Bijvoorbeeld de schaatsers. De Olympische pakken hebben nog minder luchtweerstand dan voorheen. De klapschaats klapt nog soepeler dan vorig jaar. De voeding van de atleten is uitgebalanceerd, trainingsschema’s zijn geperfectioneerd – allemaal om iets sneller te zijn dan de concurrentie. Niets wordt aan het toeval overgelaten. De wetenschap heeft veel bijgedragen aan de mogelijkheid om topprestaties te leveren.

Maar er zijn dingen die zich onttrekken aan de wetenschap, aan controle. Zeker in de sport. Daar heersen namelijk altijd mysterieuze krachten. Dat zijn dingen waar je geen grip op hebt, die je kunnen verrassen, die je niet kunt voorspellen. Als je die wél zou kunnen voorspellen en controleren, zou je nog meer voorsprong hebben op je tegenstanders.

Maar dat kan niet. Er bestaat bijvoorbeeld zoiets ongrijpbaars als ‘vorm’. Die is er of die is er niet, en dat is niet te voorspellen. Een mysterieuze kracht, derhalve.

Net zoals je een voorsprong hebt wanneer je een meer aerodynamische houding aanneemt tijdens het schaatsen dan je tegenstander, zo kun je ook sneller zijn als je mysteries kunt begrijpen en naar je hand kunt zetten. Dus laten we daar eens wat onderzoek naar doen – in de hoop dat de wereldhegemonie van Nederland aanstaande zal zijn.

Onlangs is er een nieuwe mysterieuze kracht ontdekt in de sport, in het schaatsen om precies te zijn. Een geheimzinnig ding dat het bestuderen waard is.

We werden erop gewezen door Margot Boer, topsprinter en kandidaat voor Olympische medailles op de vijfhonderd en de duizend meter. Boer zei een keer na afloop van een goede wedstrijd in een interview: ‘Het ging lekker. Ik raakte um goed. Alle klappen waren raak.’

Hé.

Hé, denk je dan. En je herinnert je wat Jan Blokhuijsen een keer zei na afloop van een iets minder goede wedstrijd: ‘Het ging niet zo lekker vandaag. Aan het eind moest ik um een beetje laten lopen, en in de laatste twee rondjes kon ik um niet meer onder de 31 houden.’

Hij reed dus rondjes van 31.0 of hoger, omdat hij um moest laten lopen.

Hij moest um laten lopen.

Wat is dat, um? Of wie? Het is een van de geheimen van de sport. Het is niet de vorm, maar het heeft er wel mee te maken. Het is niet de snelheid, maar het heeft er wel mee te maken. Het is niet de balans, niet de controle, niet het zelfvertrouwen, niet de concentratie, maar het heeft er wel mee te maken. Het is alles bij elkaar, en het is niks. Het is een gevoel. Het is een dier dat in je benen woont.

Dat maakt schaatsen zo mooi, dat geheimzinnige um. Dat um dat met iedereen mee rijdt. En dat soms goed geraakt wordt. En soms niet onder de 31 gehouden kan worden.

Um. Daar draait het om. Daar willen we alles van weten. Als um zowel een positieve als een negatieve factor kan zijn in een wedstrijd, zoals bij Boer en Blokhuijsen, dan willen we toch weten wat um precies is? Dus moeten we daar op studeren. Niet alleen fysiologen, psychologen en bewegingswetenschappers dienen zich erop te storten, maar ook filosofen, literatuurwetenschappers en paragnosten. Dan zal na diepgravende studie blijken dat we hier te maken hebben met de grootste geheimzinnige kracht in de sport, het nog nooit ontraadselde raadsel dat bepalend is voor winst of verlies – we zijn gestuit op het Ultieme Mysterie in de sport: UM.

Maar zo ver is het nog niet. Dus op dit moment kunnen we tegen Margot Boer en Jan Blokhuijsen en alle andere Nederlandse schaatsers maar één ding zeggen.

Geef um van katoen! Zet um op!