Toen mijn vader overleed – en ik kan dit rustig schrijven want het is komende maand 24 jaar geleden – kwam ik in een gekke discussie terecht met de begrafenisondernemer. Discussie is misschien een groot woord. Ik keek verstomd voor me uit, terwijl hij tegen me aan het praten was. Was het praten? Het was denk ik achteraf gezien een staaltje overredingskunst wat hij te berde bracht. Het ging om de tekst op de rouwkaart, tevens overlijdensbericht in de krant.

Waarom ik hier nu weer aan denk, al sluit ik niet uit dat ik hier elke dag wel even aan denk, komt natuurlijk allereerst door de hoeveelheid rouwadvertenties in de krant de afgelopen maanden. Al die varianten op het uitluiden van de dierbare, het zijn er eigenlijk niet eens zoveel als je zo kijkt. Tegen de dood valt niet zo goed op te fröbelen. Een heel klein beetje maar. Dat kleine beetje, daar wilde ik in springen.

Ik weet nog hoe die begrafenisondernemer eruitzag. Zoveel opgegaan in de mist, vergezichten, liefdes, huizen, maar de witte haardos van deze brave man uit Ede, zijn welwillende grijns, het doffe pak dat hij voor de gelegenheid had aangetrokken, ik zie het allemaal nog voor me. Niet dat hij een haatobject is geworden, hij is gewoon mijn hoofd nooit meer uitgegaan. Annie Dillard zou zeggen dat hij onderdeel is geworden van de complexe innerlijke meuk die je overal met je meesleept.

Mijn broers en zus lieten de tekst aan mij over. Ik was immers de schrijver, zij het niet helemaal officieel want mijn vader was er nog. Ik zou hem nooit willen beschamen. Ik denk dat dit meer richting de waarheid komt: ik stond niet toe dat iemand anders over de tekst nadacht. Ik was de baas. Alleen was die begrafenisondernemer daar duidelijk niet van op de hoogte.

Dat ik Annie Dillard aan het lezen ben, is de andere reden waarom ik vanochtend wakker werd met de gedachte aan het overlijden van mijn vader en welke woorden daaraan gewijd mochten worden. Dillard zou je met recht een vrije schrijver kunnen noemen. Ik denk niet de bevrijde schrijver die ik nog voor mezelf in het verschiet heb. Als ik lees hoe zij zichzelf beschrijft als vijftienjarige denk ik dat zij zich nooit door iets of iemand heeft laten weerhouden, van wat dan ook. ‘Doe eens rustig’, kreeg ze haar hele leven te horen. Nu ik dit noteer, aarzel ik toch een beetje. Over haar versus mijzelve bedoel ik. Ik was geen vijftien toen ik me met die begrafenisondernemer moest verhouden, maar 36. Een leeftijd die je al wat meer timide i.c. realistisch geacht wordt te stemmen.

Tegen de dood valt niet zo goed op te fröbelen. Een heel klein beetje maar. Dat kleine beetje, daar wilde ik in springen

Het is allemaal niet zo erg. Laat ik dat alvast maar zeggen.

De vijftienjarige Dillard benijdde boekpersonages die ‘bezwijmden’. Twee jaar lang voelde ze zich continu bezwijmen en continu niet in staat te bezwijmen. Ze heeft het over een overstelpend hart, leegstromende handen, verwekende knieën, naar iets willen happen wat de moeite van het ademen waard was. En dan dat het haar nóg niet lukte het zwart voor de ogen te laten worden. Ik kan nog steeds denken dat de zin ‘mijn vader is dood’ onuitspreekbaar is. Dat hele idee van ach, 24 jaar geleden, dat is dus gewoon niet waar.

Terug naar de man in het doffe pak. Wat hij zei: ‘Je hebt maar één vader.’ Ik zal hier ongetwijfeld bevestigend op hebben geknikt. Of nee, hij zei het erger. Hij had iets bedacht om mijzelf naar een conclusie te laten leiden. Wie weet hoe vaak hij al met dit varkentje te maken had gehad. Ik heb er nooit onderzoek naar gedaan, maar misschien dat rouwadvertenties uit Ede en omstreken wel gekenmerkt werden door dezelfde tekst. Dezelfde hatelijk rustige regel, ontdaan van de voorzichtigste overtreffende trap.

‘Heb je meer vaders?’ Ik denk dat hij dat aan me vroeg, met die grijns. Hij wist het antwoord immers. Volgende vraag, meteen ook de afmaker: ‘En kan die ene dan “de liefste” zijn?’

Ik zei het al. Zo erg was het allemaal niet. Een lieve vader is ook mooi. Maar waarom mogen al die andere achterblijvers dan wel denken dat zij de liefste, zelfs de allerliefste, ten grave dragen? Ik wil het ze toeschreeuwen, dat het niet eerlijk is.