Hans Janmaat, 1983 © Nationaal Archief

Opeens zwijgt Ruud Snijders. Zijn zwager die voorin de tweedehands-boekenwinkel op de uitkijk staat, heeft een teken gegeven. Er komt een klant binnen. ‘We kunnen niet met bommen en geweld werken, dat gaat nog niet’, vervolgt hij fluisterend.

Snijders, voorzitter van de CD-kring Den Haag, zit aan een kleine tafel, achter in de winkel. Daar houdt hij zijn spreekuur voor leden. Partijsecretaris Wil Schuurman heeft mij naar hem doorverwezen nadat ik haar gezegd had dat ik mij graag voor de Centrumdemocraten wilde inzetten. Hij krabbelt mijn adres en sociale status in een notitieblok.

De Haagse Centrumdemocraat noemt zichzelf een revolutionair. Daarom is de CD zijn partij. Als partijchef Hans Janmaat aan de macht komt, zal die orde op zaken stellen, belooft Snijders. De regering-Lubbers? Daar heeft hij geen goed woord voor over. ‘Geloof me, mensen zijn geen broeders en mensen zijn zeker niet… eh… gelijk. Wij onderdrukken hen of zij onderdrukken ons. Er is geen middenweg. Maar dat stelletje onbenullen in de regering wil een mooie multiculturele samenleving. Nou, je hebt het in Joegoslavie gezien, ze schieten elkaar daar gewoon af.’

Als de Haagse CD-voorzitter over de oorlog in het voormalige Joegoslavie praat, windt hij zich op over de steun van de Nederlandse regering aan de Bosnische moslims. Hij recht zijn rug en richt zijn blik op de wijk achter de etalageruit, waarin bijna ieder koffiehuis een Turkse eigenaar heeft, een wijk waarin ook een Chinese supermarkt en een Turkse groentewinkel zijn gevestigd.

Dan buldert hij: ‘Moslims, dat zijn de grootste schoften! Ze hebben een woestijnroversgeloof. Zij hebben de cocaine binnengebracht! En de heroine! En alle vuiligheid meer! Ze hebben een zeer laag ontwikkelingsniveau. Laat ze teruggaan, laat ze Noord-Afrika maar eens opbouwen, die Marokkanen, in plaats van mensen hier doodsteken en beroven.’

Snijders vraagt of ik goed besef dat de partij waar ik bij kom, tegen de islam is. Ik knik. ‘We blijven daar met alle kracht tegen vechten’, benadrukt hij. Het CD-hoofdbestuurslid houdt vervolgens een bijna dertig minuten durende monoloog. Over Turken die meisjes in zwembad Morgenstond als grijpbare christenhonden zien. Over minister van Ontwikkelingssamenwerking Jan Pronk: ‘Ik snap niet waarom die man niet wordt opgeknoopt, samen met Mandela en andere rakkers.’ Over de regering die minderheden op alle terreinen voorrang geeft: ‘Ze hebben liever dat je jezelf een kogel door de kop schiet. Dan zijn ze van je af, verkopen ze je inboedel en zetten ze er een neger in.’

En natuurlijk maakt hij zich zorgen over de stijgende criminaliteit in Nederland. ‘Ieder land heeft criminelen, maar als jij vijf procent misdadigers hebt en je haalt er uit andere landen nog eens twintig procent bij - moet je kijken wat er gebeurt.’ Om zijn mening kracht bij te zetten interpreteert hij cijfers en bedragen op zo'n manier dat ze zijn mening onderbouwen. En als er geen cijfers zijn, verzint hij ze. Zo verstaat hij ook de kunst om zaken te koppelen die niks met elkaar te maken hebben. Fel: ‘Nu moeten er drieduizend cellen bijgebouwd worden voor die idioten, terwijl bejaarden met z'n vieren op een kamer liggen en een keer per dag uit de stront worden gehaald. Wil jij zo oud worden? Ik niet. En degene die daar schuld aan heeft, moet worden terechtgesteld. Als Lubbers vijftig jaar geleden had gedaan wat-ie nu doet, had hij de doodstraf gekregen. Zo is het! Dan was het een landverrader geweest!’

Donderdag 14 oktober 1993. Van Merlenstraat 54, Den Haag. Op de eerste verdieping van een herenpand is het partijsecretariaat van de Centrumdemocraten gevestigd. Partijvoorzitter en Tweede-Kamerlid Hans Janmaat woont een verdieping hoger. De inrichting van het secretariaat is sober: er staan vier bureaus met daarop drie computers, verdeeld over de voorkamer en de achterkamer. De planken van de twee boekenkasten zijn gevuld met ordners en politieke literatuur. In elke kamer staat een ijzeren kast die is afgesloten met een rolluik. Het interieur wijkt nauwelijks af van de inrichting van ieder ander kantoor. Boven de schoorsteenmantel hangt een cartoon van Janmaat. Het portret van de politicus is getekend in de Nederlandse vlag, omringd door vijftien marcherende leeuwtjes die, hun linkerpoot heffend, de Hitlergroet brengen. Boven de bureaus in de achterkamer hangt een topografische kaart van Nederland. Gekleurde magneetjes - gele, oranje, rode en witte - geven aan waar de CD vertegenwoordigd is in de Provinciale Staten, gemeenteraden, deelgemeenteraden en natuurlijk de Tweede Kamer.

Negen leden, onder wie ik, zijn vandaag naar het partijsecretariaat gekomen om de bijna drieduizend CD-Info’s verzendklaar te maken. Op andere dagen zijn alleen Erwin Karselius (de zoon van Schuurman) en Wim Koetsier aanwezig; zij verzorgen de administratie. Koetsier is tevens lid van de eveneens omstreden Moonsekte.

Het Purmerendse gemeenteraadslid Richard van der Plas, een van de kopstukken van de partij en tevens een man met wie ik al snel heel intiem zal worden, zit aan een bureau in de achterkamer de partijbladen met stukjes plakband te verzegelen. Tegenover hem zit Wil Schuurman in haar rolstoel. Ze is behalve partijsecretaris tevens Haags gemeenteraadslid. Ik schuif aan bij vier leden die rond de kleine tafel bij het raam zitten. Tegenover mij bevindt zich een voormalige aanhanger van Joop Glimmerveens neonazistische Nederlandse Volks Unie (NVU), John Groeneweg. Hij is nu CD-raadslid in de Rotterdamse deelgemeente IJsselmonde. Naast hem zit een van zijn kennissen. Deze klaagt - het zijn in dit milieu geen nieuwe geluiden - dat zijn wijk zo zwart wordt. Groeneweg haakt daar onmiddellijk op in: ‘Buitenlanders zijn luizen. Ze verspreiden zich net zo snel.’
Het andere Haagse gemeenteraadslid Jan Stoops, instemmend: ‘Het aantal asielzoekers is verdubbeld. Het blijft maar binnenkomen. En ze fokken maar aan, die buitenlanders. Binnen een paar jaar heb je er acht miljoen.’ Hij heeft hier nu al meer gezegd dan tijdens zijn vier jaar in de raadszaal, waar hij nog nooit het woord heeft gevoerd.

Aan het hoofd van de tafel zit de Haarlemse gemeenteraadskandidaat Evert Gillis. Zijn favoriete gespreksonderwerp is wapens. De politie heeft bij een huiszoeking niet-geregistreerd schiettuig gevonden. Daarom is tot zijn ongenoegen zijn wapenvergunning ingetrokken. ‘Ik ga in Belgie wonen, zodat ik tenminste een riot gun kan kopen. Als er dan iemand m'n huis binnenkomt, schiet ik zo z'n kop eraf’, zegt Gillis.

Al snel stopt hij met plakken. In het midden van het kantoor gaat hij De Telegraaf zitten lezen, wachtend op zijn zwager Wim Elsthout, gemeenteraadslid in Haarlem en vertegenwoordiger van de CD in de Provinciale Staten van Noord-Holland. Elsthout telefoneert doorlopend. De kringvergadering die voor vanavond is gepland, is uitgelekt. Het Beverwijkse kaderlid Cor Schorel, zo blijkt, heeft plaats, datum en uur aan een huis-aan-huiskrant doorgegeven.

‘Wat een imbeciel!’ scheldt Schuurman. ‘Die vergadering zou in een houten barak zijn. Ik ga niet, het is veel te gevaarlijk. Het vliegt zo in de hens als de anti’s een molotovcocktail gooien. Ik heb dat een keer meegemaakt, dat hoeft voor mij niet meer.’ Ze refereert hier aan het geval-Kedichem, waar de genoemde anti’s in 1986 een jaarvergadering van de CD verstoorden. Schuurman verloor daarbij een onderbeen.
‘Ja Wil, jij hebt genoeg meegemaakt’, zegt Groeneweg.

