Een Marokkaanse vrouw in een van de kassen, 31 maart

Almonte – Vijftien jaar lang ging het goed. Hafida el Moukrazi was tevreden, haar werkgever was tevreden. Elk voorjaar reisde ze van haar dorp bij Larache in Marokko naar de Zuid-Spaanse provincie Huelva om daar drie of vier maanden aardbeien te plukken. Na afloop van het oogstseizoen in Andalusië keerde zeterug naar huis, naar haar acht kinderen en arbeidsongeschikte man. Het werk op het land was zwaar en het loon – nog geen vijftig euro per dag – naar West-Europese maatstaven schamel, op het schandalige af. Maar het was altijd nog tien maal zoveel als ze in Marokko op het land kon verdienen. Haar gezin leefde er het hele jaar van.

Hafida el Moukrazi (44) was het bewijs dat het kan. Geslaagde circulaire migratie bestaat. Brusselse bureaucraten bedoelen daar ‘herhaalde legale migratie door dezelfde persoon tussen twee of meer landen’ mee, en Spanje is er de pionier van in Europa. Onder beleidsmakers en academici is circulaire migratie de laatste jaren een modewoord geworden. Het enthousiasme waarmee zij het begrip omarmen is begrijpelijk: eindelijk een positief antwoord op het migratievraagstuk.

Circulaire migratie is een vorm van arbeidsmigratie. Pleitbezorgers spreken van een win-winsituatie. Niet alleen voor migrant en werkgever, maar ook voor het land van herkomst en dat van bestemming. Circulaire migratie biedt een flexibele oplossing voor tijdelijke tekorten op de arbeidsmarkt, houdt de lonen laag – al krijgt dit aspect doorgaans minder nadruk – en levert desondanks toch gemotiveerd personeel op. De
gastarbeider van de 21ste eeuw komt voor een vastomlijnde periode en taak, heeft een retourticket op zak en raakt niet ontworteld. Hij of zij behoudt het contact met familie, vrienden en de eigen cultuur. Het land van herkomst ontvangt deviezen, en het gastland krijgt door de beperkte verblijfsduur van de heen-en-weermigrant geen gedoe met integratieproblemen. Het klinkt allemaal mooi. En inderdaad: ondanks de
zware arbeidsomstandigheden prijsde ook Hafida el Moukrazi zich gelukkig.

Tot aan het ongeluk. Op 30 maart 2021 was ze met haar collega’s een vrachtwagen aan het laden. Ze sprak met moeite een paar woorden Spaans, maar dat maakte niet uit. Ze werkte al jaren voor hetzelfde bedrijf, Doñana 1998 van de gebroeders Mato, en kende alle facetten van het werk. Als chef kwaliteitscontrole gaf ze leiding aan vijftig andere Marokkaanse vrouwen. Niemand had zoveel ervaring als zij.

Plotseling reed de vrachtwagen achteruit. El Moukrazi werd geraakt en brak haar heup. Na acht dagen in het ziekenhuis werd ze naar huis gestuurd. Huis wil zeggen: een van de bouwketen op de plantage die tijdens de oogst gebruikt worden als onderkomen voor de Marokkaanse seizoensarbeidsters. Hier heerst een strikte hiërarchie. De stenen huizen zijn voor de Oost-Europeanen, de bouwketen – zonder airconditioning – voor de Marokkanen. In het voorjaar kan het al erg heet worden in Zuidwest-Spanje.

Hafida el Moukrazi had veel pijn. Lopen kon ze niet, laat staan werken. Dat was voor haar een ramp. Wie hier niet werkt, verdient niets. Ook als dat komt door een arbeidsongeval buiten je eigen schuld. Het bedrijf liet haar aan haar lot over. De eerste maand na het ongeluk hielp een Marokkaanse collega haar met aankleden en naar de wc gaan. De twee maanden daarna bracht ze alleen door in de bouwkeet op het omheinde en bewaakte terrein van Doñana 1998 – aardbeienbedrijven in Huelva hebben zich de voorbije jaren steeds meer afgesloten van de buitenwereld. Eten kreeg ze van haar collega’s.

