
Er heerste een bijna serene sfeer afgelopen zaterdagavond in Fort Greene Park in Brooklyn. Honderden buurtbewoners – jong en oud, zwart, bruin en wit – waren samengekomen om een kaars te branden voor een liefdevolle toekomst. Het was voor menigeen in deze overwegend progressieve gemeenschap een moment om bij te komen van de schok die de verkiezing van Donald Trump tot president had teweeggebracht. Er waren korte speeches van de twee organisatrices, een akoestische gelegenheidsband speelde liedjes als All You Need Is Love en This Little Light of Mine, een van de lijfliederen van de burgerrechtenbeweging.
Het vredige samenzijn in het park stond in schril contrast met de explosieve sfeer die zich in de dagen na Election Day ontvouwde. Beelden van juichende Trump-stemmers in vooral het Zuiden en Mid-Westen van het land hadden het ongeloof onder Hillary-stemmers doen plaatsmaken voor woede. Duizenden mensen namen deel aan veelal via sociale media georganiseerde anti-Trump-protesten, die sporadisch uitliepen op gewelddadige confrontaties met de politie en soms ook Trump-aanhangers. Afbeeldingen van Trump werden verbrand, in New York riepen demonstranten leuzen als ‘Not our president’ en ‘Dump Trump’. Burgemeester Bill de Blasio zei op cnn dat New York geen toegang zou geven tot de database van ongedocumenteerde immigranten, mocht de Trump-regering die groep willen deporteren. Sinds Trumps verkiezing heeft het Southern Poverty Law Center, een antitolerantiewaakhond, al ruim driehonderd gevallen genoteerd van minderheden die werden lastiggevallen of geïntimideerd door Trump-aanhangers.
De wake in het park was ook een goed moment om even afstand te nemen van de ontelbare analyses die sinds dinsdagnacht op de aanwezigen waren afgevuurd, waarbij moet worden aangetekend dat deze vooral de liberal media consumeren. Daarin overheerste in eerste instantie de schuldvraag: aan wie kon deze deceptie worden toegeschreven? Wat Naomi Klein voorspelde in een opiniestuk in The Guardian, kwam uit: ‘Ze zullen James Comey en de fbi de schuld geven. Ze zullen kiezersonderdrukking en racisme de schuld geven. Ze zullen “Bernie or bust” en vrouwenhaat de schuld geven. Ze zullen derde partijen en onafhankelijke kandidaten de schuld geven. Ze zullen de corporate media verwijten hem een platform te hebben gegeven, ze zullen sociale media verwijten een megafoon te zijn geweest en WikiLeaks verwijten de vuile was te hebben buiten gehangen.’
Maar geleidelijk lijkt het Democratische partij-establishment de ogen te openen voor eigen falen, daartoe gedwongen door de binnendruppelende cijfers. Wellicht was Clinton niet de juiste kandidaat en was het Democratische platform – wat was dat eigenlijk? – niet het juiste. Want terwijl Trump nagenoeg hetzelfde aantal stemmen ontving als Mitt Romney vier jaar geleden, kreeg Clinton er bijna zes miljoen minder dan Obama in 2008. Het grote verschil tussen 2008 en 2016 was dat de blanke arbeidersklasse ditmaal en masse voor Trump koos – en niet alleen de mannen: vrouwen zonder universitaire opleiding prefereerden Trump met een 28-procent marge boven Clinton (62 tegen 34).
En niet alleen het presidentschap ging verloren, op nagenoeg alle fronten (gouverneurs, Senaat, Huis van Afgevaardigden) verloren de Democraten terrein. Enige bereidheid tot hervorming lijkt zich dan ook af te tekenen. Zo hebben Elizabeth Warren en Bernie Sanders, de ongekroonde leiders van de progressieve tak van de partij, zich hard gemaakt voor Keith Ellison als nieuwe partijvoorzitter. Ellison, lid van de progressieve factie in het Huis, kreeg dit weekend zowaar de formele steun van een establishmentfiguur bij uitstek: Harry Reid, de leider van de Democratische minderheid in de Senaat.
Doug Henwood, schrijver van de zeer kritische Hillary-biografie My Turn, wijt de Democratische verkiezingsnederlaag behalve aan de persoon van Clinton aan een gebrek aan ‘hoop’ in de campagnestrategie van de Democraten. ‘Hun enige hoop was dat de angst voor Trump gematigde conservatieven zou doen overstappen’, zegt hij in een telefonisch interview. ‘Ze hadden geen positieve boodschap voor de gefrustreerde arbeidersklasse en ze vergaten het enthousiasme van de jonge Sanders-aanhangers te adopteren. De reden daarvoor is dit: voorstellen waarvan de arbeidersklasse materieel beter wordt, bevallen de partijdonoren niet en zijn dus uitgesloten.’
