De eerste werken van Ulrich Rückriem zag ik in 1975. Zulke abstract geformuleerde sculpturen (in de categorie minimal art) waren toen verre van gemeengoed. Daarom begon je je onwillekeurig af te vragen hoe je die eenvoud moest begrijpen. Kunst was toch veel kunstiger? Wat je hier zag waren rechthoekige volumes van natuursteen (uit de steengroeve) die Rückriem via slechts enkele bewerkingen tot geheimzinnige zeggingskracht had gebracht. Een steen kan bijvoorbeeld met een speciale steenzaag in gladde delen worden gezaagd – grafzerken bijvoorbeeld. Maar je kunt hem ook splijten. Eerst boor je op één lijn een rijtje ondiepe gaten in de steen. Soms, ik geloof als de steen zeer hard is, hak je met een beitel een paar gleuven. Vervolgens gaan er pinnen in de gaten (wiggen in de gleuven). Als je daar met een hamer op slaat, begint de steen te splijten, langs een kartelige breuklijn die min of meer recht zijn weg door het volume vindt. Omdat Rückriem vooral volume en, zou ik zeggen, ook gewicht als zijn primaire uitdrukking gebruikt (zoals sommige schilders, als Van Gogh of Appel de dikte van olieverf), werden stenen in hoofdzaak gezaagd of gespleten. Volgens het minimalistisch principe moesten zulke ingrepen overzichtelijk zijn. Volumes werden daarom horizontaal of verticaal, en min of meer rechtlijnig, gedeeld. Het idioom van vormgeving werd zo van nature eenvoudig en abstract. Omdat dit toen nieuw was, waren wij geneigd er in onbeholpen formele beschrijvingen over te praten – om de werken begrijpelijk te maken.

Maar het regende een beetje toen ik, één voor één en langzaam, de zeven stèles van Ulrich Rückriem bekeek die daar op het landgoed Baasdam in Tubbergen zwijgzaam langs een zandweg staan opgesteld. Ze zijn gemaakt van Spaans graniet, een korrelige, licht grijsroze steen – drie meter hoog en zeventig centimeter in het vierkant. Toen ze daar eenmaal stonden, 25 meter van elkaar, leek het (merkte Rückriem zelf ooit op) alsof ze net één of twee stappen uit het bos te voorschijn gekomen waren. Misschien maakten ze die vriendelijke indruk vanwege hun proportie, die er hoewel stevig toch ook vrij slank uitziet.

Ik zag hoe rustig en stil de sculpturen daar stonden. Maar zwijgzaam?

Bij één stèle is de hoogte van driehonderd centimeter vijf keer met een rijtje boorgaten horizontaal gespleten. Bij andere zijn er verder maar één of twee splijtingen, op verschillende plekken maar wel volgens het modulaire stramien. Bij elke zuil zit het onderste van die vijf bijna kubische blokken (60 x 70 x 70) als een fundament in de aarde verzonken – zodanig dat de rij gaten van de splijting net boven de grond zichtbaar is. Bij alle zeven stèles is dat zo zodat ze stevig staan. Ik zag dus hoe rustig en stil de sculpturen daar stonden. Het waren objecten die contemplatie uitlokten. Maar zwijgzaam? Omdat het dus regende was de lucht gevuld met het ritselende geluid van druppels op boombladeren. Ik keek ook naar de regelmatige rij van donkere boorgaten, zeven stuks over de breedte van zeventig centimeter. Ik stelde me voor dat ik door die gaten het donkere geluidloze binnenste kon zien van het graniet. Vanwege zijn korrelige oppervlakte leek de steen wel poreus, zelfs zacht. Omdat het om mij heen ritselde, begon ik me voor te stellen dat er uit de diepte van de steen, uit de boorgaten, een zacht gefluister te horen was, of een neuriën.

Wat dus gebeurde was dat de abstractheid van deze beelden en hun manier van bewerking aan het wankelen raakten en gestalten werden in de verbeelding – zoals wonderlijke dingen kunnen gebeuren in de sprookjes van Grimm. Zo volstrekt onvoorspelbaar is dus de meeslepende zeggingskracht van abstracte vormen. Maar dan, hoe abstract kan een steen zijn die uit de diepte van de aarde komt? Kort geleden is er in Tubbergen nog een ander werk van Rückriem onthuld. Het is een wat scheef volume van dolomiet uit de steengroeve bij Anröchte (Westfalen). De steen daar heeft die olijfgrijze kleur – en dit massieve blok is neergelegd in het midden van een kring van bomen zoals het uit de steengroeve kwam. De splijtingen die we zien, horizontaal en verticaal, waren al aanwezig in de laag waaruit het kolossale blok kwam. Die scheuren waren het gevolg van geologische pressie (heel lang geleden) in de aarde zelf. De sculptuur is als het ware in de aarde gegroeid en komt ons nu daarover vertellen. Want ook hier dacht ik uit de spleten een ver, onverstaanbaar gemompel te horen. Het werk, verder roerloos en vreedzaam, is Ursprung genoemd.

PS: Het landgoed waar deze werken van Ulrich Rückriem zich bevinden heet Baasdam, in Tubbergen, Reutummerweg/Arkeweg. Ze zijn daar neergezet door de Stichting Rückriem in Twente. Zie baasdam.nl voor informatie