Er sloop niet alleen een enorme tragiek in het leven van André Hazes, maar ook in de uiteindelijke erkenning van de muziek die dat leven opleverde. De omarming van het samenvallen van vorm en vent was het meest massaal en breed na John Appels documentaire Zij gelooft in mij. De bedenkelijkheid van de daaropvolgende erkenning school in de ironie die zichtbaar door die erkenning heen sijpelde: Hazes was cult en tegelijk camp, en dat laatste is de meest dodelijke van alle omhelzingen. Wat het allemaal nog tragischer maakte, is het vermoeden dat Hazes zelf verlangde naar andere muziek bij zijn levensverhaal. Hij hoorde de lokroep van de blues, en ook na het floppen van zijn bluesalbum bleef hij die horen, terwijl zijn publiek al lang voor hem had bepaald welke Hazes het wilde horen en welke Hazes hij moest blijven. Dus zag hij er de laatste jaren uit zoals de blueszanger die hij wilde zijn, maar klonk hij naar het levenslied dat zijn publiek wilde horen.

Het is onmogelijk de carrière van Hazes’ kinderen te volgen zonder geregeld te denken aan dit schuren tussen droom en daad van hun vader. André Hazes junior en zijn zus Roxeanne begonnen hun loopbaan beiden als nadrukkelijke nazaat: op albums en live zongen ze veel nummers van hun vader, en de overige nummers bleven binnen de lijnen die het genre van de volksmuziek zichzelf oplegt en die simpelweg neerkomt op: hoe duur de productie ook, als het maar goedkoop klinkt. Interessant wordt het nu ze uit die schaduw stappen. André Hazes junior nog voorzichtig, met teksten en stijlkeuzen die zich niet meer automatisch in het verlengde van die van zijn vader begeven. Maar de breuk van Roxeanne Hazes is radicaler.

Eerst was er dit jaar al Roxeanne’s bijdrage aan het album van Thijs Boontjes Dans- en Showorkest, het duet Ballade van de moord. Het was een verademing om haar te horen in een andere, veel spannendere tekstuele en productionele omgeving. Het contrast tussen haar fluisterzang en de uithalen in het refrein (‘Als ik nou zeg dat ik nog van je hou/ Is het te laat nu voor spijt en berouw?’) was uitgesprokener dan alles wat ze tot nu toe had gezongen, en het nummer speelde spannend met de conventies van het levenslied, door eruit te putten en er tegelijk een morbide draai aan te geven.

Maar nog veel uitgesprokener, ronduit een openbaring zelfs, is haar single Ik was toch je meisje. Het nummer staat pal op een kruispunt van pop (geweldige vingerknip, fantastisch refrein), rock (goed gitaartje), liefdesdrama (puntige violen), r&b (‘Ik weet ik bitch/ Maar wat jij flikt is niet normaal’) en zelfbewustzijn (‘Je smeekt weer om een nieuw begin/ Maar schat het heeft geen zin’). Maar de ware ster van dit nummer is degene die het zo stoer zingt, verlost van de zijigheid die haar verleden eiste. Zo klinkt dat dus, wanneer een zangeres jaren heeft kunnen rijpen in de schaduw van een vader en binnen de cocon van een strikt gedefinieerd genre, en daar nu met een luide knal uitbreekt.


Roxeanne Hazes speelt 7 september in de Melkweg in Amsterdam