De houding van haar baas Juan Mato was op slag veranderd. Van gewaardeerde medewerkster degradeerde El Moukrazi tot wegwerpproduct. Zo voelde ze dat tenminste, vertelt ze een jaar later in het sobere lokaaltje van de Andalusische Arbeidersvakbond sat in Almonte, een dorp van 23.000 inwoners in het hart van de aardbeienstreek. ‘Muy mal, Juan Mato, muy mal’, zegt ze bitter over haar ex-werkgever, ‘heel slecht’. Maar het ergste is dat ze haar acht kinderen moet missen. De jongste is zes. ‘Ik weet niet waar zij nu van moeten leven. Ze gaan niet naar school. Sinds het ongeluk hebben we geen inkomen meer en kan ik het schoolgeld niet betalen.’ Af en toe krijgt haar gezin voedsel toegeschoven van de buren. Terwijl ze haar verhaal vertelt, moet ze soms moeite doen haar tranen te bedwingen. Dat lukt niet altijd.

Gelukkig kan ze rekenen op de Andalusische arbeidersbond sat. Het Sindicato Andaluz de Trabajadores/as is de enige vakbond die iets doet voor de onderklasse van de seizoensarbeiders. De bond is gehaat onder de aardbeientelers, een machtige belangengroep in Huelva. Vakbondsstrijd gaat immers gepaard met het publiekelijk aanklagen van misstanden. Dat leidt tot verhalen in de binnen- en buitenlandse pers die kostbare gevolgen kunnen hebben.

Zo verbrak Salling Group, marktleider in de Deense detailhandel, in maart definitief de handelsrelatie met een van de voornaamste aardbeienleveranciers van Huelva. Verontrust door reportages over vrouwen die in de kassen blootstaan aan straffen, vernederingen en een extreme werkdruk hadden de Denen vorig jaar de verkoop van roodfruit uit Huelva voorlopig stopgezet. Om de werkomstandigheden ter plekke zelf te beoordelen stuurden zij een team inspecteurs naar Zuidwest-Spanje. Toen hun de toegang tot bepaalde fincas geweigerd werd omdat ze zich zonder afspraak aan de poort hadden gemeld, was de maat vol. De Deense supermarktgigant besloot het fruit van de producent in kwestie voorgoed uit de schappen te weren.

Na de oogst moest Hafida el Moukrazi haar biezen pakken. De baas van Doñana 1998 wildedat ze tegelijk met haar collega’s terugkeerde naar Marokko. Dat was vorig jaar juni. El Moukrazi zei dat ze niet naar huis kon omdat ze nog medische controles en fysiotherapie in Huelva had. Volgens haar baas was dat geen probleem. Hij had met ‘de dokter in Marokko’ gesproken; daar zou de behandeling worden voortgezet. El
Moukrazi kent haar land. Ze wist dat geen enkele instantie haar behandeling zou betalen, en zelf had ze geen geld omdat ze niet had kunnen werken. Ze weigerde vrijwillig te vertrekken uit de bouwkeet op het bedrijfsterrein. ‘Dan gooi ik je eruit’, zei haar baas. En dat deed hij.

Er was nog een andere reden waarom El Moukrazi niet terug kon naar Marokko. Als ze Spanje zou verlaten, zou ze haar recht op ziekengeld en een mogelijke schadevergoeding voor het ongeluk verliezen. Het was een moeilijk besluit, maar terugkeren naar Marokko met lege handen was geen optie. Haar gezin was afhankelijk van haar inkomsten.

Het verhaal van Hafida el Moukrazi staat niet op zichzelf, verzekert vakbondsleider José Antonio Brazo. ‘Het laat zien hoe de circulaire arbeidsmigratie in de praktijk werkt’, zegt hij. ‘Als je hier aardbeien komt plukken en ziek wordt of een ongeluk krijgt, word je uitgekotst. Hetzelfde staat je te wachten als je protesteert tegen de arbeidsomstandigheden. Je komt op een zwarte lijst, en dan kun je het verder wel vergeten om hier ooit nog eens te mogen werken.’

