
Een korrelige zwart-witfoto met daarop een viertal griezelige figuren in het trappenhuis van een vervallen pand. De bejaarde man rechts draagt een donkere mantel en een ooglap en houdt, net als de grijze vrouw bij de linker trapleuning, een kandelaar met brandende kaarsen vast. In het midden staat een stijlvol jong koppel dat schichtig om zich heen kijkt. Vraag: welke titel zou u aan deze droomscène geven? a) Vampierendans; b) Stemmen uit het hiernamaals; c) Goed gezelschap.
Wie via de datingsite Parship op zoek gaat naar de ware liefde laat zo min mogelijk aan het toeval over. Nog voordat de vrijgezel een charmante profielfoto heeft geselecteerd, wordt hij of zij onderworpen aan een uitgebreid verhoor. Geen simpele vragen over de wensen voor een toekomstige partner, maar een uitgekiende persoonlijkheidstest. Zo wil Parship weten of u liever met het raam open of dicht slaapt, bij welke huiskamertemperatuur u zich het prettigst voelt, waar u graag zou willen wonen en van welke muziek u houdt. Twintig minuten en tachtig vragen verder verschijnt er een lijst met partnervoorstellen, compleet met ‘matchingpunten’. Die zijn berekend door een algoritme van 136 regels dat de antwoorden razendsnel heeft verwerkt en vergeleken met de profielen van andere singles. Zie hier het Parship-principe, een formule die u, zo belooft de website, ‘zal helpen om de partner te vinden die echt bij u past’.
Dit is niet zomaar nattevingerwerk, leert navraag bij Parship. De methode leunt op de ideeën van socioloog Georg Simmel, de psychoanalyse van Sigmund Freud (dat verklaart vast de droomscène), en de empirische onderbouwing komt van Hugo Schmale, een professor aan de Universiteit van Hamburg die in de jaren zestig al partnerschapstesten ontwikkelde voor tijdschriften. Inmiddels kan zijn koppeltechniek in computercode worden gegoten.
Niet alleen Parship zet digitale rekenkracht in om de perfecte levensgezellen te vinden. Er zijn talloze datingsites die, elk op hun eigen manier, vertrouwen op algoritmen om de kans op ware liefde te optimaliseren. Neem de start-up FaceDate, ontwikkeld door een stel Amerikaanse studenten. Op die app geen ellenlange vragenlijsten, maar het simpele verzoek om een paar foto’s te uploaden van mensen die je aantrekkelijk vindt. Software voor gezichtsherkenning scant vervolgens automatisch de database, op zoek naar uiterlijke matches. In de kern draait aantrekkingskracht toch voornamelijk om looks, redeneren de oprichters. De bedenkers van GenePartner gooien het weer over een compleet andere boeg. Voor een kleine 250 dollar krijg je een dna-kit thuisgestuurd om speeksel af te nemen, dat je vervolgens mag opsturen naar een laboratorium in Zwitserland. Daar wordt je genetische profiel ontleed en koppelt een algoritme je aan jouw biologische zielsverwant. Het motto van GenePartner: ‘Love is no coincidence’.
Hoe uiteenlopend hun benaderingen ook zijn, over één ding zijn deze koppeldiensten het eens: de zoektocht naar liefdesgeluk kan een stuk efficiënter en algoritmen kunnen daarbij helpen. We hoeven niet langer tastend rond te dolen in de hoop per toeval de liefde van ons leven tegen het lijf te lopen, met de huidige technieken kunnen we het lot naar onze hand zetten. Nog voor de eerste ontmoeting kan een computer al voorspellen of dit amoureuze avontuur überhaupt een kans van slagen heeft. Dat kan een hoop tijd, moeite en ongemakkelijke afspraakjes schelen. Tegelijkertijd voelt zo’n kille, mathematische benadering een beetje unheimlich. Verliefdheid, dat is toch het gevoel van vlinders in de buik, van volledig in beslag worden genomen door een raadselachtige hunkering die zich niet laat rationaliseren? Daten is een fijnzinnig romantisch spel van aftasten en verleiden. Is dat dan allemaal overbodige opsmuk? Valt zoiets geheimzinnigs als liefde werkelijk te vangen in een droge rekensom?
