Zo vader, zo zoon, en een derde, zelf vaderloos, was erbij, keek ernaar en vertelde het na: de schrijver. Joseph Roth heeft ook het laatste woord als hij zich in een postscriptum, een brief aan Arnold Zipper, verontschuldigt, niet omdat hij diens leven beschreven heeft, maar te weinig over hem heeft meegedeeld. De afstand die hij ten opzichte van vader Zipper voelde, had hij niet bij de zoon, bovendien had hij dan ook meer over zichzelf moeten loslaten. Juist tegenover zijn vriend hoefde hij niet uit te leggen wat het verschil is tussen een indiscrete en een exemplarische beschrijving. In zekere zin legt hij het wel uit door nog eens expliciet te verklaren dat hij ‘aan de hand van twee mensen de verschillen en overeenkomsten tussen twee generaties zo weer heeft proberen te geven dat die weergave niet meer beschouwd kan worden als het particuliere verslag van twee particuliere levens. De generatie van de vaders begon om het avontuur de Grote Oorlog, die van de zonen werd geslachtofferd en sommige ervan waren per vergissing teruggekomen. De verteller zelf is tegelijk met zoon Zipper naar het front gegaan. Vader Zipper ook, vrijwillig; hij liet zich trots fotograferen met zijn zoon: sergeant-majoor en luitenant.
Op de achterkant van de foto had kunnen staan: 'De oude en de jonge Zippers dienden. Miljoenen Zippers schoten en stierven en honderdduizend werden gek.’ Een van hen was Caesar, de rebelse oudste zoon. De vader verafschuwde hem evenzeer als hij in Arnold de eeuwige belofte zag. Arnold zou worden en doen wat hij allemaal niet was geworden en niet had gedaan. Als hij Arnold na een studie rechten via-via aan een ambtenaarsbaantje op het ministerie helpt, ziet hij hem daar al meteen als minister van Financiën.
Waarom was er van de oude Zipper niets geworden? Eerder door een teveel aan ambitie dan gebrek eraan. Alle energie was opgegaan aan zijn pogingen van proletariër te veranderen in een burger. Zelf zoon van een schrijnwerker kwam hij niet verder dan een werkplaats voor doodkisten. Hij wilde de muziek in, ging bij een vioolbouwer in de leer en kwam dankzij een schoonvader terecht in de papierhandel. Armoe troef, maar hij bleef glimlachen. Hij had iets van een droevige clown: ‘Hij kende veel zorgen in zijn leven en waarschijnlijk geen verdriet.’ Ongeveer zoals zijn dieptreurige vrouw met wie hij nooit praat: ‘Ze leek meer voor het verdriet te bestaan dan voor de liefde.’
Roth is in staat zijn personages op te hangen aan de spekhaak van één zinnetje. Het is een kleine roman maar zo een waar wel tien dikke in kunnen. Behalve het portret van zowel vader als zoon is het er ook een van de echtgenote, de weerspannige andere zoon die van het dolhuis van de oorlog na thuiskomst in een echt gekkenhuis terechtkomt.
Als ik het gewild had, was ik het geworden - daarmee houdt de vader zich op de been, er rotsvast van overtuigd dat in elk geval zijn zoon zou slagen, maar als die over eerzucht beschikt, dan over een tegennatuurlijke. Ja en nee. De vader is dag in, dag uit bezig met het verzamelen van eerbewijzen, aanzien, ondanks slecht lopende zaken. Hij is lid van drie liefdadigheidsorganisaties, duikt bij alle feestelijke gelegenheden op, is een gretig spreker. En hij houdt de moed erin, tot op het laatst, wanneer hij een rechtszaak speciaal in Berlijn laat houden om daar voor eigen advocaat te spelen. De eer aan zichzelf houdend, gaat hij af.
De schrijver ziet Arnold na de oorlog pas voor het eerst echt en begint hem om zijn onbeholpen gedrag te observeren. