
8.10 uur. Het is nog schemerig, de opkomende zon breekt af en toe door de donkere regenwolken heen. Een jongen van een jaar of acht, basketbalpetje, gympen, fietst over het lege schoolplein naar de fietsenstalling. Binnen in de aula aan een grote tafel drinken zo’n 25 leraren samen een kop thee of koffie. Dat doen ze elke dag met het hele team. De rust en tijd nemen, voordat ze beginnen. Dan loopt directrice Carola Peters, ze draagt een wijde, zwarte jurk vol felgekleurde bloemen en daaronder een zwarte legging, met haar kop thee nog in de hand naar de voordeur. Ook dat doet ze elke dag. Om 8.15 uur gaat de school open. Vaders en moeders stromen binnen, sommige kinderen aan de hand, anderen rennen opgewonden vooruit. Het is al snel een kakofonie van kinderstemmen in de gangen, vermengd met ouders die elkaar groeten terwijl ze de kinderjasjes openritsen en op de kapstok hangen. Peters maakt af en toe een praatje. ‘Hoe gaat het met je zoon?’ vraagt ze aan een moeder over een oud-leerling die nu op het gymnasium zit. Precies om 8.25 is het weer stil. De kinderen, althans de meesten, zitten in hun klas, de deuren gaan dicht.
Efficiency is een sleutelbegrip: alle onderwijstijd die ze hebben, willen de leerkrachten benutten. Dus op tijd beginnen is een van de dingen waar de ‘excellente’ basisschool Het Mozaïek in Arnhem-Zuidoost heel streng in is. Geen tijd verspillen aan geklets of rondjes ‘wat-heb-je-gedaan-dit-weekend?’ Hier wordt onderwijs gegeven. ‘Het begin van de les is heel cruciaal’, verklaart directrice Peters later in haar kantoor. ‘We hebben ouders die hun kinderen te laat brengen een keer voorgerekend hoeveel onderwijstijd hun kind verliest als ze elke dag vijf minuten te laat komen.’
De directrice doet dit werk al 25 jaar en heeft in die tijd een eigen visie over het basisonderwijs in haar school ontwikkeld. Het Mozaïek is om die reden een van de 28 basisscholen in Nederland die het predikaat ‘excellente school’ heeft gekregen van de overheid. Nu al voor het tweede jaar. ‘De school staat in een van de grootste achterstandswijken van Nederland’, concludeert de jury in haar rapport over Het Mozaïek. ‘Ze heeft een complexe leerlingenpopulatie die met forse achterstanden de school binnenkomt. Toch heeft de school getoond dat zij met deze omstandigheden zeer succesvol weet om te gaan.’
8.30 uur. In een lokaaltje naast de aula zitten zeven moeders en twee vaders om een lange tafel. Juf Milja licht hen voor over wat ze over een half uur gaan doen met groep 2b, de klas waar ook een van hun kinderen in zit. Een deel van de ouders moet met de kinderen naar het schoolplein om insecten te zoeken, het andere deel gaat binnen meten. Milja geeft de ouders vast een beetje les. ‘Noem eens een paar insecten?’ De ouders mompelen verlegen: tor, lieveheersbeestje, duizendpoot, mier. ‘Goed zo. Het gaat erom dat jullie de zaken benoemen’, vervolgt de juf. ‘Groter, kleiner, vol, leeg, veel, weinig, eerlijk, niet eerlijk. Zo leren kinderen woorden erbij.’ Ook thuis, in hun eigen taal, is het goed om dat te doen, benadrukt de juf. Als de kinderen zich maar ontwikkelen. De meeste kinderen van Het Mozaïek worden tweetalig opgevoed. Alle ouders hier aan de tafel zijn van niet-westerse afkomst, ze spreken Marokkaans, Turks, Koerdisch, Perzisch of Afghaans. ‘Onderling praten mijn kinderen Nederlands’, zegt een moeder die uit Noord-Irak komt. ‘Maar met ons Koerdisch.’ Een andere moeder lacht: ‘Mijn zoon wil geen Marokkaans meer praten, dus meestal spreken we thuis Nederlands.’