Kassen in de Zuid-Spaanse provincie Huelva, 1 april

Twee decennia geleden begon de Zuid-Spaanse roodfruitsector seizoensarbeiders in Marokko te werven. Contratación en origen werd dat genoemd, werving in het land van herkomst. De collectieve werving stond onder toezicht van de Spaanse overheid die daarvoor tijdelijke verblijfs- en werkvergunningen verstrekte. Om de snel groeiende productie van frambozen, bramen, bosbessen en vooral aardbeien van het land te halen, waren elk jaar tienduizenden buitenlandse handen nodig. Ondanks de structureel hoge werkloosheid in Andalusië was vrijwel geen Spanjaard meer bereid dit zware en slecht betaalde werk te doen. Maar in Marokko bleken de mensen in de rij te staan voor een contract van drie of vier maanden in de fruitpluk met terugkeerverplichting.

In de vierde wereld is het heel normaal: werknemer betaalt werkgever. Een extreme vorm van uitbuiting

Antonio Alvarado weet er alles van. Hij is hoofd van de afdeling Arbeid en Immigratie van de regeringsdelegatie in de provincie Huelva. Hoe de circulaire migratie hier werkt? Het begint met een bilateraal akkoord tussen Spanje en Marokko, legt hij uit. Nadat de jaarlijkse behoefte aan arbeidskrachten in Huelva is vastgesteld, gaat het arbeidsbureau in Marokko op zoek naar kandidaten. Ze moeten ervaring hebben in de agrarische sector en een leeftijd die geschikt is voor het werk op het land, liefst tussen 18 en 45 jaar.

Jaarlijks heeft de roodfruitsector in Huelva ongeveer 55.000 seizoenswerkers nodig. Dat is tenminste het officiële cijfer van de Spaanse sociale zekerheid, gebaseerd op het aantal werknemers dat wit werkt en sociale premies afdraagt. Iets minder dan de helft van deze dagloners komt uit de Europese Unie, vooral uit Roemenië en Bulgarije. Twintigduizend komen uit landen van buiten de EU. Dit zijn overwegend Marokkanen, Malinezen en Senegalezen met een verblijfsvergunning. En ten slotte zijn er de circulaire migranten uit Marokko: 11.200 dit jaar. Deze groep bestaat volledig uit vrouwen. Dat is opmerkelijk, want de overige seizoenswerkers zijn voor het merendeel mannen.

Hoe dat komt? ‘Het is een erfenis van twintig jaar geleden’, zegt Alvarado. ‘Toen kwamen de eerste seizoensarbeiders uit Marokko hier werken in het officiële programma van circulaire migratie. Het waren mannen, en na de oogst keerde bijna niemand terug. Dat veroorzaakte een gigantisch maatschappelijk probleem in Marokko. Die mannen lieten hun gezinnen in de steek. Na de aardbeienpluk gingen ze rondtrekken door de Europese Unie.’

Zo kwam het idee op om vrouwen in plaats van mannen te gaan ronselen in Marokko. Dat zou de kans op terugkeer moeten verhogen. En hoewel het bevorderen van terugkeer minstens evenzeer een Europees als een Marokkaans belang was, suggereert Alvarado dat het juist de Marokkanen zijn geweest die de keuze hebben gemaakt om alleen vrouwen te selecteren voor de aardbeienpluk. Tot verdriet van de Spaanse en Europese autoriteiten, dat dan weer wel. ‘Wij hebben erop aangedrongen deze dynamiek te veranderen’, zegt hij. ‘Het lijkt ons niet normaal en ook niet legaal dat vrouw-zijn een van de functie-eisen is om hier te komen werken. Als overheid kunnen we niet toestaan dat banen aangeboden worden onder deze voorwaarde. Geen enkele arbeidsbemiddelaar in de Europese Unie kan zo’n eis stellen. Het idee dat er beroepen zijn die alleen door mannen of juist alleen door vrouwen uitgeoefend kunnen worden is voor ons onaanvaardbaar.’

Je hoeft dus geen vrouw te zijn om in aanmerking te komen voor de circulaire migratie? ‘Nee’, zegt Alvarado resoluut. Stelt Marokko die eis dan? Alvarado aarzelt even. Dan zegt hij: ‘Daar heb ik geen gegevens over. Ik ken de Marokkaanse arbeidswetgeving niet zo goed. Misschien dat zo’n eis daar onder bepaalde voorwaarden nog wél kan.’ Na enig doorvragen erkent hij een advertentie onder ogen te hebben gekregen waarin het Marokkaanse arbeidsbureau voor het seizoenswerk in Huelva uitdrukkelijk op zoek was naar vrouwen met jonge kinderen. Tijdens het verblijf van hun moeder in Spanje blijven de kinderen achter in Marokko. Een sterkere stimulans – of dwangmiddel – om terugkeer te verzekeren is nauwelijks denkbaar. Het terugkeerpercentage ligt nu rond de 95.

