Liefs van Boy is een boek waar ik al tijden bijzonder naar uitkeek. Ten eerste gaat het, heel simpel, om voorheen ongepubliceerd werk van een van de grootste schrijvers van de afgelopen eeuw, die ook nog eens een turbulent privé-leven had: Roald Dahl (1916-1990) is spion geweest, gevechtspiloot, uitvinder en natuurlijk auteur van een rits legendarische (kinder)boeken. Daarover bracht hij twee autobiografische boeken uit, maar ja, die schreef hij met het oog op publicatie. Hoe klonk hij in zijn persoonlijke brieven, wat had hij allemaal achtergehouden?
Met zijn moeder had Dahl – en dat is een tweede reden waarom Liefs van Boy boven aan mijn verlanglijst stond – een nogal innige band, die zich uitstrekte over decennia en leidde tot honderden brieven. Een derde factor die mijn belangstelling aanwakkerde: voor Liefs van Boy gebruikte Dahls biograaf Donald Sturrock slechts een deel van Dahls brieven. In deze bundel dus geen kattenbelletjes of opgepoetste kladjes, maar een vrij strikte selectie van wat hij zijn moeder allemaal schreef.

Dat geeft de bundel een prettige vaart: in driehonderd bladzijdes roetsjen we door Dahls levensloop, beginnend op zijn negende. Het is 11 oktober 1925: ‘Het spijt me dat ik niet eerder heb gesgreven.’ Dahl zit op zijn eerste kostschool, zijn vader is niet lang daarvoor overleden, en plichtsgetrouw schrijft hij zijn moeder Sofie Magdalene (1885-1967). Maand in, maand uit. Ook als hij op andere kostscholen terechtkomt en uitgroeit tot een puber. Hij houdt zijn moeder keurig op de hoogte van wie hij allemaal leert kennen, wat hij op een dag zoal meemaakt, welke vakken hij onderwezen krijgt door welke docenten. Het zijn liefdevolle, soms wat feitelijke brieven, die iets gedienstigs hebben dat vast bij de tijd hoort (‘Ontzettend bedankt voor uw brief’). Wat daarnaast opvalt is de nieuwsgierigheid die telkens in Dahls woorden doorklinkt. Zijn belangstelling voor goed vertelde verhalen in zijn klaslokaal. Voor mythes. Voor werelden die hij niet of nog niet helemaal begrijpt en graag wil ontcijferen.
Nee, schokkend is het allemaal niet, deze brieven werpen sowieso geen nieuw licht op Dahls levensloop aangezien Sturrock ze al tot zijn beschikking had bij het schrijven van zijn biografie Verhalenverteller (2011). Maar de toon waarin Dahl verslag doet heeft iets aangenaam geruststellends, iets zorgeloos. Het is alleen jammer dat die zorgeloosheid af en toe overloopt in vrijblijvendheid – zeker wanneer je in Sturrocks toelichtende alinea’s leest dat Dahl die kostscholen in werkelijkheid verschrikkelijk vond. Maar tegenover zijn moeder blijft hij de schijn ophouden dat het goed gaat. Dat hij een kind is waar een ouder weinig omkijken naar heeft.
In zijn verdere levensloop en dus in zijn verdere brieven komen niet meer zulke hevige discrepanties voor tussen wat Dahl schrijft en wat Sturrock als werkelijkheid uitlegt, maar er blijft een zekere afstand in de brieven zitten. Omdat je als lezer weet of sterk vermoedt dat hij niet het hele verhaal vertelt. Omdat hij vrijwel steeds diezelfde montere, geïnteresseerde toon aanslaat en het steeds houdt bij vrij concrete gebeurtenissen uit zijn leven. Er is nauwelijks leed in Liefs van Boy. Teleurstellingen worden verzwegen, onderwerpen als de dood worden vermeden.
Daar valt natuurlijk genoeg voor te zeggen, en Liefs van Boy is een interessant document voor Dahl-liefhebbers, ik las het van begin tot eind geboeid. Het is fascinerend om te zien hoe Dahl zijn plek meer en meer vindt, hoe hij soepeler gaat schrijven, hoe geestdriftig hij over de meest uiteenlopende onderwerpen is, hoe hij zijn verbeeldingskracht tempert en kneedt en er steeds beter raad mee weet, hoe hij meer humor toelaat in zijn taal, hoe hij decennialang probeert en zoekt voor hij de kinderboeken heeft gevonden, hoe hij schrijft over zijn voorliefde voor fotografie, zijn militaire tijd, zijn strubbelingen met schrijven, en ja, het is natuurlijk intrigerend hoe hij zijn wereld her en der verfraait voor zijn moeder.
De vraag is alleen, zoals vaker bij dergelijke uitgaven, wat deze brieven vooral boeiend maakt: de wetenschap van de context en de auteur, of puur de brieven zelf? Het klinkt wellicht een beetje flauw, maar bij het lezen bekroop me meermaals de gedachte: wat als dit niet door Roald Dahl geschreven was, maar door een onbekende auteur, iemand die niet Dahls prachtige oeuvre op zijn naam had staan? Je kunt zeggen: dat doet niet ter zake, de brieven zijn immers door Dahl geschreven, maar als op zichzelf staande bundel is Liefs van Boy zelden echt sprankelend. De brieven zijn eerder ontroerend door kneuterigheid dan door groot vernuft, en inhoudelijk komen ze zelden verder dan huiselijke mededelingen.
Daar komt bij: van Dahls moeder is geen enkele brief overgeleverd. En omdat Dahl vooral over zichzelf schrijft, komt ze ook nergens tot leven. Natuurlijk, zoals bekend gaan brievenboeken vooral over de auteur zelf, maar het geeft de brieven toch iets onvolledigs: bij het lezen doemt, hoe boeiend de inhoud ook is, steeds het gevoel op dat Dahl niet zo eerlijk is en zo diep graaft als zou kunnen, en het blijft tot aan het einde ook een raadsel tot wie hij zich nu eigenlijk richt.