‘Het tijdperk van nucleair evenwicht nadert zijn einde. Vandaag, voor het eerst in bijna vijftig jaar, staan de Verenigde Staten op het punt om nucleair overwicht te verkrijgen. Volgens ons gesimplificeerde model bestaat er een goede kans dat bij een Amerikaanse verrassingsaanval alle Russische bommenwerpersbases, onderzeeërs en langeafstandsraketten zullen worden vernietigd.’ Aldus schreven vorig jaar twee Amerikaanse politicologen in het gezaghebbende tijdschrift Foreign Affairs. En de Russische legertop huiverde. Of het waar is, is een tweede, en omdat het gissen blijft naar de precieze staat van het Russische kernwapenarsenaal, is dat ook met geen test of analyse vast te stellen. Maar wie niet precies weet wat hij aan moet met Poetins dreigement om kernwapens op Europa te richten, doet er goed aan dergelijke analyses in het achterhoofd te houden. Er bestaan gegronde redenen om te geloven dat de Verenigde Staten in strategisch opzicht een grote voorsprong aan het nemen zijn op Rusland – daarover later meer. Wat dat in praktijk betekent, is niet duidelijk, maar wel dat het in Moskou een angst aanwakkert die in het Westen maar zelden op waarde wordt geschat. Waar commentaren in Nederlandse media unaniem het Russische verzet tegen het raketschild wegwuiven als niet meer dan een diplomatiek spel van ‘sluwe vos’ Poetin, kunnen we maar beter rekening houden met het tegenovergestelde: het betreft hier geen symboolpolitiek, maar bittere ernst.
Het kan de leek niet kwalijk genomen worden als die het debat over het raketschild links laat liggen. Er lopen allerlei gesprekken langs elkaar heen, waarin met onbewezen feiten wordt gewapperd en nieuwe en oude ideologische tegenstelling opduiken. Tijd om de zaken eens op een rijtje te zetten.
Het ‘raketschild’ bestaat uit een handvol militaire bases en schepen waar raketten en radars staan opgesteld. De radars moeten raketten signaleren als die door een vijand zijn afgeschoten, computers berekenen hun vliegbaan, waarna defensieve raketten de vijandelijke uit de lucht moeten schieten. President Bush leent in zijn presentatie van het project opzichtig van zijn voorganger Reagan. Die stelde zijn sdi (een nimmer voorbij de tekentafel gekomen ‘raketschild’ van met lasers bewapende satellieten) in welhaast bijbelse termen voor, als verdedigingswal van de vrije wereld tegen het Kwaad.
Bush’ raketschild heeft sinds 2000 veel tegenslagen gekend. De benodigde nieuwe satellieten lopen vele jaren achter op schema en praktijktesten van de verdedigingsraketten mislukten vaak – ze slaagden alleen soms als vooraf het tijdstip van lancering, doel, vliegpad en de snelheid van de vijandelijke raket in een computer waren ingevoerd. Dat weerhield Bush er niet van de geldkraan wijd open te zetten: volgens de Amerikaanse Rekenkamer heeft het project al meer dan honderd miljard dollar gekost. Er zijn nu lanceerstations in Alaska (met 40 raketten) en Californië (4) en plannen voor stations op schepen (met 130 raketten) en in Polen (10). Radars staan in Californië en Groot-Brittannië en zijn gepland in Boston, Alaska, Groenland en Tsjechië.
Waar dit schild tegen moet dienen, is minder duidelijk dan het op het eerste gezicht lijkt. In zijn verantwoording leunde Bush zwaar op de angst van Amerikanen voor terrorisme en schurkenstaten. In 2004, toen de eerste componenten van het raketschild operationeel werden, sprak Bush van een triomf tegen ‘tirannen die geloven dat zij Amerika en de vrije wereld kunnen afpersen’. Maar Iran en Noord-Korea, de usual suspects in dit geval, hebben geen intercontinentale raketten. Ze werken er wel aan, maar dat is geen sinecure. Iran, het enige land dat door het US Missile Defense Agency in zijn taaksamenvatting bij name wordt genoemd, kan volgens militaire analisten weliswaar binnen een paar jaar raketten vervaardigen die Europa kunnen bereiken, maar kan pas over een jaar of tien intercontinentale raketten ontwikkelen. Maar wat dan? ‘Geloven we echt dat Iran straks Europa met een enkele raket gaat aanvallen en dan achterover leunt om te zien wat de gevolgen zijn?’ vroeg een Amerikaanse analist zich onlangs af.
Voor veel Amerikaanse parlementsleden speelt China een veel grotere rol in hun strategische zorgen, en het raketschild biedt hun een mooie kans om achter een façade van maatregelen tegen anonieme ‘schurkenstaten’ het Gele Gevaar aan te vatten. China heeft namelijk een bescheiden arsenaal intercontinentale raketten, waartegen een functionerend raketschild wel degelijk wat kan uitrichten, met name het flottielje met 130 raketten. En zeker als de VS daarvóór een preventieve aanval op Chinese bases hebben uitgevoerd. Opnieuw werpt zich dan de vraag op of dit schild werkelijk een optie is die de VS nodig hebben.
Het scenario van een Amerikaanse verrassingsaanval voert terug naar de Russische zorgen. We kunnen het er met z’n allen in het Westen over eens zijn dat een paar raketten in Polen niets helpen tegen een grootschalige Russische kernaanval, maar dat is niet het enige oorlogsscenario dat op tafel ligt. De gedachte aan een Amerikaanse verrassingsaanval op het Russische arsenaal mogen we bespottelijk vinden, maar puur militair bekeken wordt zo’n aanval steeds realistischer, omdat de Amerikaanse strategische kernmacht steeds aan kracht wint, terwijl de Russische wegzakt.