‘Die advertentie was van enkele jaren geleden’, zegt Alvarado. ‘Waarschijnlijk is de situatie nu anders. Hoe dan ook, deze banen betekenen een kans voor vrouwen. Ze helpen een kwetsbare groep in Marokko vooruit. Circulaire migranten krijgen een bepaald aantal werkdagen gegarandeerd. Zo zijn deze vrouwen verzekerd van een minimuminkomen.’

Volgens het hoofd Arbeid en Migratie van de regeringsdelegatie in Huelva kun je de voorkeur voor vrouwen net zo goed zien als een vorm van positieve discriminatie. Maar hij erkent dat niet iedereen er zo tegenaan kijkt. ‘Bij de buitenwereld heerst de gedachte dat wij bewust een bepaald profiel hierheen halen, personendie makkelijk te onderwerpen zijn: plattelandsvrouwen uit een land dat het niet zo nauw neemt
met de rechten van werknemers. Dit idee heeft deze vrouwen veel schade berokkend. Natuurlijk kun je naar elk fenomeen kijken met een positieve of een negatieve blik. Dat is het punt. Het is maar net hoe je de feiten wil interpreteren. Je hebt altijd mensen die zich niet aan de regels houden. Maar in het algemeen kun je niet zeggen dat dit een sector is die zijn werknemers slecht behandelt. Integendeel.’

Vriendinnen op bezoek bij bij Nadia Elabdi (ex-circulaire migrant) in de sloppenwijk El Pinar, Lucena del Puerto, 31 maart

Van de regeringsdelegatie in het centrum van Huelva-stad naar de naaldbossen van Lucena del Puerto is het een klein half uur rijden. Het is eenritje van de eerste naar de vierde wereld. Hier ontmoet ik Nadia Elabdi (32) uit Marokko. Ze woont sinds twee jaar in El Pinar, een van de tientallen sloppenwijken in de bossen rond de aardbeienplantages. Deze asentamientos zijn illegaal. Ze worden getolereerd, maar blijven verstoken van de meest elementaire voorzieningen. Geen vuilophaal, geen water, geen licht. Sterker nog, de gemeente sloot onlangs op een nabijgelegen picknickplaats de kraan af. Er maakten te veel migranten uit de omliggende sloppenwijken gebruik van. Het was een waterkraan met aanzuigende werking.

Zonder een spoor van schaamte laat Nadia Elabdi haar krotwoning zien: een hut van hout en plastic met een door dekens afgescheiden woonkamer en keuken, een kampeergasstelletje, een met plastic overspannen patio, meubels van de straat. Haar openheid verrast me. Migranten die geen succesverhaal kunnen vertellen, doen er gewoonlijk alles aan om de werkelijkheid van hun dagelijkse leven te verhullen. Foto’s zijn taboe. Door de sociale media is het risico te groot dat je familie en vrienden thuis achter je ellende in het beloofde land komen. Schaamte en schuldgevoel over de ‘mislukking’ overheersen. Elabdi heeft daar schijnbaar geen last van. En ondanks haar bittere armoede oogt ze opgewekt, sterk en optimistisch.

Vijf jaar geleden kwam ze hier voor het eerst werken in de aardbeienpluk. Drie maal keerde ze na de oogst terug, zoals dat hoort volgens de regels van de circulaire migratie. De vierde maal bleef ze. Waarom? ‘Ik had problemen met mijn echtgenoot’, zegt ze. ‘Hij sloeg mij, was altijd dronken en rookte veel hasj. Hij vond dat hij niet hoefde te werken, want dat deed ik wel in Spanje. Hij nam me al het geld af dat ik hier had verdiend. Als ik hem niks meer kon geven omdat het op was, begon hij weer te slaan.’ Veertien jaar heeft ze het volgehouden, om wille van haar drie kinderen. Toen was ze het zat. Twee jaar geleden besloot ze samen met een vriendin na de aardbeienoogst in Spanje te blijven. In de tussentijd heeft ze haar kinderen alleen gezien via live chats op de telefoon. Dat doet pijn. Maar toch is het hier beter dan in Marokko. Hier is ze tenminste verlost van haar huistiran, Alhamdulillah.