Een ander probleem was volgens Henwood dat Clinton niet de argumenten tegen Trump van bijvoorbeeld Bernie Sanders of Elizabeth Warren kon inbrengen: dat hij een draaikont is en een leugenaar, een rijkaard die alleen aan zichzelf denkt. ‘Trump hoefde alleen maar over de e-mails, haar fundraisers en de Wall Street-speeches te beginnen om dat argument om te draaien.’
De rot zit in de Democratische partij, schreef politiek analist Thomas Frank in The Guardian. Ooit waren de Democraten de ‘partij van het volk’, een bondgenoot van de vakbeweging. Maar al tijdens het presidentschap van Bill Clinton (1993-2001) was de New Deal een vies woord geworden en propageerde de partij privatisering, vrijhandel en inkrimping van sociale voorzieningen, zo betoogt hij in zijn recente boek Listen, Liberal. Na de verloren verkiezingen van 1968 besloot de partij-elite om de vakbonden, die de partij toch wel steunden, te marginaliseren ten gunste van een andere, rap aan invloed winnende groep: de ‘professionele klasse’, de groep die nu de partij leidt – juristen, topmanagers, Wall Street-bankiers, Silicon Valley-entrepreneurs. Zo verruilde de partij geleidelijk het solidariteitsbeginsel voor principes als individualisme en meritocratie. Het resultaat is volgens Frank dat de partij van de New Deal ‘de partij van massale ongelijkheid’ is geworden.
Ongelijkheid was een van de grote thema’s van Bernie Sanders. Toen hem voor de verkiezingen door Rolling Stone gevraagd werd waarom veel van zijn aanhangers aangeven eerder op Trump dan op Clinton te stemmen, antwoordde hij: ‘Het gaat om wat de Democraten niet doen. Waarom kunnen ze de arbeidersklasse er niet van overtuigen dat ze aan hun kant staan?’
Het antwoord daarop heeft voor een belangrijk deel een klasse-component, betoogt juriste Joan Williams in de Harvard Business Review. ‘De blanke arbeidersklasse moet niets hebben van professionals, maar bewondert de rijken’, schrijft ze. ‘Dokters zijn kwakzalvers, juristen zijn gladjakkers, professors zijn phonies.’ Clinton vertegenwoordigt bij uitstek de zelfgenoegzaamheid van de professionele elite, weet Williams, wier vader een conservatieve arbeider was die door hard werken een plekje in de middenklasse wist te veroveren. ‘De arrogantie: de e-mailserver. De zelfgenoegzaamheid: de “basket of deplorables”. Erger, alleen al haar aanwezigheid wrijft nog eens in dat zelfs vrouwen uit haar klasse arbeiders respectloos kunnen behandelen. Kijk hoe neerbuigend ze Trump voorhoudt dat hij niet geschikt is voor het presidentschap en zijn aanhang wegzet als racistisch, seksistisch, homofoob of xenofoob.’
Daarmee wil Williams geenszins zeggen dat ze Clintons nederlaag verdiend vindt. ‘Natuurlijk is ze veel gekwalificeerder dan hij. Het is oneerlijk dat zij een nasty woman wordt genoemd, terwijl hij gezien wordt als een echte man. Deze verkiezingen tonen dat seksisme nog dieper zit dan we dachten. Maar vrouwen trekken niet altijd met elkaar op: vrouwen uit de lagere klassen stemden overweldigend voor Trump.’
Klasse gaat voor gender, constateert Williams, en klasse drijft de Amerikaanse politiek. ‘Beide partijen hebben een economisch programma nodig dat voor middenklassebanen moet zorgen’, schrijft ze. ‘De Republikeinen hebben er één: geef Amerikaanse bedrijven de ruimte. De Democraten? Die zijn geobsedeerd door culturele kwesties. Ik begrijp best dat transgender-wc’s belangrijk zijn, maar ik begrijp ook dat de meeste Amerikanen momenteel vooral economische zorgen hebben.’
Dat klasse belangrijker is dan culturele kwesties hoeft Williams niet aan Naomi Klein uit te leggen. ‘We moeten de Democratische Partij definitief aan de neoliberalen onttrekken, of we moeten haar verlaten’, stelt ze in The Guardian. Aan gebrek aan leiderschap zal het niet liggen. ‘Van Elizabeth Warren en Nina Turner tot de Occupy-alumni die de Bernie-campagne tot grote hoogten deden stijgen, ik heb nog nooit in mijn leven zo’n sterk veld van coalitie-inspirerende progressieve leiders gezien.’