Van der Plas gaat wel. ‘Anders denken die anti’s dat ik een schijterd ben. We moeten alleen enkele sterke jongens optrommelen om de mensen te beschermen. Ik ga gewoon in mijn auto zitten wachten en als er zo'n stelletje anti’s langskomt, rij ik ze dwars doormidden.’
De leden beeindigen hun discussie als een ambtenaar van het openbaar ministerie binnenkomt en twee dagvaardingen aan Schuurman afgeeft. ‘En welke zaak is dit nu weer?’ vraagt ze. ‘O, die van 25 november. Ja, ik teken wel.’ Na het vertrek van de ambtenaar belt ze onmiddellijk de huisadvocaat van de CD, mr. L. van Heijningen. Hij schrijft regelmatig artikelen in het kwartaalblad CD-Aktueel, onder het pseudoniem mr. Eerlijk. ‘Meneer Van Heijningen, ik heb voor de ontvangst getekend. Mag ik dat wel?’ Giechelend: ‘Ja? Jammer. Ik hoopte dat ik een vormfout had gemaakt.’
De aanwezigen hervatten hun gesprekken. Als ze niet praten over Turken en Marokkanen, filosoferen ze over de samenstelling van de diverse kandidatenlijsten. Schuurman, die ik vandaag voor de eerste keer heb ontmoet, vraagt of ik ook belangstelling heb voor een functie in de gemeenteraad. ‘Woonde je maar in Gouda, dan kon je er zo in’, zegt ze. ‘Heb je een leuke kamer?’ Ik vertel over mijn bescheiden onderkomen - twaalf vierkante meter - in een uitgewoond pand aan de Laan van Meerdervoort. Over de groenbeschimmelde koelkast en over de uitgesmeerde snotjes van mijn voorganger op de muren.

‘Nou, dat is makkelijk’, concludeert Van der Plas. ‘Maandag een advertentie in de krant: woningruil Den Haag-Gouda. En alles is geregeld.’
Is het zo gemakkelijk om carriere binnen de CD te maken? Na een kennismakingsgesprek en drie kwartier partijbladen plakken, kan ik blijkbaar zo op een kandidatenlijst.

Rond het middaguur stormt partijchef Hans Janmaat binnen. Hij opent de rolluikenkast in de achterkamer om iets in een schrift te noteren. Zorgvuldig schermt hij de bladzijden af voor eventuele al te nieuwsgierige meelezers. Schuurman vertelt hem dat ze vanavond niet naar de vergadering in Haarlem gaat. Die vergadering wordt gewoon afgelast, zegt Janmaat. Ze gaan even later samen naar het Binnenhof. Elsthout en Gillis vertrekken naar Haarlem om zo veel mogelijk leden te waarschuwen dat de bijeenkomst is afgeblazen.

Alle partijbladen zijn inmiddels geplakt. Ik krijg een lang lint met adresetiketten. Allemaal adressen van leden in Utrecht, Purmerend en een deel van Brabant. ‘Hier heb ik er een in Veenhuizen’, grinnikt Stoops, ‘vleugel B. Jaja, al die jongens krijgen hun krantje. Sommigen zitten vast in Marokko of Spanje en die krijgen hem ook, hoor.’ Snijders had mij in een eerder stadium verteld dat een aantal Oostfronters eveneens lid van de CD zou zijn.
Van der Plas telt de CD-Info’s die klaar zijn - dichtgeplakt met drie stukjes plakband en het adresetiket netjes in het midden - en maakt daarna stapeltjes van vijftig. ‘Dit is geen werk voor een blanke’, moppert hij, ‘maar je kunt moeilijk een groep zwarten vragen om te helpen. Als ze al willen - lezen kunnen ze toch niet.’
Stoops grinnikt.

Woensdagavond 3 november 1993. Landskampioen Feyenoord probeert op Nederland 2 de Champions League te bereiken ten koste van FC Porto. Vlak voor de wedstrijd haalt de CD in zijn drie minuten Centrumdemocratische zendtijd weer uit naar de asielzoekers. Helaas op de op dat moment aanmerkelijk minder bekeken zender Nederland 1. Tot teleurstelling van Elsthout, omdat naar zijn zeggen een CD-uitzending vlak voor een voetbalwedstrijd op dezelfde zender, onmiddellijk acht, negen nieuwe leden oplevert.

Het beeld is die avond als altijd. Links een vers bloemstuk, rechts de druk gebarende partijvoorzitter. Janmaat zou het wel wat avontuurlijker willen, zei hij even eerder - uiteraard buiten beeld. ‘Ideeen genoeg. Richard, gefilmd terwijl hij met een volle boodschappentas naar huis loopt. Dan laten we hem onderweg aftuigen door drie negers. En vervolgens zeggen we: Door de stijgende criminaliteit neemt de veiligheid van de Nederlandse bevolking drastisch af.’

Na de uitzending installeren de op het partijbureau aanwezige leden - onder wie Koetsier, Karselius, Elsthout en Groeneweg - zich achter de telefoons. Gerinkel allerwegen. ‘Goedenavond, met de CD.’
Een man uit Nijmegen wil weten wat er gebeurt met de asielzoekers als de CD in de regering zit: ‘U wilt toch niet dat, zoals in de Tweede Wereldoorlog…’
‘Goedenavond, met de CD’, zeg ook ik.
Een vrouw vraagt mij of ik de tekst niet discriminerend vind: ‘U doet alsof alleen de buitenlanders schuld hebben aan de problemen in ons land.’
Ik zeg wat ik van Karselius moet zeggen. Dat is dat wij vanavond slechts de gegevens van eventuele geinteresseerden noteren; mensen die vragen of opmerkingen hebben, dienen tijdens kantooruren terug te bellen. De meeste bellers gooien trouwens gelijk de hoorn op de haak. Of ze zwijgen.
‘Hier! Weer iemand die niks zegt’, roept Elsthout naar Karselius in de voorkamer. Hij houdt de hoorn in de lucht en wacht even. Dan zegt hij tegen de beller: ‘Bedankt. Ik heb namelijk aandelen PTT.’
Karselius is minder beleefd. ‘Ik heb er hier een die met zichzelf zit te spelen’, roept hij naar Elsthout, terwijl hij de beller nog aan de lijn heeft.
We zijn nog lang niet uitgetelefoneerd.
‘Goedenavond, met de CD.’
Een beleefde mannenstem: ‘Ik ben een anarchist. Mag ik uw lijn bezet houden zodat anderen niet kunnen bellen?’
Ik zwijg.
‘Tyfushond!’ bijt hij mij toe.
‘Goedenavond, met de CD.’
‘Meent u dat allemaal echt? Gelooft u dat nou werkelijk?’ vraagt een dame op leeftijd.
Ik blijf het antwoord schuldig.
‘Goedenavond, met de CD.’
Een giechelende puber: ‘Spreek ik met Mussert van de NSB?’
‘Goedenavond, met de CD.’
Een mannenstem: ‘Laat toch een hakenkruis onder je tong tatoeeren! Klootzak!’

Natuurlijk ben ik niet de enige die dit soort verwensingen naar het hoofd krijgt geslingerd. ‘Ik had er net eentje aan de lijn die zei dat hij ervoor zou zorgen dat ik m'n begrafenispolis kon gaan verzilveren’, zegt J.A. Gillis, kandidaat voor de Haarlemse raad. Zijn vrouw ziet het na tien minuten niet meer zitten; zij tilt de hoorn van het rinkelende toestel en smijt hem vervolgens meteen weer op de haak. En schudt haar hoofd: ‘Ze maken ons nu wel uit voor alles wat mooi en lelijk is, maar wacht maar tot er een buitenlander naast ze komt wonen. Dan piepen ze wel anders.’
Dan is het acht uur. Feyenoord-Porto is begonnen. Nu rinkelen de telefoons nauwelijks meer.

Donderdag 11 november 1993. ‘Martin, moet jij nog APK gekeurd worden?’ vraagt Karselius aan Martin de Regt, de Utrechtse kringvoorzitter. ‘Algemene Personen Keuring, weet je wel.’ Voordat De Regt kan reageren, roept Van der Plas: ‘Dan wil ik in de selectiecommissie.’ Hij grijnst en imiteert een selecterende arts in een concentratiekamp: ‘Linksaf… Rechtsaf…’
De Regt vertelt dat hij zo'n scene vorige week nog in een film over de Duitse concentratiekampen heeft gezien, met mannen in zwarte uniformen. Hij had de film geleend van Ron van Doorn, lijsttrekker in Driebergen.
‘Mag ik die film van je lenen?’ vraagt Van der Plas.
‘Ik heb hem al teruggebracht’, zegt De Regt. ‘Leerzaam hoor. Dan weten we hoe we het straks moeten doen met alles wat niet-Nederlands is. Die joden moesten zeggen dat Adolf Hitler een lieve man was, anders kregen ze een stroomschok. Geinig!’
Van der Plas kan dit soort opmerkingen wel waarderen. ‘Dat record van zes miljoen zullen wij de volgende keer verbeteren.’
De Regt helpt de CD-Info’s postklaar te maken. Al mopperend: ‘Nooit gedacht dat ik dit Turkenwerk nog eens zou moeten doen.’ Hij is net terug uit Londen, waar hij Derek Beackon, het pasgekozen gemeenteraadslid van de British National Party, heeft ontmoet. De Utrechtse kringvoorzitter maakt vaak korte trips naar het buitenland. Zo vertegenwoordigde hij de CD op een bijeenkomst van het Vlaams Blok in Antwerpen. En binnenkort gaat hij weer een keer naar Keulen, waar nogal wat van zijn geestverwanten zitten.
‘Kan ik met je mee?’ vraag Van der Plas. ‘Daar komen we vast een paar van de gasten van het ANS (Aktionsfront Nationaler Sozialisten) tegen. Reken maar dat we groots worden onthaald.’