Eens in de twee weken komt het Rode Kruis eten uitdelen in de nederzettingen. Dat is mooi, maar lang niet genoeg om van te leven. Elabdi heeft geen papieren, dus werk vinden valt niet mee. Op zoek naar een zwart baantje loopt ze zulke grote afstanden dat haar voeten pijn doen. Maar via een Marokkaanse vriend die voorman is op een plantage heeft ze nu toch iets gevonden. Twee dagen per week mag ze daar aardbeien plukken. Op zaterdag en zondag, dan zijn er geen controles van politie en arbeidsinspectie.

Een werk- en verblijfsvergunning is de droom van alle illegalen. Elabdi is geen uitzondering. Om die papieren te krijgen moet je een arbeidscontract van ten minste een jaar kunnen overleggen. Alleen is zo’n jaarcontract voor de meeste migranten onbereikbaar. De enige uitweg is dan een werkgever stimuleren om je in dienst te nemen. Dat kost veel geld. Vier- of vijfduizend euro is de prijs op de zwarte markt voor een jaarcontract. In de vierde wereld zijn dit soort dingen heel normaal: werknemer betaalt werkgever. Een extreme vorm van uitbuiting die tegelijk in het voordeel is van beide partijen – een paradox die alleen gedijt in deze schemerwereld van haast feodale ongelijkheid.

Migranten zonder papieren zijn tevens een makkelijke prooi voor oplichters. In maart werden in Niebla, vlak bij de nederzetting van Elabdi, vier Spaanse mannen opgepakt, onder wie een fruitteler. Ze hadden tachtig migranten opgelicht door hen frauduleuze arbeidscontracten te verkopen voor een half miljoen euro in totaal. Met enige regelmaat verschijnen dit soort berichten in de pers. Het topje van de ijsberg: de meeste migranten zonder papieren doen geen aangifte uit angst het land uitgezet te worden.

‘Hoeren, we sturen jullie terug naar Marokko, in jullie land sterven jullie van de honger’

Maar denk niet dat het een treurige boel is bij Nadia Elabdi thuis. In de patio van haar krotwoning zijn vier Marokkaanse vriendinnen op bezoek. Na het werk op het land komen ze hier elke dag thee drinken. Er wordt druk gepraat en veel gelachen. Net als Elabdi tot twee jaar geleden werken haar vriendinnen hier in de oogstmaanden via het officiële programma van circulaire migratie. Ze wonen vlakbij, op het terreinvan hun werkgevers in met stapelbedden volgestouwde bouwketen zonder privacy.

De vriendinnen hebben veel gemeen. Ze zijn in de dertig, moeder van jonge kinderen en alleenstaand – gescheiden of weduwe. Geen van hen kan lezen en schrijven. Ze spreken hooguit een enkel woord Spaans, ook al is dit hun derdeof vijfde oogstseizoen in Huelva. Het contact met de plaatselijke bevolking is minimaal; de fincas waar ze wonen en werken liggen ver van de dorpskernen. Als het klopt dat het beleid om alleen vrouwen in een kwetsbare situatie aan te nemen tot het verleden behoort, dan is dat hier
niet te merken. De andere Marokkaanse vrouwen die ik in Huelva zal spreken beantwoorden aan hetzelfde profiel.

De ervaringen van Elabdi’s vriendinnen op het werk lijken sterk op elkaar. Ook al werken ze bij
verschillende telers, hun angst voor de baas (el jefe) is algemeen. De vrees om ontslagen te worden of komend jaar niet meer te mogen terugkeren, maakt de vrouwen monddood. Zo nodig herinnert de jefe zelf daar nog even aan. ‘We mogen niks vragen’, zegt Rachida (31). ‘Ook niet als de wasmachine kapot is of als er dingen ontbreken in de keuken. Als je daar iets over zegt, wordt de jefe boos. Dan heb je een probleem.’ Rachida wil de naam van haar werkgever niet noemen.