‘Van huis uit hebben veel ouders hier de houding: laat de school dat maar doen’, vervolgt Peters terwijl we door de lichte gang lopen. ‘Wij willen dat ouders meedoen, dat ze weten wat hier gebeurt.’ Daarom heeft de directrice ook het koffie-halfuurtje ingesteld. Moeders mogen tot negen uur blijven hangen in een aparte ruimte. Dat is zo ontstaan, legt Peters uit, ze willen elkaar graag spreken, even uit huis zijn en op deze manier worden ze betrokken bij de school.
‘Kinderen hier leren in verschillende werelden leven’, vervolgt de directrice terwijl ze de deur van de koffiekamer waar de moeders zacht met elkaar lachen en kletsen, weer dichtdoet. ‘Die spagaat is soms ook moeilijk. Ze moeten er echt voor vechten en veel zelf doen.’ Kinderen die goed zijn op school, hebben een belangrijke voorbeeldfunctie in hun gemeenschap. ‘Ouders denken vaak dat ze zelf niks kunnen doen, dat is niet waar. Wij zeggen dat ze hun kinderen vooral moeten stimuleren en steunen. Dat is het belangrijkste.’

9.00 uur. ‘Vandaag gaan we weer tien nieuwe woorden leren’, begint juf Jennifer de taalles. In klas 2a schuifelen de kinderen in een kring op hun stoeltjes. De juf, die klompen draagt en een schoffel in haar hand heeft, pakt een stoel en gaat aan het hoofd van de kring zitten. Ze houdt een plaatje van een tuinman omhoog. ‘Wat is dit?’ vraagt ze de kinderen. Ramadana weet het antwoord. Alle kinderen moeten het nu hardop zeggen. ‘Tuinman’, klinkt het enthousiast uit zo’n twintig keeltjes. De juf gaat verder, dat de tuinman werkt in de tuin, onkruid uit de grond haalt met een schoffel, dat hij daarom klompen draagt en zo nu en dan mest erop doet. ‘Zo nu en dan, wat is dat?’ Opeens gebruikt ze een wat abstracter woord ertussen. ‘Wie weet wat mest is?’ De kinderen giechelen en trekken hun neus op bij de uitleg. Dan gaat ze verder, legt uit dat regenwater wordt opgevangen in een ton. Ze wijst naar buiten. De juf herhaalt, de kinderen zeggen haar na: schoffel, klompen, ton, regenwater, zo nu en dan, onkruid, mest…
‘Wij bieden veel meer woorden aan dan de reguliere school’, vervolgt directrice Peters, terug in haar werkkamer. ‘Kinderen die hier binnenkomen, hebben gemiddeld een lage woordenschat. Ook de autochtone kinderen. Aan het einde van de school is dat nog steeds niet helemaal ingehaald. Zelfs als ze naar het vwo gaan, hebben ze daar nog last van. Zo kwam ooit bij de Cito-toets het woord “Vlaamse reus” voor, een soort konijn. Onze kinderen begrepen er geen snars van. Maar we werken er hard aan om die achterstand bij te spijkeren.’
Het Mozaïek is gaan samenwerken met de peuterspeelzaal in de buurt, daarna kunnen kinderen hier naar de voorschool. Zo wordt al bij kinderen vanaf 2,5 jaar de taalontwikkeling gestimuleerd. En Peters en haar team hebben een eigen methode ontwikkeld om de woordenschat te vergroten. Eerst leerden de kinderen vier nieuwe woorden per dag, volgens het reguliere lesplan. Totdat hier een student van de Universiteit van Amsterdam kwam die een nieuwe manier had ontwikkeld. ‘Samen zijn we dat gaan uitwerken. Nu bieden we tien nieuwe woorden per dag aan volgens een bepaalde systematiek: we geven ze de woorden in clusters, met een verhaal. Daardoor is het makkelijker te onthouden. Zo leren ze veertig woorden per week. Op vrijdag herhalen we alles en consolideren de kennis.’