Tegen het middaguur komt Janmaat binnenlopen. Hij windt zich op over een nieuwsbericht in De Telegraaf. Politieagenten zijn betrapt bij een orgie. ‘Nou, dat moet dan ons land verdedigen’, klaagt hij. ‘Ik las dat ze opgezweept werden door ritmische muziek. Dan weet ik wel uit welk Caribisch gebied ze komen.’ Bij zijn vertrek nodigt hij de aanwezigen uit zich vanmiddag in Corona te vervoegen, een uitermate keurige restaurant-bodega met uitzicht op het Binnenhof.

Tijdens het plakken van de adresetiketten geeft De Regt, een voormalige taxichauffeur, aan Van der Plas (die in Amsterdam een rijvergunning probeert te krijgen) een korte cursus Oplichten voor de Beginnende Taxichauffeur.
‘Ik heb alleen nog een bewijs van goed gedrag nodig’, zegt Van der Plas. Volgens de Regt is dat niet moeilijk. ‘Je mag niet veroordeeld zijn voor moord en doodslag, je mag geen ernstige fraudedelicten hebben gepleegd’, somt hij op, om na een korte denkpauze tot de conclusie te komen dat het voor Van der Plas dus toch moeilijk wordt om zo'n certificaat te krijgen.
‘Hoe zit het met verboden wapenbezit?’ vraagt Van der Plas.
‘Je mag geen bedreiging vormen voor de client’, antwoordt De Regt. ‘Het hangt ervan af wie er instapt. Een Turk rot ik er zo uit.’
De Regt lacht en zegt: ‘Dan rijd je gewoon even langs het IJ. Hier Abdu, een gratis sight-seeing. Onder water - met een blok beton.’
Hoewel we de bladen met minder mensen dan de vorige keer verzendklaar moeten maken, hebben wij het karwei tegen drieen achter de rug. We rijden met de stationcar van De Regt naar het postkantoor, geven daar het drukwerk af en rijden naar Corona.
Janmaat en Schuurman komen even later binnen. Als Schuurman mij ziet, waarschuwt ze dat ik de voorzitter van de kring Zuid-Holland, Mart Giessen, moet bellen over de lijst in Gouda. Een paar minuten later draait Schuurman zich weer naar mij toe: ‘Amersfoort is ook wel wat. Of Baarn.’ De Regt schudt zijn hoofd: ‘Baarn niet. Daar krijg je nooit die tien handtekeningen bij elkaar.’
Dus stelt ze, na Gouda, een plek op de lijst in Amersfoort voor. Ik stem daarmee in. Schuurman heeft inmiddels een nog beter idee: ‘Purmerend! Da’s mooi. Dan heb je gelijk een woning. Richard, kan die jongen naar Purmerend?’
Van der Plas kijkt op. ‘Natuurlijk’, zegt het raadslid en richt dan zijn aandacht weer op Janmaat, die met hem het aantal gekleurde Feyenoorders inventariseert dat tegen Porto heeft meegespeeld. Zij komen tot zes. Logisch dat Feyenoord de volgende ronde niet haalde, concludeert Janmaat.
Ik kan, na Gouda en Amersfoort, dus naar Purmerend. ‘Of Zaandam. Zaandam is ook mooi’, hervat Schuurman. Daar zou Martin van der Grind lijsttrekker worden, maar de ex-voorzitter van de CD-jongerenorganisatie is helaas in opspraak gekomen vanwege zijn aandeel in een moord op raciale gronden. Dus was enige discretie geboden.
Schuurman grist een bonbon van Janmaats schaaltje. Dan ziet ze een politieagent op een motor. ‘Martin, politie!’ waarschuwt ze De Regt die zijn wagen fout heeft geparkeerd. Hij schiet overeind, grist de invalidenparkeerkaart uit de hand van Schuurman en rent naar buiten. Het is vals alarm; de politieman begeleidt een limousine met een officiele functionaris.
Bij terugkomst pest Janmaat De Regt, een Zeistenaar, met zijn gedwongen verhuizing naar Utrecht. De Regt wil daar de gemeenteraad in, dus moet hij ook officieel in Utrecht wonen.
‘Dan maken ze van jouw ouwe huis meteen een asielzoekerscentrum’, zegt Janmaat. ‘Dan maak ik een vijver in m'n tuin en vul die met piranha’s. Cursus zwemmen voor Marokkaanse huisvrouwen’, zegt De Regt. Janmaat lacht.
‘Mag ik een keer mee naar jullie schietclub in Amsterdam-Noord?’ vraag ik.
‘Je moet wel een jaar geschoten hebben voordat je een wapenvergunning krijgt’, zegt Karselius. ‘Maar je kan natuurlijk eerder aan een wapen komen. Dat kan ik wel voor je regelen.’
De Regt: ‘En ik ken in Belgie wel wat adresjes. Trouwens, die wapens. Het staat niet op naam, als je begrijpt wat ik bedoel.’

Vrijdagavond 12 november 1993. De CD-kring Den Haag vergadert in hotel Bel-Air. Om te voorkomen dat anti’s de vergaderplaats ontdekken, moeten de leden zich melden bij de ingang van de Tweede Kamer, op Plein 2. Kringvoorzitter Ruud Snijders komt net de draaideur door als ik met enkele andere leden binnen wil stappen. Hij buigt zich naar ons toe en fluistert de locatie: ‘We hebben gereserveerd onder de naam Schuurman.’
De CD heeft een zaaltje op de tweede verdieping van het hotel gehuurd. Ongeveer zestig leden, vooral ouderen, zijn gekomen om te stemmen over de volgorde van de Haagse kandidatenlijst. Twee tafels zijn in de breedte tegen elkaar gezet. Links zit Janmaat. Snijders zit in het midden. Rechts van hem zit Roel Sangster, die zich met enige koketterie afficheert als de man die alle gevangenissen in Zuid-Holland van binnen heeft gezien. Uiterst rechts zit Eddy Derkink. De vuilnisophaler werd in april 1992 opgepakt bij een Hitler-herdenking; hij droeg een armband met daarop een hakenkruis. In 1991 stond hij op de kandidatenlijst voor de verkiezingen van de Provinciale Staten en is nu nummer twee op de Haagse lijst, althans als het aan Janmaat ligt.

‘De heer Derkink heeft een skinhead-verleden’, deelt Janmaat mee. ‘Dat is een positief punt, want dat betekent dat hij goede contacten heeft met die groep. Zoals u weet probeert de BVD skinheads tegen de CD op te zetten en dan is het goed dat je zo iemand in je gelederen hebt.’
Ook Snijders steunt Derkink: ‘U heeft hem net gezien. Een nette man. Hij komt goed uit zijn woorden en ik heb hem een tijd meegemaakt - het is een sympathieke jongen.’

Een van de leden neemt daar echter geen genoegen mee. De BVD houdt de skinheads intensief in de gaten en zo haal je met Derkink toch ook de BVD in huis? oppert hij. Janmaat lacht minzaam. ‘Denkt u nu echt dat ik niet door door de BVD gecontroleerd word? We hebben acht telefoonlijnen op het partijsecretariaat en een in de Tweede Kamer; die worden allemaal afgeluisterd. Als ik iets belangrijks te zeggen heb, bel ik ergens anders vandaan.’

Discussie gesloten. De aanwezige leden accepteren de voordracht van de ‘adviescommissie’ en storten zich op de koffie. Al snel hervat Snijders de vergadering. Hij slaat een paar agendapunten over, zodat Janmaat zijn toespraak kan houden. Deze drijft in zijn speech vooral de spot met de Partij van de Arbeid. ‘Je zou bijna vermoeden dat Wim Kok zo'n hekel heeft aan zijn eigen partij dat hij nu gaat zeggen: volgend jaar gaan we verder bezuinigen voor de opvang van nog meer asielzoekers. Nou, dat kost de PvdA opnieuw vier zetels.’ De leden grinniken.