Malika (39) ook niet, voor de zekerheid. Op een dag was ze gevallen. Ze had hevige pijn in haar knie, maar werkte gewoon door. Medische hulp krijgen de buitenlandse dagloners op het werk alleen als de werkgever daarom vraagt. Malika haalde het niet in haar hoofd om de baas te zeggen dat ze pijn had. ‘Ik was bang dat ik volgend jaar niet meer zou mogen komen.’

Klagen, ook met een goede reden, is taboe. Schreeuwende en scheldende bazen of opzichters – om praktische redenen vaak Marokkaanse mannen of vrouwen – zijn daarentegen heel normaal. ‘Als je niet genoeg kistjes aardbeien plukt, beginnen ze tegen je te schreeuwen’, zegt Halima (37). ‘Of ze trekken je aan je haren. Dan foetert de baas: veel geld, maar weinig werken!’

Dat vele geld valt nogal tegen. Voor een volle werkdag krijgen de plukkers 42 euro, iets meer dan vijf euro per uur. Toch gaat het de roodfruitteelt in Huelva niet bepaald slecht. In 2021 bedroeg de omzet 1358 miljoen euro, tien procent meer dan het jaar daarvoor. In de afgelopen tien jaar verdubbelde de export. Huelva produceert 95 procent van de Spaanse en een kwart van alle Europese aardbeien. Zonder de vijftigduizend buitenlandse dagloners die de sector tijdens de oogst versterken, zou deze expansie ondenkbaar zijn. Ze hebben welvaart gebracht in een van de armste provincies van Spanje.

Seizoensarbeidsters en opzichters, achter het hek van Surexport, een van de grote producenten en exporteurs, 31 maart

Misbruik en zwartwerk komen hooguit in de marge voor, verzekeren sectororganisaties en de overheid. Toch kost het geen enkele moeite om mensen te vinden die zwartwerken. Dat zijn niet alleen mensen zonder papieren, zoals Nadia Elabdi en Hafida el Moukrazi. Ook bij de circulaire migranten uit het officiële programma van werving in herkomstland komt het voor: Rachida ziet slechts de helft van het aantal gewerkte dagen terug op haar loonstrookje. Dat schaadt haar recht op sociale zekerheid. Toch peinst ze er niet over om er iets van te zeggen.

De sociale bescherming van de circulaire migranten is volgens José Antonio Brazo van de vakbond SAT minimaal. ‘Ook al betalen ze er premie voor, ze hebben geen recht op een werkloosheidsuitkering of een invaliditeitspensioen na een bedrijfsongeval’, zegt hij. Het idee dat de circulaire migranten dezelfde rechten hebben als autochtone werknemers is fictie. Bovendien is de justitie traag. Als de rechter na een klacht van de vakbond eindelijk in actie komt, is het slachtoffer meestal al weer terug in Marokko. En daarmee stopt het gerechtelijk onderzoek.

Stukloon is verboden. Maar volgens vakbondsman Brazo passen veel bedrijven een verkapte vorm van stukloon toe. ‘Als je een krat gevuld hebt, moet je dat laten wegen’, zegt hij. ‘Op veel bedrijven moet je een polsbandje of sleutelhanger dragen met een chip die jouw productie registreert. Op grond daarvan krijg je een bepaalde kleurcode toegewezen. Degenen die het minst produceren worden gestraft: één tot drie dagen geen werk en geen loon.’ Hij laat foto’s zien van de wearables van Frutas Borja en Bionest, twee
roodfruitgiganten uit Huelva.

Brazo moet behoedzaam te werk gaan. Daar kwam hij snel achter toen hij ruim tien jaar geleden met zijn vakbondswerk in de intensieve tuinbouw van Huelva begon. ‘Vrouwen die ik in hun rechten wilde bijstaan kwamen op de zwarte lijst en werden teruggestuurd naar Marokko’, zegt hij. ‘Hetzelfde gebeurde als ik bij een bedrijf uitleg kwam vragen over een bepaald geval.’ Individuele gevallen kunnen Brazo en zijn collega Mercedes Domínguez daarom niet meer aankaarten bij de werkgevers. En hun represailles blijven ook niet altijd beperkt tot het personeel. Brazo vertelt hoe hij een paar keer achtervolgd en bedreigd werd door knokploegen. Hij doet er luchtig over.