9.30 uur. Over een kwartiertje hebben de kinderen van groep 2a een korte pauze waarin ze mogen kiezen uit drie activiteiten. ‘Dus’, zegt juf Jennifer, ‘mogen jullie nu vast nadenken wat jullie willen gaan doen in de pauze.’ Ze legt haar vinger op haar mond. Het is ‘denktijd’. De kinderen zitten stilletjes op hun stoel, kijken wat om zich heen, of naar beneden, wiebelen een beetje met hun benen. Een meisje heeft een schoen verloren, ze probeert de andere van onder de stoel vandaan te krijgen zonder op te staan.
‘Oké’, zegt juf Jennifer, ‘nu mogen jullie aan elkaar gaan vertellen wat je wilt doen.’ De kleintjes springen op, doen een hand omhoog en zoeken daarmee een andere opgestoken hand. Ze praten even en zoeken dan weer een ander. Dan moeten ze weer gaan zitten. ‘Noureddine’, zegt Jennifer. ‘Wat wil Sitara zo gaan doen?’ Noureddine denkt even na, ze weet het niet meer. ‘Ahmed, weet jij nog wat Sitara wil gaan doen?’ Ahmed weet het nog goed; ze wil activiteit 3 doen – ‘rijmmemorie’.
Toen Carola Peters 24 jaar geleden op haar dertigste in deze functie ‘rolde’, zoals ze het zelf zegt, ging het slecht met de school. Peters zou tot de sluiting de leiding op zich nemen. Maar ze is direct gaan verbouwen. Eerst letterlijk, ze knapte de boel op, liet de muren in vrolijke kleuren schilderen. ‘Toen ben ik met de inhoud begonnen. Het was een middenstandwijk, de eerste allochtone bewoners waren net gekomen en de school had die omslag laten lopen.’ Daar is ze aan gaan werken. Nu telt de school zo’n 450 leerlingen, werken er 38 leerkrachten en wordt de school geprezen om de goede resultaten. ‘Waar we goed in zijn, is een duidelijke visie die we weten om te zetten naar handelen’, verklaart Peters. ‘En continu dezelfde vraag; wat is er goed voor onze kinderen?’
Alles draait om professionaliteit. Peters heeft in de tijd dat zij de scepter zwaait op school veel aandacht gegeven aan haar lerarenteam. Leerkrachten krijgen regelmatig bezoek in de klas: van adjuncten en intern begeleiders die hen coachen, van specialisten die worden ingehuurd, en ook Peters zelf komt minstens een keer per jaar bij alle groepen zitten. Leraren bespreken ook gemakkelijk onderling problemen waar ze tegenaan lopen. ‘We hadden dit jaar voor het eerst een heel lage Cito-score in een van de twee groepen acht. Dan gaan we kijken: waar zit dat in, hoe komt dat? Dat geeft je weer iets in handen om je eigen onderwijs onder de loep te nemen. Hier is over alles nagedacht. En het is nooit af. Dat is onze kracht denk ik.’

11.00 uur. De kinderen van 2a rennen joelend de gang in. ‘Terug! Allemaal!’ roept juf Jennifer. ‘Zo hebben we dat niet afgesproken.’ De kinderen druppelen gedwee terug de klas in. Ze weten precies wat ze moeten doen: in rijen van twee, hand in hand lopen ze nu voor de tweede keer naar buiten voor een korte pauze. ‘En niet gillen’, herhaalt de juf.
Het predikaat ‘excellent’ reikt het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen sinds twee jaar uit. Op basis van veertien criteria bekijkt een jury welke van de aangemelde scholen in aanmerking komen. Een excellente school krijgt geen extra geld, het is puur om de eer. Wel krijgt bijvoorbeeld Het Mozaïek van zowel het rijk als van de gemeente extra middelen vanwege de buurt en de populatie. Over deze ‘Michelinsterren’ voor het onderwijs, zoals voormalig minister Marja van Bijsterveldt het noemde, is niet iedereen positief. Alleen de subtop zou zich opgeven, en er zou een tweedeling door ontstaan omdat goede scholen straks ook de beste leraren zouden trekken. Maar het ministerie ziet dat anders. ‘Excellente scholen halen het beste uit hun leerlingen’, zo meldt hun website. ‘De scholen zorgen niet alleen voor goede leerresultaten. Ze ondersteunen bijvoorbeeld ook leerlingen die dat nodig hebben.’