Voor Christian Rudder lijdt dat nauwelijks twijfel. Sterker nog, de Amerikaan is ervan overtuigd dat hij al een belangrijk deel van de code heeft gekraakt. Rudder, een 41-jarige wiskundige met een diploma van Harvard, is een van de oprichters van OkCupid, een enorm populaire datingsite uit de Verenigde Staten. In een officieuze ted-talk laat hij zijn licht schijnen over de ‘wiskunde achter online daten’. Een algoritme is een systematische manier om stap voor stap een probleem op te lossen, legt hij uit. En het vinden van een geschikte geliefde is in principe een oplosbaar probleem als alle andere. De kunst, vertelt Rudder, is om iets mysterieus als menselijke aantrekkingskracht om te zetten in hapklare brokken die je aan een computer kunt voeren. Data dus.
Die data verzamelt OkCupid eenvoudigweg door gebruikers een schier eindeloze reeks van vragen in te laten vullen. Hun methode oogt een stuk minder gesofisticeerd dan de Parship-formule. In plaats van een psychologische test te doen om een persoonlijkheidsprofiel op te stellen, vraagt OkCupid rechtstreeks naar je eigenschappen, interesses en voorkeuren. Bij iedere vraag kun je bovendien invullen hoe je wil dat je ideale partner zou antwoorden en hoe belangrijk de vraag voor jou is. Het match-percentage dat vervolgens wordt berekend is volgens Rudder niets minder dan de ‘wiskundige uitdrukking van hoe gelukkig je met iemand zult zijn, gebaseerd op wat OkCupid weet’. Hoe meer data, hoe accurater de voorspelling.
‘Het vermogen om fenomenen uit de echte wereld te vertalen naar een taal die microchips kunnen begrijpen is de belangrijkste vaardigheid die iemand vandaag de dag kan bezitten’, zegt Rudder in zijn ted-praatje. En onze capaciteiten om menselijk gedrag in harde cijfers te gieten, om het ogenschijnlijk ongrijpbare kwantificeerbaar te maken, groeien met de dag. Nu al laten internetgebruikers overal datasporen achter die, eenmaal op de juiste manier gefilterd en geanalyseerd, een diepe waarheid zouden onthullen over wie we zijn en wat we willen. Dat is althans de stelling van de bestseller die Rudder in 2014 publiceerde. In Dataclysm: Who We Are (When We Think No One’s Looking) legt hij op een toegankelijke wijze uit hoe een mathematische blik op de duizelingwekkende databerg patronen blootlegt die anders verborgen zouden blijven. Het helpt ons volgens Rudder om de wereld om ons heen beter te begrijpen. Dataclysm bevat geen waarschuwingen over Big Brother-taferelen, maar is een onbezorgde verkenningstocht van de mogelijkheden van Big Data. ‘Het idee is om onszelf te leren kennen aan de hand van cijfers in plaats van verhalen. Of eigenlijk: om op zo’n manier te leren denken dat cijfers het verhaal worden.’
Het klinkt als een voorbode van wat Yuval Noah Harari het ‘dataïsme’ noemt. In zijn boek Homo Deus schetst de Israëlische historicus een toekomstbeeld waarin de mens een welhaast religieus geloof koestert in de allesverklarende kracht van data. De antwoorden op de raadsels des levens zoeken we niet langer bij een almachtige God, nee, dankzij de wetenschap en technologie is de mens zelf almachtig geworden, met het computeralgoritme als modern orakel. Ook de liefde is niet immuun voor de Big Data-revolutie, voorspelt Harari. Nu biologen en neurologen inzien dat de mens zelf weinig meer is dan een complex algoritme begeven computerwetenschappers zich op het terrein dat voorheen was voorbehouden aan relatietherapeuten. ‘Luister naar je hart’ zal weldra klinken als een achterhaald advies; ‘luister naar de wiskundige formule’ luidt het nieuwe devies. Volgens Harari is het slechts een kwestie van tijd voordat Google ons kan vertellen met wie we lang en gelukkig zullen leven.
Het achterliggende idee is dat dit soort techbedrijven ons (in de toekomst) beter kennen dan wij onszelf. Dat Facebook je seksuele geaardheid al weet voordat je er zelf uit bent of je op mannen of vrouwen valt. Dat Amazon een product verzendt voordat je op de ‘bestel’-knop hebt gedrukt. Dat Apple voorspelt dat een huwelijk gedoemd is te mislukken, lang voordat de scheidingspapieren zijn ondertekend. Dat bol.com je bestookt met advertenties voor babyproducten al voordat je een zwangerschapstest hebt gedaan. Of dat je je met een gerust hart kunt laten uithuwelijken door een algoritme, omdat Big Data kan verklappen wie jouw soulmate is. >
Het is een claim die veel datingsites nu al maken, zij het met de nodige slagen om de arm. Maar zelfs in de meest voorzichtige bewoordingen zijn het misleidende beloftes die berusten op wetenschappelijk drijfzand, stelt Eli Finkel. De psycholoog die als hoogleraar is verbonden aan de Amerikaanse Northwestern University doet al jarenlang onderzoek naar liefde en relaties. Zijn laatste boek, The All-or-Nothing Marriage, gaat over de structuren van een succesvol modern huwelijk. Finkel staat bekend als een vooraanstaand criticus van algoritmische matchingdiensten. Hun methodes rammelen vaak aan alle kanten, zegt hij. ‘Intuïtief is het misschien geen gekke gedachte dat iemand die van Woody Allen-films houdt een goede match zou zijn voor een andere Woody Allen-fan. Alleen klopt het empirisch niet. Er is geen wetenschappelijk bewijs dat zulke trivialiteiten kunnen voorspellen of mensen romantisch bij elkaar passen.’