Hij valt ook de minister van WVC, Hedy d'Ancona aan. Zij is in de partijpropaganda van de CD vaak het doelwit omdat zij de verantwoordelijkheid heeft voor de opvang van asielzoekers. Natuurlijk vergeet Janmaat ook de buitenlanders niet. ‘Men verwijt de CD dat wij alleen maar praten over minderheden. Maar noem nou eens een beleidsaspect waar je over kan praten zonder dat de minderheden erbij komen? Dat is toch zeker niet de criminaliteit. Welk politieapparaat is in staat om de criminaliteit te beteugelen als de grenzen open zijn, als iedere crimineel met een auto het land zonder meer uit kan, en in kan?’

Hij noemt de minister van Justitie, Ernst Hirsch Ballin een ivoren-torenwetenschapper die het vertikt praktische maatregelen tegen de criminaliteit te nemen. ‘Er komen wekelijks tientallen criminelen bij. Gewoon, van de Antillen. En als die Antilliaanse crimineeltjes zo makkelijk hierheen komen, kunnen ze net zo makkelijk terug. En als dat niet wil lukken en als de Antillen ze niet terug willen nemen, hebben wij al gezegd: nou, dan zet je ze op een boot. En aan de rand van de territoriale wateren zet je ze vervolgens in sloepjes. Die kant op!’

Vrijdagmiddag 19 november 1993. Een week na de kringvergadering bezoek ik opnieuw de tweedehands-boekenwinkel van Ruud Snijders. Hij zit aan een kleine tafel, Richard van der Plas tegenover hem. Snijders overhandigt Van der Plas een tweetal casettebandjes. Op de hoesjes staat een Duitse soldaat getekend, de zijkant vertoont runetekens en het betreft, blijkens de titel, de potpourri SS und SA singen.
Snijders: ‘Deze had ik nog steeds voor je liggen. Ik heb er laatst vijf of zes gekocht. Een voor mezelf, een paar voor andere mensen en een voor jou. Het is hartstikke mooi. Daar kan je van genieten.’
Van der Plas: ‘Ik ga ze vanavond meteen draaien op de terugweg.’ Snijders geeft advies: ‘En als je bij een stoplicht staat, zet je hem goed hard. Dan kan iedereen het horen.’

De zaken zijn geregeld. De heren praten verder over het congres in december en de rechtszaak van 25 november. De Haagse officier van justitie zal dan proberen aan te tonen dat de CD racistisch is en aanzet tot vreemdelingenhaat.
Dan volgt een gesprek over de toekomst. ‘Kijk, we zouden natuurlijk wel zoveel willen zeggen, zoveel willen doen. Maar als we dan verboden worden en ondergronds moeten, is het ook niks hoor’, zegt Snijders.
Van der Plas: ‘Als ze de CD verbieden, wordt het een puinhoop.’
Snijders: ‘Dan krijg je het net zoals in Duitsland.’
Van der Plas: ‘Dan krijg je ook hier een Sturmabteilung.’
Snijders: ‘Ze hebben weer een groep opgepakt van de Centrumpartij '86. Gearresteerd wegens brandstichting, gooien van bommen naar buitenlanders enzo. Daar wordt dan schande over gesproken.’
Van der Plas: ‘En het Nazifront Zeeland is opgerold. Stond gisteren op Teletekst.’
Snijders: ‘Ja, maar dat is niet van ons. Nazifront Zeeland? Ja, dat ga je krijgen natuurlijk. Dat zijn allemaal dingen die gebeuren, omdat zij vinden dat wij niet genoeg doen. Maar wij kunnen ook nog niks doen. Maar dat zijn natuurlijk allemaal jongens die - als wij straks aan de macht zijn of als we in ieder geval tien, vijftien zetels hebben - van harte welkom bij ons zijn.’
‘Natuurlijk!’ zegt Van der Plas.

Woensdagavond, 15 december 1993. De SS en Nederland. Rudolf Hess. Het recht op apartheid. De dreiging van de Islam. Moderne handvuurwapens. …en morgen de hele wereld. Richard van der Plas is een belezen man. ‘In die kast heb ik nog veel meer’, zegt hij, ‘maar die kunnen het daglicht niet verdragen, zal ik maar zeggen.’

Ook voor mij blijft die kast principieel gesloten. Niet die andere kast waarin zich stapels racistisch propagandamateriaal bevinden. Op het schrijfbureau staat een computer waarin het geheim bestand ligt opgeslagen waarover ik later meer zal horen.

Het Purmerendse raadslid heeft mij op het partijcongres gevraagd om bij hem langs te komen. Hij weet dat ik in verschillende gemeenten hoog op de kandidatenlijst voor de gemeenteraadsverkiezingen kan komen. En nu is daar op het partijcongres ook nog een kandidatuur in spe in de gemeente Maastricht aan toegevoegd.

‘Teken hier maar. Dan ben je van het gezeik van Wil Schuurman en al die anderen af’, zegt Van der Plas. Om de een of andere reden wil hij mijn naam dolgraag op de Purmerendse lijst. Maar al voor mijn bezoek had ik besloten aan Purmerend de voorkeur te geven. In andere plaatsen was ik onvermijdelijk lijsttrekker geworden, met als gevolg dat ik interviews zou moeten geven, iets waarvoor ik om voor de hand liggende redenen niets voelde.

Van der Plas probeert de keuze voor Purmerend nog aantrekkelijker te maken: ‘Je laat je op mijn adres inschrijven, zodat je officieel in Purmerend woont. Dan kun je gewoon blijven zitten waar je zit.’
Zo beland ik op de - in principe verkiesbare - tweede plaats van de CD-lijst Purmerend. Achter lijsttrekker Van der Plas, die trouwens ook op de Amsterdamse kieslijst staat.

Ondanks mijn medekandidatuur blijft mijn gastheer voorzichtig. Wel bevestigt hij openhartig zijn toenmalige betrokkenheid bij het neonazistische Aktionsfront Nationaler Sozialisten (ANS), iets wat hij in vraaggesprekken pleegt te bagatelliseren. ‘Ik ben trouwens blij dat ik niet meer bij dat ANS zit. Je hebt nauwelijks nog privacy’, zegt hij.
Van der Plas veert op van zijn bruine bankje en loopt naar de boekenkast. Hij pakt …en morgen de hele wereld, een boek van Karel ten Haaf over het ANS, en toont mij met enige trots bladzijde 172. Daarop staat de voorpagina van het ANS-blad Die Neue Front afgedrukt, jaargang 102, ‘Jahr des Fuhrers’ (1990). Wiens foto staat daar afgedrukt? Juist!

‘Janmaat doet vaak badinerend over het ANS’, zegt mijn gastheer, onderuit hangend op zijn bankje, ‘maar als het erop aankomt, staan de leden van het ANS op de barricaden.’ De Nederlanders zijn volgens hem bangelijk van aard. Ook de Nederlanders die met de Centrumdemocraten sympathiseren. ‘Als je tien CD'ers tegenover tien anti’s zet, durven ze nog wel. Maar als de anti’s in de meerderheid zijn, rennen ze hard weg. Wij gingen in Duitsland met z'n drieen naar bijeenkomsten van linksen. Dan stonden we tegenover vijftig man, maar we vochten net zo lang tot we niet meer konden.’

Van der Plas heeft een belangrijke positie binnen de CD. Met zijn achtergrond kan hij hij skinheads en andere radicale elementen overhalen om op de CD - en nit op de concurrerende CP'86 - te stemmen. De partij heeft volgens hem veel extreme figuren in het ledenbestand: ‘Ze doen nu nog niks, ze wachten op de uitkomsten van de pagina verkiezingen. Maar als de CD verboden wordt of nauwelijks groeit, gebeurt hetzelfde als in Duitsland. Bomaanslagen, alles…’

De radicale groep binnen de CD is weer opgedeeld in twee verschillende onderafdelingen, zo blijkt. ‘Je hebt bij de CD mensen die een sterk Nederland willen. Ze willen Vlaanderen terug, Noord-Frankrijk. En ze willen een goede binding met Zuid-Afrika. Dat is die Dietse gedachte, weet je wel. Ik vind het zelf trouwens allemaal kleinzielig, dat Groot-Nederlandse gedoe. Ik voel meer voor een sterk Europa met Duitsland aan de top. Dat land kan ons dan regeren, het is het enige land dat daar capabel voor is.’

Een week na het partijcongres heeft de stichting Socrates een zaal gereserveerd in Schiphol Hilton. Janmaat en Schuurman komen door de draaideur naar binnen. De Amsterdamse leden vergaderen op die vrijdagavond 17 december 1993 over de samenstelling van de kandidatenlijst. Ook Wim Elsthout, Martin de Regt, Sebastiaan Rietveld en Peter Korsse zijn aanwezig. Bert Bronk zit naast mij. Hij is lijsttrekker in Velsen. In het verleden was hij activist van de Vikingjeugd Nederland, lid van de Nederlandse Volks Unie, lid van het Nationaal Jongerenfront en voormalig leider van het Volksnationaal Front.

