme in een onstuitbare neerwaartse spiraal verwikkeld raakten.
De verkiezing van Donald Trump heeft laten zien hoezeer politiek, media en opgekropte emoties een giftig mengsel zijn geworden, met een onheilspellende stuwkracht in de richting van vernietiging. De verdrijving van de Rohingya uit Myanmar laat zien hoe snel in een tijd van politieke omwenteling nieuwe media de tegenstellingen kunnen doen escaleren tot moorddadig geweld. De vervolging van ‘mensen met albinisme’ in met name Afrika laat zien dat de komst van zendmasten op elke heuvel niet hoeft te betekenen dat de rationele communicatie en de vreedzaamheid navenant toenemen. Integendeel. Twitter heeft van de ‘Arabische lente’ tot #metoo laten zien dat een nieuw en emotioneel medium de bestaande of ontluikende hoop, angst en woede enorm kan versterken.
In niet weinig gevallen is het echte slachtoffer het gezonde verstand, de tolerantie, de gang naar de rechter, de inschakeling van een bemiddelaar. En dat is omineus. Want het einde van het liedje kan zijn separatisme en sociale apartheid, in het uiterste geval burgeroorlog. Catalonië laat zien dat dit laatste niet langer een idiote gedachte is. Intussen mag een ieder die gelooft dat media altijd goed zijn of altijd slecht nog eens de Statenbijbel opslaan, Jacobus 3:10: ‘Uit dezelfde mond komt vloek en zegen.’