
In The New Yorker schrijft Anthony Lane dat Ad Astra een scène bevat die hij nooit eerder heeft gezien: een auto-achtervolging op de oppervlakte van de maan. Deze beelden, prachtig gefilmd door de Zwitsers-Nederlandse Hoyte van Hoytema, zijn inderdaad opwindend. Toch is het vreemde dat ze bekend voorkomen, net als andere verhaalelementen: de mens op ruimtereis op zoek naar buitenaards leven, basissen op de maan en op Mars, en het meest voor de hand liggend: de opdracht aan astronaut Roy (Brad Pitt) om zijn vader, ruimtevaartheld Clifford McBride (Tommy Lee Jones), terug te halen die tijdens een missie naar Neptunus spoorloos was verdwenen. Ook dit kennen we: het is Kurtz, ‘emissary of pity, and science, and progress’ in Joseph Conrads Heart of Darkness en Francis Ford Coppola’s navertelling ervan in Apocalypse Now.
De achtervolging, waarin Roy moet vluchten door revolutionairen, brengt vele verhalen uit de moderne sciencefictionliteratuur in de herinnering waarin de maan, gekoloniseerd, de locatie van politieke en economische strijd is. Er is meer: tijdens zijn lange reis naar Mars en Neptunus komen thema’s uit romans over generation starships naar voren, bijvoorbeeld recent werk van Kim Stanley Robinson en Neal Stephenson waarin eenzaamheid, waanzin en muiterij de ruimtevaarders parten spelen. Daarom moet ‘nooit eerder gezien’ een kanttekening krijgen: de kracht van Ad Astra ligt juist in de wijze waarop regisseur James Gray een eigen stempel op bekende verhalen drukt.
In zijn film wordt de aarde bedreigd door energiestoten mogelijk afkomstig van Neptunus. Tegenover het rampscenario staat de persoonlijke crisis van hoofdpersoon Roy. Zijn speurtocht naar McBride echoot die van Marlow onderweg naar Kurtz, maar hier zien we ook simpelweg een zoon die zijn vader mist. En de vraag: verdient de vader wel die liefde, en wat voor ‘man’ zien we in de gedaante van McBride? Een Kurtz, afgezant van ‘compassie, wetenschap en vooruitgang’? Gray komt met een antwoord, maar zijn statements hierover zijn nooit eenduidig. Je kunt niet zeggen: ‘giftige mannelijkheid’ (dat is een issue, lees ik in interviews met Gray), hoe bont deze ‘Kurtz’ het ook maakt in het duistere heelal. Want Ad Astra vertelt een verhaal dat slimmer is dan de waan van de dag, dat verder gaat dan hapklare antwoorden over hoe de mensheid in zijn huidige, lamentabele staat is beland.
Het compliment van The New Yorker is begrijpelijk; een mooiere ervaring dan ‘nooit eerder gezien’ kun je in een bioscoopzaal niet hebben. Als die beleving dan ook nog een spontane koppeling met ons verhalenreservoir bewerkstelligt – je zou gezien die epische reis zelfs Homerus erbij kunnen halen – is het plezier van het kijken naar Ad Astra compleet. Het laatste halfuur van de film is hartverscheurend prachtig. De muziek van Max Richter – groots en meeslepend, intiem en vervreemdend – begeleidt de apotheose: vader en zoon lijnrecht tegenover elkaar tussen de sterren. Ten slotte, hoofdrolspeler Pitt levert een performance die zijn carrière zou kunnen definiëren: een gezicht getekend, ruwe huid, diepe groeven, ogen vol wanhoop, die van een man op zoek naar hoe hij (hu)man kan zijn.
Nu te zien