‘Bert rekent zich al rijk aan de komende strijd tussen links en rechts’, zegt Elsthout tegen Van der Plas over Bronk, begrafenisondernemer van professie.
‘Ja, hij neemt de maten alvast op. Van der Plas, 1 meter 76, eikehouten kissie’, antwoordt de politicus uit Purmerend.
Bronk kan er wel om lachen. ‘Ik zal er een mooi Keltisch kruis op laten zetten, Richard.’
Rechts van mij zit Fred Vlietstra. Hij is een WAO'er en grijpt iedere gelegenheid aan om te vertellen over de misdrijven waar ‘die Turkse en Marokkaanse gassies’ bij betrokken zijn. Daarvoor spelt hij De Telegraaf.
Maar zijn staatkundige kennis is verre van indrukwekkend. ‘Zijn de gemeenteraadsverkiezingen eigenlijk iedere vier jaar?’ vraagt hij. Ik antwoord bevestigend.
‘En de Tweede-Kamerverkiezingen?’ Ja, ook die worden vierjaarlijks gehouden, zeg ik.
‘U heeft er wel veel verstand van, zeg!’ zegt Vlietstra, diep ondeindruk.
Hij zal vanavond op de tiende plaats van de Amsterdamse kandidatenlijst terechtkomen.
Het zittende CD-raadslid in Amsterdam, Frans Hofman, is niet aanwezig. Hij heeft Janmaat gemeld ziek te zijn. ‘De alcohol van vanmiddag is verkeerd gevallen en anders heeft hij nog een kater van gisteren’, hoont Janmaat. Hofman vestigde de afgelopen vier jaar vooral de aandacht op zich als hij weer eens zwaar beschonken de gemeenteraadszaal werd uitgezet. Eerst had de CD twee zetels in Amsterdam, maar Hofmans collega W.J. Bruyn ging in 1992, na een ruzie met Janmaat, verder als onafhankelijk raadslid. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1994 stond hij op de lijst van de CP'86.

Terwijl de kandidaten buiten de zaal gespannen afwachten, stelt Janmaat binnen voor om de secretaris van de CD-kring Amsterdam, Yge Graman, te kiezen als nieuwe hoofdstedelijke lijsttrekker. ‘Hij is al vanaf het begin actief in de centrumstroming. Daarvoor wordt hij beloond met het lijsttrekkerschap’, licht hij toe.

Graman, weten ingewijden, is actief geweest in de Nederlandse Volksunie (NVU), onder meer als lijfwacht van Glimmerveen. In 1980 heeft hij met enkele anderen de Nationale Centrumpartij (NCP) opgericht, de voorloper van de Centrumpartij. Na de oprichtingsvergadering van de NCP is Graman met enkele andere leden naar de Mozes- en Aaronkerk getogen om daar Marokkaanse hongerstakers te lijf te gaan met fietskettingen en ijzeren staven, een terreurdaad waarvoor hij even later werd veroordeeld. Het Amsterdamse CD-lid Rinus Clabou is de enige die niet veel in Gramans nominatie ziet. Volgens hem is de kandidaat-lijsttrekker niet te vertrouwen: ‘De heer Graman heeft mij zelf verteld dat hij is opgeleid door de Rote Armee Fraktion. In de oude Haarlemmerhouttuinen, vlakbij de Droogbak.’

Janmaat laat Graman binnenroepen voor een korte ondervraging.
‘Heeft u in uw priveleven contacten met extreem-linkse politieke groeperingen?’ vraagt hij Graman, die ongemakkelijk achter het spreekgestoelte staat.
‘Wie zegt dat?’ vraagt Graman, met een stem vol ingehouden woede. ‘Ik sta werkelijk verbijsterd over deze beschuldiging. Iedereen kan mijn politieke verleden natrekken!’
‘Ik weet het’, zegt Janmaat. ‘Maar die opmerking is hier geplaatst. En onze eigen schietclub stelt niks voor, als je die vergelijkt met een opleiding bij de Rote Armee Fraktion…’ Graman kijkt hem bevreemd aan. Meent Janmaat dat serieus? ‘Bedoelt u dat ik een opleiding bij de RAF gevolgd zou hebben? Wat een stompzinnige beschuldiging! Meer kan ik er niet over zeggen.’ Graman mag weer vertrekken. Als de kandidaat de zaal weer uit is, vraagt Schuurman aan Clabou wat hem ertoe heeft bewogen Graman aan te vallen. ‘U kunt zo goed opschieten met de heer Graman. Hij heeft vorig jaar met Kerst toch nog bij u gegeten?’ Dat blijkt waar te zijn. Helaas is de bijeenkomst niet onproblematisch verlopen, onder meer omdat Gramans moeder bij deze gelegenheid door de gastheer voor jodin is uitgemaakt.
De aanwezigen schieten in de lach.

Na een een schorsing van de vergadering - die Janmaat gebruikt om met Graman en Clabou de zaak te bespreken - meent de CD-chef dat er geen reden is om Graman het lijsttrekkerschap te weigeren. Graman blijft dus nummer een.

Ook de plaats op de lijst van Van der Plas (nummer vijf) staat ter discussie. De voorzitter van de CD-kring Den Helder, Peter Korsse, vreest dat de negatieve publiciteit rond Van der Plas schadelijk voor de verkiezingen zal zijn.

Zoals gewoonlijk verdedigt Janmaat het Purmerendse gemeenteraadslid: ‘Over de heer Van der Plas wordt vaak negatief geschreven, maar dat is niet altijd terecht. En als iemand van de CD dan niet wordt vervolgd of vrijgesproken, zouden we zelf een advertentie in de krant moeten plaatsen om daar de aandacht op te vestigen.’

Uit de zaal roept een van de leden dat de media goed op politici letten, maar nog veel beter op politici van de CD. Janmaat knikt instemmend. ‘Duizenden Nederlanders kunnen iets flikken wat niet mag. Als journalisten dat ontdekken, doen zij niks met die informatie. Maar als ze er achter komen dat u, voorzitter van de CD-kring Den Helder, hetzelfde doet als die duizenden Nederlanders, staat dat morgen in alle Noordhollandse kranten. De pers hoopt dat wij dan net zo reageren zoals u nu reageert, dat we zeggen: die meneer is niet te handhaven in de partij. Als we dat zouden doen, veroorzaken we een domino-effect. Volgende week is een ander lid aan de beurt en de week daarna weer een ander.’
‘Het is dom wat die Korsse vanavond gedaan heeft’, zegt Van der Plas na afloop in de auto. ‘Let op, zijn functie in het hoofdbestuur staat na vanavond op springen. Ik heb heel veel invloed in de partij.’

De ongelukkige Korsse heeft inderdaad sinds de betreffende avond geen vergadering meer van het CD-hoofdbestuur bijgewoond.
Zelf behield Van der Plas natuurlijk zijn vijfde plaats.

Janmaat had als gebruikelijk de vergadering met een toespraak afgesloten. Vooral de Bosnische vluchtelingen moesten het ontgelden. Hij citeert zijn eigen partijgenote en hartsvriendin Wil Schuurman, die op 20 januari 1993 in de zendtijd voor politieke partijen had gezegd: ‘Als er ergens in de wereld problemen zijn, en die zijn er nogal wat, dan zijn onze politici er als de kippen bij. Zij weten het. Neem de oorlog in Bosnie. Nu zijn er opeens 20.000 islamitische vrouwen die allemaal verkracht zouden zijn. Niemand weet of het waar is. Het is ook niet bewezen. De CD zet grote vraagtekens bij al die verhalen. Maar Kooijmans is nog geen minister of hij staat al te roepen dat Nederland voor opvang moet zorgen. Nou ja, als die vrouwen niet verkracht zijn, kan het altijd nog hier in de oude wijken gebeuren. Of vermoord worden bij de metro. Criminaliteit in overvloed. De CD is uiteraard tegen hun komst. We hebben meer dan genoeg vrouwen in ons land. Ook buitenlandse, ook illegale. Aan nog meer islamitische vrouwtjes is geen behoefte. Ook al zegt Dales dat ze zo tolerant zijn. Blijven waar je bent, is ons parool.’

Janmaat citeert deze woorden met zichtbaar welbehagen. En vervolgt, thans op eigen kracht: ‘Ze hebben niet geluisterd naar de waarschuwing. Ga maar op de walletjes kijken, daar zitten al die islamitische vrouwtjes. Waarschijnlijk is het verkrachten zo goed bevallen, dat ze nu achter de ramen zitten.’