Om een paar feiten te noemen. Wegens geldgebrek staan de Russische nucleaire bommenwerpers nog maar op twee luchtmachtbases opgesteld. De resterende negen Russische kernonderzeeërs liggen meestal allemaal tegelijk in de haven. Rusland blijft maar intercontinentale raketten schrappen (waarvan bovendien ruim driekwart zijn beoogde dienstperiode overschreden heeft). De VS daarentegen maken hun arsenaal steeds accurater, hebben geïnvesteerd in radarontwijkende bommenwerpers en hebben verschillende kernonderzeeërs in Ruslands radarloze ‘blinde hoek’ richting Stille Oceaan. Een Amerikaanse verrassingsaanval mag daarom in politiek opzicht absurd zijn, in militair opzicht wordt die steeds realistischer.
Het behoeft geen betoog dat sommige Russische generaals een raketschild in Europa bezien vanuit deze optiek: mocht het in de toekomst goed gaan werken, dan is het nog geen garantie tegen een grote Russische aanval, maar wel een mooi vangnet voor wat nog overblijft, nadat het gros van het Russische arsenaal vernietigd is. Het behoeft ook geen betoog dat sommige haviken in het Amerikaanse Congres deze extra feature van het raketschild alleen maar aantrekkelijk vinden. Misschien niet als militaire optie, dan toch als politiek middel om de groeiende Russische mond weer wat te snoeren.
Andere Congresleden stemmen alleen vóór uit angst voor het stigma soft on national security. En weer andere stemmen voor omdat hun kiesdistrict een deel van het geldverslindende project opstrijkt. Wat Polen, Tsjechië en andere landen in die regio trekt, wordt het best geïllustreerd door Bulgarije’s gemok dat de raketten elders komen: de Centraal-Europese landen zien het raketschild in hun achtertuin als garantie dat de VS hun beschermheer zullen blijven.
Ziehier de onontwarbare kluwen die het raketschild steeds meer wordt. Het is een wapensysteem dat nog niet werkt, waarvoor ook geen garantie is dat het zal werken, waarvan niet duidelijk is tegen welke bedreiging het gericht is en of die bedreiging reëel is, dat bakken met geld kost, waarvan alle betrokkenen hun eigen reden hebben om ervoor of ertegen te zijn en dat grote politieke opwinding in verschillende landen veroorzaakt.
Wie dit alles op een rijtje zet, zal zich terecht afvragen waar toch al die haast voor nodig is om dit nog niet werkende systeem in Oost-Europa te plaatsen. Daar zijn geen militaire, maar enkel politieke verklaringen voor. Het spookbeeld van een nieuwe Koude Oorlog speelt dan ook op, en het was de afgelopen weken evident hoe het vertrouwde vijandbeeld nog in de hoofden zit van de tijdens de Koude Oorlog opgeleide Russische en Amerikaanse leiders. Zo zei Condoleezza Rice: ‘Het idee dat tien raketten en een paar radars in Oost-Europa de sovjetafschrikkingsmacht zullen bedreigen, is belachelijk en iedereen weet dat.’ Het viel haar niet eens op tot iedereen ernaar vroeg: het woord sovjet.
Dit soort uitlatingen zijn meer dan toevallige versprekingen, want meer dan om welk militair feit ook draait het raketschild in werkelijkheid om de vraag of het Westen zichzelf onder leiding van de VS militair moet afschermen van een wereld vol potentiële vijanden, of dat het voor samenwerking en de-escalatie moet kiezen. Praten over het militaire nut van het raketschild heeft weinig zin als dit de geesten werkelijk drijft.
Maar het akelige feit is dat het hier om meer dan een ideologische discussie gaat: de militaire feiten die ermee gepaard gaan, hebben reële gevolgen, inclusief reële gevaren voor Nederland. Dat werd duidelijk toen Poetin vorige week tijdens de G8-top even zijn troefkaart boven tafel liet zweven: het richten van Russische kernwapens op Europa. Die wapens staan nu volgens een verdrag op zee gericht. Het militaire belang van dat verdrag is gering, want de wapens in kwestie zijn snel weer terug te richten. En of het Amerikaanse en het Russische leger zich er ook werkelijk aan houden, is maar de vraag.
Maar tegelijkertijd was dat verdrag ook een erkenning van het feit dat wapens die op een bepaald doel gericht staan, een risico op zichzelf vormen. Sommige wetenschappers menen dat het grootste risico op een kernoorlog bestaat uit een lancering per ongeluk van een kernwapen. Dat Poetin de Russische kernwapens zou willen richten op Europa, betekent spelen met dit risico. Een ‘dreigement dat iets aan het toeval overlaat’, heet dit in politicologische termen: juist het feit dat er iets mis kan gaan buiten je controle om, wordt bij zo’n dreigement gebruikt om druk te zetten op je opponent.
Met deze zet van Poetin is Europa beangstigend snel terug in het hart van een sinister spel dat het in 1989 verlaten dacht te hebben. Dat de aanleiding hiervoor een raketschild is dat niet werkt, maakt dat extra wrang. De remedie die het raketschild zou moeten zijn, lijkt in dit geval erger dan de kwaal.