Op dit moment is de excellentie van Het Mozaïek echter onderwerp van discussie. ‘Leerlingen excellente school falen’, kopte De Telegraaf. De krant citeert in het artikel uit een nog geheim onderzoek dat de gemeente Arnhem heeft laten uitvoeren. Hieruit zou blijken dat leerlingen van Het Mozaïek weliswaar goede cijfers halen in groep acht en het goed doen met de Cito-toets, maar dat ze in het vervolgonderwijs vaker een niveau zakken, of meer blijven zitten dan kinderen van andere basisscholen.
Peters heeft het rapport nog niet gezien, maar hun kinderen zouden het met name op een bepaalde school met vmbo-tl-afdeling minder goed doen. ‘Er wordt nu naar ons gewezen, dat wij de kinderen hier alleen maar zouden drillen om goede Cito-toetsen te maken’, stelt Peters. ‘Dat is gewoon niet waar. Maar waar ligt het dan aan? Die vraag is interessant. Ligt het aan de ouders? Laten wij hier iets liggen? Ligt het aan het vervolgonderwijs? Zijn zij minder ingesteld op deze kinderen? Onze kinderen redden het niet zomaar op het voortgezet onderwijs.’
11.30 uur. In groep acht mogen de kinderen oefenen met debatteren. Dit weekend doen vijf kinderen uit de klas mee met de landelijke debatwedstrijd voor basisscholen. Ze hebben er zin in, het is een stuk leuker dan rekenen wat ze normaal op deze tijd hebben. Juf Conny wijst aan wie er in de groepen ‘voor’ en ‘tegen’ zitten en wie in de jury. Ze schrijft, terwijl de kinderen zich in twee rijen tegenover elkaar opstellen, de stelling op het digitale schoolbord: ‘Vluchtelingen moeten terugkeren naar hun land van herkomst als de oorlog voorbij is’.
Riam, een meisje met bril en krullende bos haar strak in een staart, springt op en gaat achter de tafel staan. ‘Ik heb drie argumenten voor de stelling. Eén: opbouw; twee: bevolking; drie: vaderland’, betoogt ze met kracht. Moubasher, een tengere jongen met donkere ogen, komt met drie tegenargumenten. ‘Eén: gewend; twee: toekomst; drie: geld verspillen.’ Na beide betogen mogen ook de anderen het debat gaan voeren. Moubasher staat op en neemt nog een keer het woord: ‘Hoe zou jij het vinden als je nu naar je eigen land moest gaan? Je kent wel de taal, maar je hebt je vrienden hier.’ Daarop staat Riam weer op: ‘Ik zou het geweldig vinden als ik nu naar Marokko mocht.’ Moubasher: ‘Maar waar is Jantje of Kees dan in Marokko?’
Peters maakt met haar team duidelijke keuzes. ‘We kunnen onze tijd maar één keer uitgeven.’ Op Het Mozaïek wordt naast taal veel aandacht besteed aan kennis van de wereld en burgerschapsvaardigheden. ‘We komen hier denkbeelden tegen die soms niet helemaal passen in de samenleving’, vervolgt Peters. ‘Zoals over de aanval op de Twin Towers of over homoseksualiteit.’ Soms maakt ze mee dat kinderen hun ogen dichtdoen bij een item van het Jeugdjournaal, dan zeggen ze dat ze zoiets niet mogen zien. Na veel protest van de ouders hebben ze het kruis van de mijter van Sint gehaald, evenals de varkentjes van de ramen, maar ze gaan bij Het Mozaïek de discussie niet uit de weg.
Zo was er laatst een les over ‘het diner’: wat staat er dan allemaal op tafel? De ouders zeiden: waarom moet daar een fles wijn bij staan? Kan die niet weg? ‘Ik heb uitgelegd dat ze dat moeten leren, moeten weten dat dit in Nederland gebruikelijk is.’ Door de kinderen te laten debatteren, leren ze andere standpunten te verdedigen, ze zien dat er ook een andere kant is aan een verhaal. ‘Je kunt anti-Israël zijn, maar beargumenteer het dan, en begrijp dat er ook mensen zijn die voor zijn’, vervolgt Peters. Twee jaar geleden is Het Mozaïek Nederlands kampioen geworden bij de debatwedstrijd. ‘Normaal winnen scholen uit plaatsen als Laren. Wij zijn vaak de enige zwarte school die hieraan meedoet. Onze leerlingen vallen op, ook hun taalgebruik. Maar ze staan er en weten te overtuigen.’