Op vrijdagavond 7 januari 1994 bezoek ik voor het eerst de schietclub SV Lisse in Amsterdam-Noord. De partijtop van de CD komt daar niet alleen om te schieten, maar vooral om te drinken. De schietbaan is gehuisvest in een vervallen loods. Naast de baan is een ruimte met een u-vormige bar. Verder is de ruimte ingericht als een huiskamer. Op drie leren bankjes zitten enkele leden. Een jukebox zorgt voor muziek. Aan de wand hangen oude geweren.

Wil Schuurman zit aan de bar. ‘Hee Riena, ik heb een kleinzoon. Damien heet-ie’, meldt ze de vrouw achter de bar. Ze tikt met haar linkerhand op haar blote rechterpols. ‘En hij heeft mijn kleur! Gelukkig maar, anders had ik een kussen in zijn gezichtje moeten duwen.’
Erwin Karselius, haar zoon, en zijn donkere hindoestaanse vrouw hebben dus een jongetje gekregen. ‘Met een echt Germaans koppie’, vervolgt Schuurman. ‘Gelukkig heeft-ie geen hindoestaanse trekken.’

De beheerster van de bar, Riena de Boer runt de zaak samen met haar man Henk, een CD-activist. Hij heeft zijn handtekening onder verscheidene kieslijsten van de partij gezet. Zijn vader was lid van de Centrumpartij en de rassentheoretische Northern League. Hij was ook een persoonlijke vriend van de weduwe Florrie Rost van Tonningen.

Riena de Boer bekijkt mij enigszins wantrouwend als ik mijn eerste bestelling plaats. ‘Hoe kom jij hier?’ Ik vertel naar waarheid dat ik met Richard van der Plas ben meegekomen. Ze zoekt de ogen van Van der Plas voor bevestiging en is dan pas gerustgesteld. Later op de avond waarschuwt ze Van der Plas voor een blonde man aan de bar: ‘Hij draagt een kettinkie met een davidster.’
‘Misschien is hij Ajax-supporter’, antwoordt Van der Plas geruststellend.

Het is redelijk druk. Ik zie enkele bekende gezichten. Het Rotterdamse gemeenteraadslid Gerard Rieff en de voorzitter van de CD-kring Den Helder Peter Korsse zijn in druk gesprek met Janmaat verwikkeld. Korsse klaagt dat hij geen uitnodiging heeft gehad voor de laatste bijeenkomst van het hoofdbestuur. Een bezoeker legt aan Sebastiaan Rietveld uit waarom Chinezen in China moeten blijven, Surinamers in Suriname, met andere woorden, waarom Nederland exclusief is voorbestemd voor de Nederlanders. ‘Als ik vier verschillende sterke drankjes in jouw bierflesje giet, wat gebeurt er dan? Juist - je wordt doodziek.’

Ook Martin van der Grind is aanwezig. Hij was vorig jaar heel even jongerenvoorzitter van de CD en dus ook lid van het hoofdbestuur, maar besloot zich na een reeks negatieve artikelen terug te trekken. Het betrof de moord waarbij hij in 1986 betrokken is geweest. Het was weliswaar een ander CD-lid dat de dodelijke steken had toegediend, maar Van der Grind had blijkens het proces-verbaal ‘daadwerkelijk meegeholpen’.
Tegen tienen komt ook Nico Bodemeijer binnen, evenmin een onbeschreven blad. Bodemeijer kwam in 1983 in het nieuws toen hij de 15-jarige Kerwin Duijnmeijer doodstak. Hij is nog net op tijd om Janmaat gedag te zeggen. Op diens weg naar buiten slaat hij een arm om de partijvoorzitter heen en zegt: ‘Hans, als je nog een keer mijn hulp nodig hebt, hoor ik het wel.’ Zoals verleden jaar toen Bodemeijer met geweld een aantal demonstranten een Amsterdamse CD-vergadering uitwerkte.

Hij is natuurlijk ook een goede vriend van Van der Plas. ‘Als wij samen gingen stappen in Purmerend, scheet iedereen bijna in z'n broek van angst’, zal hij die avond meermalen herhalen.
Hij voert die avond verschillende keren zijn hooggewaardeerde act op. Terwijl hij de Hitlergroet brengt, klaagt hij: ‘O, ik heb toch zo'n kramp in mijn rechterarm!’
Joviaal deelt hij biertjes uit. ‘Voor volk en vaderland!’ En als Bodemeijer en Van der Plas elkaar toedrinken, drukken ze hun neuzen plat om enigszins op een neger te lijken. ‘Rimboe-oeroeboe-roe’, zingen ze op de melodie van de ‘negermuziek’ uit de jukebox.

Tegen enen vertrekt Van der Plas naar Purmerend, waar we gaan stappen. Ook Van der Grind, zijn vriendin en zijn Almelose vriend Gerrit Webbink gaan mee. De stemming zit er goed in. Op de schietvereniging hebben ze flink gedronken.

‘Heb je ook Oi bij je?’ vraagt Van der Grind vanaf de achterbank. Van der Plas heeft geen skinheadmuziek bij zich. ‘Ik heb twee bandjes aan Nico geleend: Storkraft en Die Bose Onkel.’ ‘Die Fahnen hoch, die Reihen fest geschlossen’, klinkt het even later vanaf de achterbank.
Van der Grind zingt achter het stuur mee: ‘SA marchiert, mit ruhig festen Tritt…’ De samenzang wordt besloten met een collectief: ‘Sieg Heil! Sieg Heil! Sieg Heil!’

Onderweg rijdt Van der Plas veel te hard. Hij heeft de laatste jaren al drie wagens total-loss gereden.
‘He Richard, ik heb vanavond geen zin in nikkers, hoor’, waarschuwt Van der Grind. ‘Dan ga ik spontaan schoppen en kom ik weer in de cel terecht.’
Even later, in Purmerend, wijst Van der Plas het politiebureau aan, waarop Van der Grind en zijn vriendin spontaan beginnen te zwaaien. ‘Tot straks!’
Onze chauffeur parkeert zijn wagen bij een cafe waar twee politieagenten staan. We passeren een donkere jongen met een gapende hoofdwond als we de bar binnengaan. Van der Grind wil gelijk vertrekken. ‘Straks zeggen ze dat een blanke die nikker heeft toegetakeld. Dan sta ik daar, als enige skinhead. Daar heb ik nu geen zin in.’

Cafes genoeg in Purmerend. Webbink gaat met zijn rug tegen de achtermuur zitten, al rondspiedend. ‘Ik observeer altijd’, legt hij uit. ‘Dat heb ik geleerd in Noord-Ierland.’ Verder laat hij daar niks over los. In een ander etablissement begint Van der Grind tegen Gerrit ook kortgeknipt haar) over de ideologische bevlogenheid van de doorsnee skinhead in Nederland. ‘We willen allemaal naar het licht, we hebben hetzelfde doel, we bereiden de weg voor de CD.’

Vol vuur vertelt hij over de diverse manieren om de stadsguerrilla te praktizeren. ‘Je hebt niks aan een mes als je tegenover meer tegenstanders staat’, betoogt Van der Grind. Hij zoekt in zijn jaszak en tovert een traangasgranaat te voorschijn. ‘Dit moet je gebruiken, als je in problemen komt. En vervolgens schop je ze dood met je stalen neuzen.’
Van der Plas brengt de Hitlergroet.

Bij de Purmerendse lijsttrekker thuis benadrukt Van der Grind dat hij nou eindelijk toch weleens geld van Janmaat wil ontvangen - voor de postzegels voor het blad Hou Kontakt. ‘Dat moet je met hemzelf regelen. Bel hem maandag even - hij is op het partijbureau’, zegt Van der Plas. Het gesprek verplaatst zich naar zijn computer, waarin informatie over ‘de linksen’ blijkt te zijn opgeslagen.

‘Voor later’, zegt onze gastheer. En hij licht toe: ‘Kijk, iemand die een PvdA-poster voor z'n raam heeft hangen, is gewoon een domme meeloper. Die zet ik niet in die computer van me. Maar die lui van het Anti-Discriminatie Bureau natuurlijk wel. Die zijn bewust bezig ons kapot te maken.’
De avond voor het indienen van onze kandidatenlijsten doet Van der Plas mij een onverwachte primeur cadeau. Het is midden in de nacht. ‘Weet je dat Janmaat van plan is dit najaar als partijvoorzitter terug te treden? Geloof me, ik heb het uit de eerste hand. Wim Elsthout zal hem waarschijnlijk opvolgen.’

En waarom zou Janmaat stoppen?
‘Hij wordt ook een dagje ouder.’ De CD-voorzitter heeft dan trouwens mooi de gelegenheid zijn memoires te schrijven. Grinnikend: ‘Ik heb al een toepasselijke titel. Wat dacht je van Mijn strijd?’

