Steven Aalders, View, 2019. Olieverf op linnen en acrylverf op muur, 360 x 360 cm, Huize Frankendael, Amsterdam © Roel Backaert / courtesy Slewe Gallery

Ik werd wakker, midden in de nacht. Het eerste wat ik van buiten hoorde was een gestaag ruisen van een regenbui. De gordijnen waren halfopen. Er kwam wat bleek licht naar binnen van de lantaren buiten bij het raam. Echt donker was het niet. Toen ik mijn ogen opende, zag ik een smalle rechthoek van zwak licht op de brede wand naast mijn bed. Eigenlijk, dacht ik, was ik zomaar wakker geworden. Maar het drong ook tot mij door, dacht ik, dat ik van een schilderij had liggen dromen. Je weet nooit zeker wat je droomt maar dat was wat ik bedacht.

In mijn halfslaap begon ik toen te proberen het beeld van dat schemerige schilderij te reconstrueren en uit mijn droom tevoorschijn te halen. Natuurlijk bleef het vaag. Het was zeker slank geweest. Maar dat kwam vrijwel zeker vanwege de regen die ik hoorde en die een loodrecht geluid maakte. Ik hoorde bijvoorbeeld geen rumoer van harde wind. Bij zulk gedommel gaat er van alles door je heen. Beelden zweven en botsen en blijven alsmaar bezig. Ze houden niet stil en hebben ook geen kleur. Het is grijze schemer.

Vervolgens ben ik weer ingeslapen. Later werd ik echt wakker. Na eerst een kop koffie vond ik in mijn mail dit schilderij, hierbij, van Alan Uglow dat Interference heet. Een paar dagen daarvoor had ik het in Museum Voorlinden in Wassenaar gezien. Omdat de wonderbaarlijke eenvoud ervan mij interesseerde, en ook de details ervan, hadden ze mij een afbeelding gestuurd. Het was smal en hoog van formaat en vreemd bleek van kleur. Omdat het zo slank was, was dat misschien het schilderij waarvan ik gedroomd had.

Het drong tot mij door dat ik van een schilderij had liggen dromen

Nu begon ik het beter te zien. Allereerst zag ik, nog voor ik verder wat zag, dat er een roerloze stilte in het oppervlak hing. Dat kwam door hoe het aan de witte muur hing, in een licht zonder schaduw. Het zijn twee hoge rechthoekige vlakken die, tegen elkaar, op een kort horizontaal vlak staan dat de hoge vlakken ook draagt. Die plint is een stevige drempel. De kleur ervan is solide rood. Vaak zette Uglow schilderijen, in plaats van ze aan de muur te hangen, op kleine blokjes op de vloer tegen de muur geleund. Daardoor leek hun volume minder zwaar.

Interference hangt gewoon aan de muur. Toch lijkt het of de rode plint de andere vlakken optilt, omdat de ijle kleuren daarvan zo onwaarschijnlijk licht zijn. Niets is zwaar. Het smalle vlak links is zilververf en zo dun geschilderd dat er alleen een roerloze glans van zilver overbleef. Het grotere vlak is wit. Het is met een vlakke kwast zacht geschilderd: dat wit werd een wollig oppervlak als vlakke wolken. Het werd daarom een stil en gedempt wit. Over de drempel van het compacte rood kijken we naar kleuren die zo ijl zijn dat het schilderij blijft zweven als een fantasie. Er zijn nog de dunne blauwe en rode lijnen die naar boven gaan en dan verdwijnen. Om het wollige wit heen loopt een smalle lijn grijs die bijna onzichtbaar is. Die lijnen zijn nauwelijks begrenzing. Ze geven richting aan het zweven zodat dat niet in ijle transparantie verloren gaat. Verder zien we in dit schilderij een vrijwel onzichtbaar uitzicht in bevend licht. Het sluipt naar binnen in ons gezichtsveld.

Alan Uglow, Interference, 2000. Acrylverf op doek, 214 x 122 x 3 cm © Museum Voorlinden, Wassenaar

Heel iets anders is een overzichtelijke wandschildering van Steven Aalders. View is een zorgvuldig bemeten opzet van drie kleuren. Het was een opdracht voor de achttiende-eeuwse buitenplaats Frankendael in Amsterdam. Daar bevindt het zich in een vierkante bovenkamer aan de achterkant van het huis met een ruim uitzicht op de tuin. Bij het betreden van het vertrek kijken we recht tegen een groot raam aan. Op de wand rechts daarvan heeft Aalders zijn schildering uitgemeten en aangebracht. Met uitmeten bedoel ik: een evenwicht aanbrengen. Dat is wat een schilder bezighoudt die in de begrenzing van architectuur werkt. Hij wilde geen versiering maken. Het werk betrof het strakke volume van de vierkante ruimte.

Dominant is daar ook een stralend licht raam vol met wisselend daglicht. Om dat licht strak te temperen schilderde Aalders eerst de hele wand (die het licht opvangt) stevig vol met twee volle kleuren – de helft beneden werd grijs met een blauwe schemer, de helft daarboven werd een vol rood. Dat grijs is eerst een koele kleur. Bij dageraad beginnen zo kleuren van de dag. Het warme rood is het licht van de zonsondergang. Toen ik het voor het eerst zag, trof mij dit arrangement op de wand naast dat raam met een ver vergezicht als een evenwichtige verschijning van compacte kleur. In precies het midden hangt een donker paneel waarvan maat en proportie overeenkomen met het raam. Dat paneel is bijna zwart. Maar in dat zwart beven ook sporen van het rood en het grijsblauw verder op de wand. Er zit ook licht in het zwart. Het paneel is de samenvatting van alle kleuren samen.