
Haar Londen, haar relatie tot haar huisdieren, haar liefdes, haar geestesziekte, haar relaties met man, zus, vriendenkring, artsen; haar reizen, haar huizen – al deze onderwerpen zijn in aparte biografieën behandeld. Er zijn biografieën van kennissen van kennissen die wel eens een kopje thee bij haar hebben gedronken. Haar dagboeken zijn in zes kloeke delen verschenen, net als haar brieven.
Net als je denkt dat nu eindelijk ieder gebied in het leven van Virginia Woolf (1882-1941) wel is behandeld, verschijnt het fraai vormgegeven en prijzige Mrs Woolf and her Servants: The Hidden Heart of Domestic Service. En zodra je die titel ziet, vraag je je af waarom nooit eerder iemand op het briljante idee is gekomen om over dit onderwerp te schrijven. Want de lezers van al die biografieën, dagboeken en brieven weten meteen over wie dit boek onder anderen zal gaan: over Sophia, de rondborstige kokkin in Woolfs ouderlijk huis (en later in Bloomsbury), over Nelly en Lottie, de dienstmeisjes in een groot deel van haar volwassen leven, over Louie, die voor het echtpaar Woolf werkte in hun buitenhuisje in Sussex. Deze lezers worden niet teleurgesteld. Dit is een Bloomsbury-boek waarin echt nog wat nieuws staat.
Virginia Woolf was een kind van haar tijd. Ze leefde in een tijd waarin je als vrouw ofwel dienstmeisjes had of er zelf een was. Het moge duidelijk zijn dat Virginia Woolf, geboren in de hogere middenklasse, iemand was die van kleins af door dienstmeisjes werd omringd. Het werden er in de loop der jaren alleen steeds minder. Haar moeder runde een Victoriaans huishouden bestaande uit zeventien personen, onder wie zeven personeelsleden. Toen Woolf na de dood van hun ouders samen met haar zus en haar twee broers een eigen huishouden opzette, was het vanzelfsprekend dat ze personeel hadden, hoe bohémien ze ook waren. Later waren er dus Nelly (van wie Light onthult dat ze eigenlijk Nellie heette – een veelzeggend detail: in de achttien jaar die hun samenwerking duurde, heeft Virginia Woolf dus nooit geweten hoe ze de naam van haar dienstbode correct moest spellen) en Lottie, uiteindelijk waren er slechts Mabel (in Londen) en Louie (in Rodmell) en brak onvermijdelijk het moment aan waarop Woolf voor het eerst zelf een ei bakte. In de laatste jaren van haar leven was ze trots op het feit dat ze zelf een eenvoudige avondmaaltijd wist te bereiden. Het huishouden – een beetje stoffen – werd voor haar nooit meer dan arbeidstherapie.
Het personeel mag in aantal zijn afgenomen, het grootste gedeelte van Woolfs leven leefden ‘mevrouw en meneer’ en hun ‘meisjes’ dicht op elkaar. Privacy was er niet of nauwelijks: hun slaapkamers bijvoorbeeld grensden aan elkaar en de muren waren dun. Tot begin jaren dertig was Woolf zelden of nooit alleen in haar eigen huis. Het werkte haar op de zenuwen. Haar huishoudelijk personeel was zowel een zegen waardoor ze kon werken, als een last waarvan ze zich wilde bevrijden.
Light – kleindochter van een dienstbode en nog steeds licht verontwaardigd – beschrijft wat dienstmeisjes zoal moesten doen en je hoeft je niet af te vragen in wier schoenen je destijds had willen staan: in die van de schrijfster of in die van het meisje dat voor haar ’s ochtends de po leegde en de latrine leeg schepte. Dienstmeisjes hadden het zwaar: ze verrichtten het meest ondankbare werk, woonden ver weg van hun familie, hadden zelden vrij en verdienden weinig. Ze hadden niet veel keus, want in die tijd was er voor laaggeschoolde vrouwen nauwelijks ander werk. Zodra dat wel het geval was, met de opkomst van de industrialisatie en van andere dienstverlenende beroepen, was het snel gedaan met het grote aanbod van huishoudelijk personeel.
Light geeft een goed beeld van alle kleine en grote ergernissen die er over en weer waren. Virginia Woolf en Nellie Boxall maakten ruzie over het gewicht van de kolenkit en de bereiding van marmelade, Nellie werd ontslagen of nam ontslag, ze maakten het weer goed en zo ging het jarenlang door. Jammer is dat er van Nellie weinig geschreven bronnen bekend zijn, waardoor het onvermijdelijk wordt dat de klaagzangen van Woolf domineren en onsympathiek aandoen. Het lijkt echter realistisch om te veronderstellen dat er ‘downstairs’ net zo hard geklaagd en geroddeld werd over ‘upstairs’ als vice versa. Beide groepen waren tot elkaar veroordeeld.
Dat het leven van de dienstboden – Light beperkt zich niet tot de levens van Nellie en de haren, maar biedt een bredere sociologische schets van hun lotgenoten – geen pretje was, is duidelijk. Maar mevrouwen hadden het ook niet gemakkelijk. Virginia Woolf was – tenminste in theorie – een socialiste, zij was modern, zij wilde niet zo formeel met haar personeel omgaan als haar moeder dat had gedaan. Haar huishoudelijke hulp hoefde geen uniform te dragen en kon eens per jaar een logé ontvangen. Ze wilde op min of meer gelijke voet met haar personeel omgaan. Maar dat lukte matig: Nellie en de haren waren ‘te ongeletterd’, te primitief, te emotioneel in Woolfs snobistische ogen. En daarbij: hoe hartelijk en vriendschappelijk Woolf ook wilde zijn, Nellie moest wel doen wat haar opgedragen werd. Dat wrong. Light laat zien dat Virginia Woolf niet goed wist hoe ze een mevrouw moest zijn. Het is een probleem dat sommige vrouwen van vandaag zullen herkennen in relatie tot hun Poolse, Braziliaanse, Ghanese en soms Nederlandse huishoudelijke hulp. Hoe zeg je tegen iemand met wie je op semi-vriendschappelijke manier lijkt om te gaan dat ze je bad beter schoon moet schrobben?
De wederzijdse afhankelijkheid van boven- en ondergeschikten was niet alleen praktisch, maar in het geval van Virginia Woolf en haar personeel ook emotioneel. Het ging niet alleen om ‘goed verzorgd’ dan wel ‘goed betaald’ worden, beide partijen wilden ook door de ander gewaardeerd worden. In haar dagboek mokte Virginia Woolf na de zoveelste ruzie met Nellie gekwetst: ‘Ze geeft niet om mij.’ En toen Nellie Boxall (die nadat ze eindelijk echt bij de Woolfs was vertrokken nog een mooie promotie maakte en een tijdlang de zeer gewaardeerde huishoudster was van het beroemde acteursechtpaar Charles Laughton en Elsa Lanchester) in 1956 door de bbc-radio werd geïnterviewd over haar tijd bij de Woolfs benadrukte ze hoe die allerliefste Mrs Woolf en zij voor elkaar hadden gezorgd in moeilijke tijden.
Alison Light schreef een mooi boek, een combinatie van biografie, sociale geschiedenis, literaire kritiek en fictie – met dit laatste element als het minst overtuigende onderdeel (de gedachten van Virginia Woolf fictief, in lichtelijk verheven stijl weergeven – niet doen), over een onderwerp dat ook vandaag de dag actueel is.