Zeven uur later, dinsdagmorgen 18 maart 1994, leveren we op het stadhuis in Purmerend de kandidatenlijst voor de gemeenteraadsverkiezingen in. Van der Plas is nerveus. Hij heeft een potje Tipp-ex meegenomen voor eventuele procedurele oneffenheden. De lijst wordt goedgekeurd, maar Van der Plas is nog altijd gespannen; hij wil weten of de indiening van de kandidatenlijsten in Almelo en Enschede is gelukt, steden waarvoor hij zich persoonlijk heeft ingespannen. Om zijn gedachten te verzetten, wandelen we door het centrum van de stad. In een steegje is met witte verf een Keltisch kruis op een muur gespoten. Anderen hebben daar een zwarte X overheen gekalkt.
‘Negers’, concludeert Van der Plas.

‘s Middags hoort Van der Plas dan eindelijk dat de CD ook in Almelo en Enschede aan de gemeenteraadsverkiezingen meedoet. Hij oogt opgelucht.
Welke regels zijn voor gemeenteraadskandidaten van de Centrumdemocraten belangrijk in de omgang met journalisten? Janmaat dicteert, op vrijdagavond 21 januari 1994 tijdens een voorlichtingsbijeenkomst in de Thorbecke zaal van het Tweede-Kamergebouw, de twee belangrijkste.
Regel een: 'We praten niet over de huidskleur van mensen.’

Regel twee: ‘We praten niet over kenmerken die voor een hele bevolkingsgroep gelden. Behalve dat het wetenschappelijk bewijs daarvoor moeilijk is te leveren, kan het de indruk wekken - als de genoemde kenmerken niet positief zijn - dat de CD discrimineert. Positief discrimineren mag wel. Wij mogen bijvoorbeeld wel zeggen dat Surinamers super-intelligent zijn. Maar als wij zeggen dat Surinamers geen moeite doen om een baan te vinden, staat dat morgen groot in de krant.’
De aanwezige leden knikken vol begrip.

De rest van de avond benut Janmaat voor de uitleg van zijn fel bekritiseerde uitspraken die hij de afgelopen weken over diverse Haagse politici heeft gedaan. Hij beseft dat zijn opmerkingen bij sommige leden verkeerd zijn gevallen. Zo weigerde Janmaat na de dood van minister Ien Dales het condoleance-register te tekenen. ‘Nee, dat doe ik niet. Nee. Het was een buitengewoon vijandige minister voor de CD. Dus wij betreuren het totaal niet. Wij kunnen er geen traan om laten. Misschien is ze de hele Partij van de Arbeid voorgegaan’, zei hij voor de televisiecamera van RTL-nieuws.
Dat was voor enkele CD-leden reden hun lidmaatschap op te zeggen. Janmaat zag zich vervolgens genoodzaakt in de zendtijd voor politieke partijen op de zaak terug te komen. Hij benadrukte dat hij niets tegen Dales persoonlijk had, hij had alleen kritiek op haar beleid.

Maar hier, in eigen kring, hoeft hij geen knieval te maken. ‘Wij hebben brieven ontvangen over mevrouw Dales - die durf ik niet te citeren’, zegt Janmaat. Iedereen lacht. ‘En als bij de herdenking in de kerk vertegenwoordigers van een aantal organisaties haar de Moeder van de Minderheden noemen, dan denk ik: het is toch logisch dat Janmaat kritiek had op Dales.’
Gedempte hilariteit.

Meer moeite hebben sommige CD-leden met Janmaats inmiddels bekende opmerkingen in het Elsevier-interview waarin hij zich kritisch uitliet over de afkomst van de politici Gabor, Apostolou en Hirsch Ballin. De Katwijkse lijsttrekker Krijgsman windt zich waarachtig enigszins op. ‘Heeft u niets geleerd van het geval-Dales?’ vraagt hij Janmaat. ‘Dat heeft de CD stemmen gekost. En nu doet u ook nog antisemitische uitspraken. Daarmee kwetst u een groot deel van de bevolking. Mij ook; mijn vrouw heeft in de Tweede Wereldoorlog haar hele familie verloren.’

Snijders, achter mij gezeten, ergert zich op zijn beurt aan Krijgsmans kritiek op Janmaat. ‘Wat staat-ie daar nou slap te ouwehoeren?’
Krijgsman houdt onverschrokken vol: ‘Wij hebben in Katwijk met veel moeite de partij opgebouwd, maar met uw optreden van de laatste weken heeft u alles weer afgebroken. Dank u! Ik distantieer mij hierbij van de voorzitter.’ Dan gaat hij zitten.

Janmaat schetst vervolgens in grote lijnen hoe het gesprek met de verslaggevers zou zijn verlopen en benadrukt dat zijn uitspraken sterk uit hun verband zijn gerukt. ‘Als ik werkelijk gezegd zou hebben dat minister Hirsch Ballin uit de politiek moet verdwijnen, zou Elsevier dat toch op de cover zetten? Dat is dan toch de uitspraak van Janmaat waar organisaties die de CD willen laten verbieden al zo'n tien jaar op zitten te wachten?’ besluit hij.

Daarmee zijn de aanwezigen overtuigd. Ook de Haagse kandidaat De Jong, die eerder op de avond instemmend op Krijgsmans kritiek had gereageerd. Nu zegt hij, met trillende stem: ‘Meneer de voorzitter, ik wil u zeggen: mijn verloofde is vergast omdat ze joodse was. Nu u heeft verteld hoe dat gesprek werkelijk is verlopen, ben ik gerustgesteld. Want ik kan geen gemeenteraadskandidaat zijn van een partij die dezelfde fout maakt als Hitler, namelijk de jodenvervolging.’

Dan neemt Van der Kooi, de Zwijndrechtse lijsttrekker, het woord. De partijleden moeten niet met elkaar bekvechten, ze moeten elkaar steunen, is zijn mening. ‘Let’s give our big boss a big hand!’ Iedereen applaudisseert. Janmaat lacht opgelucht. Nog een keer herhaalt hij de twee basisregels voor de omgang met journalisten. ‘En als u dan toch problemen krijgt, belt u dan meteen het partijsecretariaat. Wij geven u dan adressen van advocaten.’

‘Als ik er achter kom wie me dit geflikt heeft, schiet ik hem door z'n kankerkop.’ Ten tweeden male ben ik te gast bij de schietclub SV Lisse. Maar dit keer is beheerder Henk de Boer in een uiterst slecht humeur. Iemand heeft de presentielijst gestolen die hij verplicht is de politie te overleggen.
Een der aanwezigen, Alexander van der Wouw, tracht hem te kalmeren en biedt hem een camcorder in bruikleen aan. Als De Boer dit apparaat op de juiste plaats boven de bar installeert kan de dader de volgende keer niet ongestraft ontsnappen. ‘En dan schoppen we hem eerst de pleuris’, zegt Van der Wouw, ‘en vervolgens ruimen we hem op.’

De stemming trekt bij. Van der Wouw wil, zegt hij, eigenlijk best woordvoerder van de CD worden. Kan Van der Plas dat niet even voor hem regelen? Helaas, de beoogde woordvoerder heeft een strafblad. Waar is hij eigenlijk voor veroordeeld?
‘Racisme’, zegt Van der Wouw.
‘Dat is juist een pluspunt’, antwoordt Van der Plas.
Trouwens, behalve wegens racisme is Van der Wouw ook veroordeeld voor openlijke geweldpleging, mishandeling, het aanzetten tot antisemitisme, alsmede het verspreiden van stickers met de tekst ‘Bevrijdt Europa van de joden’.
‘Jammer dat de Centrumdemocraten zo'n slechte reputatie hebben’, verzucht Van der Wouw, want anders hadden zij de burgemeester van Amsterdam kunnen leveren. ‘Alhoewel - we hebben geen joden in de partij.’

Woensdag, 2 februari 1994. De stemming op het CD-partijbureau is gelaten. Het weekblad Nieuwe Revu is er waarachtig in geslaagd undercover twee maanden de partij te infiltreren. Het heeft geleid tot een artikel met voor de partij weinig propagandistische waarde. Maar heeft dergelijk geschrijf eigenlijk wel een negatieve invloed? Dezelfde avond hebben meer dan tachtig bellers het informatiepakket aangevraagd. ‘Zie je wel’, lacht Janmaat, ‘ze maken ons niet kapot.’

De verslaggever heeft in KRO’s Brandpunt iets van zijn ervaringen verteld. Veiligheidshalve op de rug gefilmd. ‘De schijterd!’ zegt Erwin Karselius. ‘Volgens mij zit-ie trouwens in Amsterdam-Noord. Laat het maar aan mij over, daar kom ik wel achter.’ Inmiddels heeft Yge Graman in het Amsterdamse telefoonboek gekeken. Inderdaad, daar staat ene P. Rensen in. Karselius pakt de telefoon en draait het betreffende nummer. Onderwijl oppert Graman: ‘Vraag hem meteen van welke houtsoort z'n kist moet zijn.’ Aan de lijn komt een Engels sprekende mevrouw die waarachtig nog nooit van ene P. Rensen heeft gehoord.