12.00 uur. Nadat de jury besloten heeft dat ‘voor’ de beste onderbouwing van de argumenten had, moeten ze nog een half uur rekenen. Juf Conny wil eerst de ‘basiskinderen’ bij haar aan de ronde tafel, daarna de ‘plussers’. De leerlingen wisselen van tafels, een deel gaat in stilte voor zichzelf werken. Conny heeft het debatteren ingevoerd op school. ‘Ik vind dat iedereen een stem moet hebben’, legt ze uit. ‘In de wijk is veel geweld, ik wil ze leren dat ze er niet altijd direct op in hoeven te slaan, dat ze ook met woorden veel kunnen.’ Ze draait zich om naar het schoolbord en begint met de rekenles over percentages. ‘Als iets 4,50 euro kost, maar er zit 50 procent korting op. Hoeveel kost het dan?’ Drie leerlingen steken fanatiek hun vinger op.
‘Onze kinderen komen nauwelijks de wijk uit’, vervolgt Carola Peters. Ze kijkt even naar buiten waar de jongste kinderen ondertussen pauze hebben en op het plein spelen. ‘Hun wereld bestaat uit hun familie, tv-kijken, boodschappen doen in winkelcentrum Kronenburg en huiswerk maken.’ Daarom biedt de school ook na schooltijd van alles aan: naar de bioscoop of een museum gaan, zelfs naar de golfbaan zijn ze geweest. Om te helpen bij beroepskeuzes bezoeken ze een ziekenhuis, omroep Gelderland, een fabriek in de buurt. ‘We proberen hun wereld uit te breiden.’

13.00 uur. De leerlingen van groep 5a moeten zo veel mogelijk woorden opschrijven met ‘ng’ en ‘nk’ klanken. ‘Vergelijk je lijstje met je schoudermaatje’, zegt meester Harm – coöperatief leren heet dat, ook een speerpunt van de school. Zo leren de kinderen samenwerken en delen. De kinderen duiken met hun neus in hun schriften en beginnen ijverig te schrijven. Meester Harm gaf eerder les op een school in Rotterdam, met dezelfde doelgroep, maar hier is het heel anders. ‘Er is zo’n sterke visie op wat ze willen. Er wordt veel meer van ons verwacht. En we krijgen goede begeleiding en coaching. Je bent hier als leerkracht continu in ontwikkeling, je wordt serieus genomen. Dat is echt erg leuk.’
‘Het lijkt makkelijk als je nu in de klas komt kijken’, lacht directrice Peters. ‘Maar als een leerkracht nieuw is, zien we dat direct in de resultaten terug.’ Veel dingen die leraren op Het Mozaïek moeten kunnen, leren ze niet op de pabo. ‘Wij hebben hier een planmatige, systematische aanpak. Het duurt drie jaar voor een leerkracht onze werkwijze beheerst.’ Belangrijk is structuur, rust en orde. ‘Anders krijg je direct de straatcultuur binnen. Dat betekent dat je continu alert moet blijven. We willen een veilige plek creëren. Kinderen moeten weten waar ze aan toe zijn. Je moet heel energiek zijn als je hier werkt. En in ontwikkeling blijven, dat is ook wat wij stimuleren. Dat is de sleutel. Blijven ontwikkelen.’
14.00 uur. De school gaat uit. De kinderen rennen naar buiten, de ouders staan weer bij de deur. Wat directrice Peters nog wil verbeteren? Ze zucht. ‘We hebben negen tijdelijke leerkrachten, voor deze school is dat funest. Dat wil ik als eerste oplossen. En verder blijven we op zoek naar wat we kunnen doen om deze kinderen verder te krijgen. Zodat ze een kans hebben.’
Beeld: (1) Voorlezen wie de meeste woordjes heeft met ng en nk (2) Schoolhoofd Carola Peters bij de voordeur (3) Jury bij het ‘debatteren’ (4) Op naar de speelplaats.