Computerspellen van tegenwoordig zijn buitengewoon ingenieus. Ze zijn verbluffend realistisch, je kunt autoracen op werkelijk bestaande circuits, oorlog voeren in realistische Bagdad-entourages, de prinses redden uit Lord of the Rings-landschappen en -kastelen en com plete strategische oorlogsvoeringen nabootsen die akelig nauwkeurig zijn, zie Rome: Total War. Je kunt je eigen personage maken en jezelf verliezen in duizelingwekkende groepsspelen die op internet in online communities worden ge speeld, zie het zeer populaire World of War Craft. Voor de meer bloeddorstige spelfanaten heb je Quake: Arena, een first person shooter waarbij je andere online-deelnemers moet zien te doden.
Niels t Hooft probeert in de roman Sneeuwdorp een verbinding te leggen tussen de werelden van de «spelletjes» en de «werkelijke» wereld waarin Kever, het hoofdpersonage van de roman, zich bevindt. Af en toe verliest de held zich in fantasieën rondom de spelletjes die hij in het boek speelt, onder meer The Legend of Zelda, waarin hij een prinses moet redden. Maar vooral bevindt hij zich op Planeet Fractalus, een gevangenisplaneet waar van hij zich moet zien te bevrijden en waar hij in het gezelschap blijkt te zijn van de diverse figuren uit het boek.
«Ze is eindelijk ook verschenen in mijn Fractalus-fantasie.» Die «ze» is het meisje Veerle op wie Kever tijdelijk min of meer verliefd is en die zichzelf uit allerlei emotionele problemen probeert te redden. Iedereen in dit boek zit met zichzelf in de knoop. Ook vriendin Mia, en om haar draait het. Kever rouwt om Mia. Hij was verliefd op haar, is het misschien nog, ze heeft het uitgemaakt, of toch niet helemaal en hij probeert zich van haar los te maken. Computerspelle tjes dienen als metafoor van deze bevrijdingsactie. Kever is op zoek naar zichzelf, zoals dat heet, zoals je ook in computerspelletjes een zoektocht on der neemt.
t Hooft schreef in zekere zin een symbolische roman waarin spellen de emoties van de held in beeld brengen. Als hij Zelda gered heeft uit het kasteel en op weg is naar de uitgang staat er: «Ik ben net een emotionele vluchteling.» Hij voelt zich iemand die op weg is naar een leegte, naar iets wat hij achtergelaten heeft. Mia redden, zichzelf redden, een leegte opvullen: «Dag bo men, ik ga doen of jullie niet meer bestaan. Gedurende mijn afwezigheid mogen jullie wegrotten, afbranden, ontploffen. Mij raakt het niet.»
De vergelijking tussen computerspelle tjes en Kevers leven komt niet helemaal van de grond, ze blijft te vrijblijvend, mis schien is ze zelfs helemaal niet nodig. Het innerlijke leven van Kever is op zich al interessant genoeg, de metaforiek van die spelletjes voegt er niet veel extras aan toe.
Kever zit overigens niet de hele dag te computeren, er gebeurt nog wel iets meer in deze voorzichtige roman, al blijft het weinig spectaculair. Hij gaat van school af, loopt van huis weg, overpeinst zijn relatie met Mia, reist naar de jongere broer van zijn vader die ook een spelle tjesfanaat is, maakt kennis met Veerle, Evelien en Gitaruman, be landt in een sneeuwstorm die uiter aard weer zijn benarde emotionele toestand symboliseert en gaat ten slotte terug naar huis.
Deze schrijver deinst terecht terug voor te lang uitgekauwde emotionele kwesties of existentiële bombast over geluk en eenzaamheid of zoiets. Hij verstopt de emoties in alledaagse, soms zelfs doelbewust naïeve omschrijvingen. Wat meer dwangmatigheid en verwilderde raarheid in de blik van Kever had het allemaal verder uitgetild boven een verslag van een paar dagen uit het leven van een puber.