De Reg maakt zich met name zorgen over de zinsnede waaruit blijkt dat hij een tweede huis heeft. Want waarschijnlijk wordt het blad eveneens door de belastingdienst gelezen. ‘Terwijl ik dat tweede huis alleen maar heb om medisch te experimenteren’, zegt hij later, bij wijze van grap. ‘Geinspireerd door Josef Mengele.’

Het is de bedoeling dat de eerste vijf kandidaten op de lijst in Purmerend woensdagavond 26 januari 1994 met elkaar vergaderen bij Richard van der Plas thuis. Alleen Gerard van Seventer (nummer drie) is komen opdagen. Een half uur te laat; hoewel hij al vier jaar in Purmerend woont, is hij niettemin verdwaald. Jan Doets (nummer elf) heeft zich inmiddels bij ons gevoegd. Hij domineert (tot ongenoegen van Van der Plas) het gesprek met one-liners als ‘Ik heb een bloedhekel aan Turken en Marokkanen’ en ‘Alle Joegoslaven zijn crimineel’. Doets, PTT-medewerker, ergert zich aan de aanwezigheid van buitenlandse werknemers bij zijn werkgever en laat dat, zegt hij fier, op de werkvloer duidelijk merken. Hij is, zegt hij, om zijn grote mond al vaak door zijn superieuren ter verantwoording geroepen. ‘Maar ze jatten bij het leven. Hé, da’s leuk, een autoradiootje! En dan trekken ze dat ding zo uit de verpakking - en weg zijn ze.’

Eindelijk lukt het Van der Plas dan toch het door hem opgestelde tien-puntenprogramma ter discussie te stellen. Punt één: stop de vreemdelingenstroom. ‘Die stroom kun je niet meer stoppen, vrees ik’, zegt Van Seventer somber. Doets is het met hem eens: ‘We hadden die stroom jaren geleden al de kop moeten indrukken. Die Duitsers - de jongeren in ieder geval - zijn nu wakker geworden, die zeggen: als de regering niks doet, doen wij het wel. En wij doen het op onze manier. Oorlog hoeft voor mij niet, maar als het zo doorgaat, wordt het in Nederland ook steeds gewelddadiger.’
‘De regering kweekt gewelddadigheid’, vult Van Seventer aan. ‘Ik wil bijvoorbeeld een grotere woning, maar die krijg ik niet. Grote woningen zijn voor de grote buitenlandse gezinnen. Ik moet er dus minimaal nog één kind bij hebben. Maar moet ik dan neuken op commando, om een groter huis te krijgen?’
Doets heeft ook een voorbeeld bij de hand: ‘Ik bracht deze week mijn kind naar de creche. Ging de deur open en, krijg nou de kolere, kwam er opeens een Somalische binnen met zo'n kleine schreeuwerd. Ze was helemaal in klederdracht en sprak natuurlijk geen stom woord Nederlands. Zij hoeft geen negentig gulden te betalen voor die kleine.’
Van Seventer knikt instemmend: ‘Juist! Dat bedoel ik nou. En dan vinden ze het gek dat er haat wordt gekweekt.’
Van der Plas heeft geamuseerd zitten luisteren en mengt zich nu in het gesprek: ‘De meeste Nederlanders hebben een grote antipathie tegen vreemdelingen, maar ze zeggen het allemaal…’
‘…in bedekte termen’, vult Van Seventer aan.
‘Precies!’ zegt Van der Plas.

Punt twee luidt: remigratieprojecten voor vreemdelingen. Punt drie: verplicht terugzenden vreemdelingen. Van der Plas: ‘Als journalisten mij vragen welke vreemdelingen weg moeten, zeg ik altijd maar dat werklozen en criminelen het land moeten worden uitgezet. Dat ruimt al lekker op. Buitenlanders zijn immers werkloos of crimineel. Er komen in deze flat zo veertig, vijftig woningen vrij.’ En zodoende lost de CD ook gelijk het woningprobleem in Purmerend op.

De andere punten van het programma nemen Doets en Van Seventer voor kennisgeving aan. Purmerend uit het Regionaal Orgaan Amsterdam. Eerlijke lastenverdeling. Invoering van stadswachten. Méér politie. Geen huurverhoging boven het inflatiepercentage. Behoud groene gebieden door verstandig bouwbeleid. Afschaffen van positieve discriminatie - ze geloven het inmiddels wel.

Op de overloop van het Haagse partijbureau ben ik inmiddels benoemd tot secretaris van de jongerenafdeling. Mijn directe superieur is Sebastiaan Rietveld, de voorzitter, die ik al snel goed leer kennen. Ik vergezel hem op een reisje naar Antwerpen, samen met mijn aanstaande fractiegenoot Richard van der Plas en de hoofdstedelijke raadskandidaat Ruud Enthoven. Ons doel is de firma Eagle Arms.

De heren kijken hun ogen uit.
‘Moet je eens kijken, Richard’, zegt Rietveld euforisch, ‘mooi he, echte SS-koppelsloten!’
‘Ik word hier bloedgeil van’, verzucht Van der Plas.
Hij kiest voor een bierpul met de handtekening van Heinrich Himmler en een asbak met het logo van de NSDAP. Ook Rietveld koopt een bierpul. Die vertoont een doodskop en is blijkens het opschrift afkomstig van de Fuhrerschule Braunschweig.
En nu nog een mes. Rietveld kiest voor een wapen waarin het motto ‘Blut und Ehre!’ is gegraveerd. ‘Zoiets heeft voor mij historische waarde’, verzucht hij. Heeft de verkoper, een aanhanger van het Vlaams Blok, wellicht nog ‘leuke spulletjes’ onder de toonbank? Jazeker, de verkoper haalt een vlag met een hakenkruis te voorschijn.
‘Die neem ik!’ roept Rietveld begerig. Hij is in een kooplustige bui.

Bij de firma De Slegte op de Meir bladert Enthoven een rijk geilllustreerd boek over de jodenvervolging door. Wij kijken over zijn schouder mee. Het bevat de overbekende dramatische beelden. ‘O, dat is een foto van een stel anorexia-patienten’, zegt Rietveld.
De avond voor de gemeenteraadsverkiezingen begeven Richard van der Plas en ik ons naar het Purmerendse café De Smoeshaan, een lokaal bolwerk van de Centrumdemocraten. We hebben anderhalf uur in de plaatselijke flats gefolderd en zijn aan een consumptie toe. Van der Plas drinkt in een snel tempo drie glazen Duvel plus een Apfelkorn. Want hij maakt zich zorgen. Hoeveel mensen zullen uiteindelijk tbch niet op zijn partij stemmen, omdat hij even eerder een paar dagen heeft vastgezeten, verdacht van mishandeling van de schrijver Adriaan Venema?
‘Wat hebben ze nou helemaal?’ zegt de uitbater van De Smoeshaan troostend. ‘Een getuigenis van een dooie en een getuigenis van een dronkelap.’ Met de laatste doelt hij op het immer dorstige Amsterdamse raadslid Hofman.

Druk is het niet in het café. Een donkere man aan het einde van de bar biedt de eigenaar een drankje aan.
‘Dank je’, zegt onze gastheer beleefd.
‘Kutneger’, mompelt hij tegen Van der Plas.
De verkiezingsavond oogt in eerste instantie wat mat. Althans in Purmerend. Van der Plas had eigenlijk op méér gerekend dan die luttele twee zetels. ‘Het zou me niks verbazen als ze de uitslagen vervalst hebben’, moppert hij. ‘Misschien hebben ze wel een anti-CD-virus in de computer gestopt.’

Nee, in Purmerend valt niks te beleven. Dus gaan wij naar Amsterdam. De lokale raadskandidaten zijn in een woning van een der leden samengekomen en kijken naar de NOS. De uitslag van de hoofdstad is nog niet binnen. Ook nog niet als Noraly Beyer om tien uur hetJournaal presenteert. ‘Godverdomme, ook dàt nog!’ roept een kandidaat.

Dan volgt een politiebericht. Een even dode als donkere man verschijnt in beeld. ‘Kijk, de lijsttrekker van GroenLinks!’ roept iemand.
Dan is het zover. De uitslag van Amsterdam - vier zetels. Gejuich blijft uit. Iedereen feliciteert de gekozenen. Een redelijk succes, net als de uitslagen elders in den lande. De CD in Heerhugowaard heeft het daarentegen niet gered.
‘Gelukkig maar’, zegt jongerenvoorzitter Rietveld, ‘de lijsttrekker kan namelijk niet lezen en schrijven.’

Teletekst toont de definitieve uitslag: de Centrumdemocraten zijn van elf naar zevenenzeventig raadszetels gestegen.
‘Nog even en we zijn weer een provincie van Duitsland’, zegt Van der Plas.