Websites als Parship en OkCupid maken een methodologische fout, legt Finkel uit. Ze beweren met platte vragenlijsten iets zinnigs te kunnen zeggen over iets driedimensionaals als een relatie. Ze winnen de informatie van geïsoleerde individuen – karaktereigenschappen, voorkeuren, hobby’s – om te voorspellen welke twee samen een gelukkig liefdesleven voor de boeg hebben. Op een heel basaal niveau werkt dat misschien, zegt Finkel. Zo heeft een diepgelovige katholiek waarschijnlijk een grotere kans op een geslaagd huwelijk met een christen dan met een atheïst. Maar verder hebben individuele data eigenlijk bar weinig voorspellende kracht, stelt Finkel: ‘Een relatie ontstaat per definitie pas op het moment dat twee mensen met elkaar in contact komen en elkaar leren kennen. Tijdens die interactie kun je zien of mensen daadwerkelijk een klik hebben. Of een stel een prikkelend seksleven heeft, of het constructief ruzie maakt – dát zijn goede indicatoren. Het probleem is natuurlijk dat dit soort informatie niet voorhanden is op het moment dat een vrijgezel inlogt op een datingsite.’
Een algoritme kan misschien een primitieve voorselectie maken, zodat de vijver waarin de single vist wat overzichtelijker wordt, maar veel meer hoeven we van de huidige computermodellen niet te verwachten, denkt Finkel. ‘Ik ben optimistischer over de “ouderwetse” manier van koppelen. Gewoon: vrienden of kennissen die voor Cupido willen spelen en hun sociale netwerk afspeuren naar leuke kandidaten. Zij pakken het eigenlijk fundamenteler aan dan de onpersoonlijke algoritmen van datingsites. Het algoritme dat tussen onze oren zit is een stuk verfijnder, het is het product van honderdduizenden jaren evolutie. Dat werkt vaak beter dan het invullen van een vragenlijst.’
Voor Jean Meyer was dat de reden om een datingapp te lanceren waarin het algoritme juist zo’n klein mogelijke rol speelt. Waar zijn concurrenten het koppelen zo veel mogelijk uitbesteden aan computers wil de oprichter van Once juist terug naar de menselijke maat. Eens per dag verschijnt er een nieuwe match op de Once-app van de vrijgezel, handmatig geselecteerd door een matchmaker van vlees en bloed. Net als Finkel heeft Meyer geen enkel vertrouwen in de Big Data-methode van sites als OkCupid – hij heeft zo zijn eigen theorie over hoe aantrekkingskracht werkt. ‘Wat maakt dat twee mensen verliefd worden? Dat ze beiden van de Beatles houden? Onzin! Waar het werkelijk op aankomt is of iemand de juiste uitstraling heeft. Geen algoritme of vragenlijst ter wereld kan dat vatten.’
Wat voor hobby’s iemand heeft, of hij een sloddervos is, of zij van horrorfilms houdt – eigenlijk is het allemaal nutteloze informatie, gelooft Meyer. Daarom verwerkt het algoritme van Once, dat in Nederland zo’n honderdduizend actieve gebruikers heeft, enkel de meest basale gegevens: locatie, geslacht, seksuele geaardheid. De menselijke matchmakers krijgen de instructie mee om zo veel mogelijk af te gaan op het beeldmateriaal. ‘Foto’s bepalen 95 procent van de match’, zegt Meyer. ‘Hoe iemand zich kleedt, waar de foto genomen is, of iemand met vrienden poseert – dat soort dingen vertellen je ontzettend veel over de persoon.’ Meyer sluit niet uit dat het in de toekomst mogelijk wordt dat computers zulke informatie uit een foto kunnen distilleren, maar vooralsnog is de technologie niet zo ver. Vandaar dat Once aangewezen is op de enige machine die hier wél goed in is: het menselijk brein. ‘Onze hersenen zijn getraind om dat soort conclusies te trekken uit visuele waarnemingen’, zegt Meyer. ‘Wij kunnen gezichten lezen en op basis van iemands voorkomen inschatten wat voor een type het is. Als we een stel tortelduifjes op straat zien weten we vaak onmiddellijk of ze goed bij elkaar passen.’