Het Trump-presidentschap is voor Klein een acute kans die niet gemist mag worden. ‘Dus laten we zo snel mogelijk uit onze shock geraken en het soort radicale beweging bouwen dat een oprecht antwoord heeft op de haat en angst die door de Trumps van deze wereld vertegenwoordigd wordt. Laten we alles wat ons van elkaar scheidt opzij zetten en nu beginnen.’
Dergelijke oproepen tot actie klinken alom vanaf de linkerzijde, steeds onder het motto: uitrazen, rouwen en organiseren. In Mother Jones houdt de zwarte activist Van Jones, mede-oprichter van Color of Change en directeur van Dream Corps (een non-profit voor sociale rechtvaardigheid), gelijkgestemden voor dat ze zich daarbij niet door angst voor Trump moeten laten leiden. ‘Trump moet straks regeren met de gammelst denkbare coalitie: een alliantie van conservatieven en populisten die het zelden met elkaar eens zijn.’ Jones somt op: Paul Ryan, de Republikeinse Speaker of the House, wil Social Security privatiseren, Trump wil dat programma juist behouden. Trump wil het vrijhandelsverdrag tpp verscheuren, Ryan is daar honderd procent voor. Niet dat er geen dingen zijn waarover beide facties het eens zullen zijn, erkent Jones. ‘Ze gaan pijpleidingen aanleggen waar ze maar kunnen, ze gaan het leven militariseren. Ze gaan van alles proberen op het gebied van immigratie en burgerrechten. Maar het idee dat Amerika voorbij is en tientallen miljoenen zich bij de Klan zullen aansluiten nu ze alledrie de regeringsbranches beheersen, is belachelijk.’
Toen Jones dit zei, was nog niet bekend dat Trump met Stephen Bannon als naaste adviseur een vooraanstaande figuur uit de rechts-nationalistische beweging het Witte Huis binnenhaalt. Bannon was hoofdredacteur van Breibart News, de provocerende website die meermaals artikelen publiceerde waarin immigranten met de verspreiding van ziektes worden geassocieerd. En is de benoeming van de Republikein Reince Priebus tot het hoofd van zijn staf nog conventioneel, wat te denken van de mogelijke benoeming van Jose Rodriguez, een van de vormgevers van George W. Bush’ martelprogramma, tot hoofd van de cia? Of John Bolton, de bruuske oud-ambassadeur bij de Verenigde Naties, als minister van Buitenlandse Zaken?
Volgens Scientific American wil Trump de Environmental Protection Agency laten leiden door Myron Ebell, een vooraanstaande klimaatontkenner, terwijl hij voor het ministerie van Energie Mike McKenna in gedachten zou hebben. McKenna lobbyt onder meer voor de Koch-broeders, schatrijke industriëlen.
Op de website GreatAgain.gov maakt Trump nog maar eens duidelijk wat zijn grootste prioriteiten zijn: het herroepen van Obamacare, waarmee zo’n twintig miljoen vooral arme Amerikanen hun zorgverzekering zouden verliezen, en het intrekken van Dodd-Frank, de wet die de financiële sector na de crisis van 2007 (iets) strakker reguleerde.
Deze benoemingen en beleidsvoornemens betreffen vooral binnenlandse kwesties, aangelegenheden waarin de Amerikaanse president veel minder zeggenschap heeft dan in de nationale veiligheid en het buitenlandbeleid. Juist op dat terrein heeft president Obama in de afgelopen acht jaar zijn autoriteit enorm uitgebreid – denk aan de vervolging van klokkenluiders, oorlogen zonder toestemming van het Congres (Libië, Jemen) en de vele dronecampagnes. Obama draagt niet alleen enkele oorlogen aan zijn opvolger over (Irak, Syrië, Afghanistan, Jemen), maar schenkt hem ook het precedent dat een president oorlog kan voeren zonder toestemming van het Congres.
En niets duidt erop dat Trump afstand zal doen van deze relatief nieuwe presidentiële bevoegdheden. Trump was immers de kandidaat die schermde met zijn magische krachten, waarmee hij in het Witte Huis als een soort kruising van God en Superman de economie kan aanjagen, misdaad kan doen vervliegen en IS vernietigen. Het is dit ongebreidelde aspect aan het aanstaande Trump-presidentschap dat voor menigeen zo beangstigend is.
Beeld: Feel-good straattherapie na de verkiezing van Donald Trump. New York, 11 november (Thomas Dworzak / Magnum / HH)