In het vakbondslokaal in Huelva-stad wijst José Antonio Brazo op een foto aan de muur. ‘Dit is de manifestatie van 2018’, zegt hij. Een menigte van voornamelijk vrouwen draagt een spandoek door de straten van Huelva. Vooraan loopt Mercedes Domínguez, behalve compañera in de vakbondsstrijd ook de partner van Brazo. Geen seksuele slavernij op het werk, staat op het spandoek. Naast haar loopt een vrouw met hoofddoek. Ze heeft ook haar gezicht bedekt. ‘Zij had toegegeven aan de verkrachter’, zegt Brazo. ‘Ze kwam werken met een contract als circulaire migrant. Maar ze had geen geld want ze gaven haar geen werk, ook al was er werk genoeg. Ze at gras, en sinaasappel- en bananenschillen. Een van de eigenaren van het familiebedrijf liet haar een biljet van vijftig euro zien. Ze moest toegeven en ging met hem naar bed. Andere vrouwen hadden gezien hoe hij haar biljetten van vijftig euro voorhield terwijl zij honger had. Er kwam een proces. Maar geen veroordeling, want er was niets gebeurd. Niemand durfde te getuigen.’ Het was een van de tien aanklachten dat jaar wegens seksueel geweld tegen Marokkaanse ardbeienpluksters. Alle zaken liepen op niets uit.

In 2014 kwam het wél tot een veroordeling. Het vonnis van het provinciale hof in Huelva sprak van werkdagen van tien uur zonder lunchpauze en zonder vrije dagen. Overuren werden niet betaald. De pluksters kregen geen toestemming om water te drinken of naar de wc te gaan, en werden volgens de rechtbank voortdurend beledigd. ‘Hoeren, we sturen jullie terug naar Marokko, in jullie land sterven jullie van de honger’, ‘hoerendochters’, ‘mislukkelingen’, dat soort dingen. De rechter achtte ook bewezen dat seksuele gunsten gevraagd waren om te mogen blijven werken.

Is dit één rotte appel of maakt een groot deel van de roodfruitsector in Huelva zich schuldig aan misbruik? Vast staat in ieder geval dat hun kwetsbare positie de Marokkaanse vrouwen tot een makkelijke prooi maakt. En dat die kwetsbaarheid met een paar eenvoudige maatregelen gereduceerd zou kunnen worden. Zoals de instelling van een klachten- en hulplijn voor circulaire migranten in hun eigen taal, of intensievere arbeidsinspecties. Pogingen om via de regeringsdelegatie en een sectororganisatie in contact te komen met een bedrijf dat zich aan de regels houdt, liepen stuk op beleefde maar besliste weigeringen. Een verzoek aan de arbeidsinspectie om een gesprek werd niet beantwoord.

We rijden door een eindeloos labyrint van met plastic overdekte aardbeienvelden. We stoppen bij een finca van een van de grote exporteurs om vanaf de openbare weg foto’s te maken. Van achter de omheining zwaaien Marokkaanse pluksters vrolijk naar de camera: elk verzetje is welkom. De opzichter is minder blij. Hij parkeert een bestelbusje pal voor onze neus. ‘Zijn jullie aan het opnemen?’ vraagt hij geïrriteerd. ‘Jullie verzinnen maar wat en schrijven maar raak. Jemoet hier binnen met de mensen praten.’ Dat is precies wat zijn baas ons belet.

Carmen Vásquez is antropoloog en werkt bij de mensenrechtenorganisatie APDHA in Huelva. Ze heeft de circulaire migratie in de intensieve tuinbouw van de provincie bestudeerd. Het systeem van werving in herkomstland zit heel goed in elkaar, is haar conclusie. ‘Maar dan wel alleen voor de werkgevers, degenen die personeel nodig hebben. Niet voor de werknemers. De circulaire migratie profiteert hier honderd procent van de kwetsbaarheid en de onwetendheid van de vrouwen, en van de bureaucratische verschillen tussen Marokko en Spanje. Het is zo ontworpen dat je je niet kunt verdedigen.