Kan technologie ons helpen om de ware liefde te vinden? De vraag die hier logischerwijs aan vooraf gaat is of we überhaupt wel begrijpen hoe amoureuze aantrekkingskracht werkt. Een algoritme levert immers alleen de gewenste resultaten wanneer je weet wat je moet invoeren. Uit een rondgang langs allerlei datingsites en matchmethodes blijkt dat de meningen daarover nogal uiteenlopen. Parship gelooft dat een persoonlijkheidstest uitkomst biedt, volgens GenePartner is het een kwestie van dna, OkCupid heeft genoeg aan een simpele vragenlijst en bij Once draait het vooral om het uiterlijk. Alle vier menen ze de sleutel tot de ware liefde te hebben gevonden. En alle vier schermen ze met wetenschappelijke studies om hun unieke formule te onderbouwen.
Het stoort psycholoog Eli Finkel dat zulke datingsites zichzelf hullen in de mantel der wetenschap. We moeten deze wetenschappelijke claims met een flinke korrel zout nemen, waarschuwt hij, ze dienen vooral pr-doeleinden. Samen met enkele collega’s publiceerde Finkel een paar jaar geleden een artikel waarin ze stap voor stap uitleggen hoe de algoritmische koppelaars hun werkwijze wetenschappelijk kunnen valideren. Tot nu toe heeft geen enkele datingdienst de handschoen opgenomen. ‘Terwijl het toch echt geen ingewikkelde wetenschap is’, zegt Finkel.
Ook Parship blijkt niet bereid om zijn algoritme kritisch onder de loep te laten nemen door onafhankelijke onderzoekers. ‘Dit is onze Coca-Cola-formule’, verklaart een woordvoerder desgevraagd per mail. ‘Het is ons belangrijkste bezit en een bedrijfsgeheim, dat gaan we niet publiek delen. We zijn geen universiteit of een onderzoeksinstituut, we zijn een commercieel bedrijf.’ Volgens haar is het feit dat de trouwkaarten binnenstromen op hun kantoor en dat er baby’s bestaan die zonder hun computercode nooit geboren zouden zijn voldoende bewijs dat het Parship-principe wel degelijk werkt.
Natuurlijk kan een datingsite een prima plek zijn om nieuwe mensen te leren kennen, erkent Finkel, al was het maar omdat vrijwel iedereen in hun database op zoek is naar een relatie. Maar zolang overtuigende peer reviews uitblijven doen de vrijgezellen die geloven dat liefdesalgoritmen hen naar ‘de ware’ zullen leiden er goed aan om hun verwachtingen bij te stellen, zegt Finkel. Ga er dus niet vanuit dat een matchpercentage van 91 een garantie is voor een leuke date. En schrijf iemand met een lagere score niet direct af.
Dat de zoektocht naar de ideale partner geen louter wiskundige kwestie is, betekent niet dat liefde een ondoorgrondelijk mysterie is, benadrukt Finkel. Met zweverige praatjes over hoe liefde ons verstand te boven gaat, hoef je bij hem niet aan te komen. ‘Ik ben een wetenschapper, geen dichter.’ En als psycholoog is hij dag in, dag uit bezig om de liefdespuzzel op te lossen. ‘We hebben al een behoorlijk betrouwbaar principe van aantrekkingskracht’, zegt hij. ‘Zo weten we bijvoorbeeld dat twee personen die een romantische klik hebben elkaars lichaamshouding en taalgebruik onbewust nabootsen.’ Alleen kunnen de huidige algoritmen nog niet met dit soort informatie overweg.
Maar wat niet is kan nog komen, gelooft Eli Finkel: ‘Technologie wordt steeds beter om informatie op te pikken die je onmogelijk kunt lospeuteren door zelfrapportage. Er wordt op dit moment al software ontwikkeld die in real time lichaamstaal en spraak kan analyseren. Dat kan uitkomst bieden. Stel je voor dat een vrijgezel eerst op een serie speeddates gaat achter de webcam. Na afloop kan hij dan op zijn beeldscherm de resultaten daarvan bekijken, voordat hij besluit met wie hij face to face wil afspreken.’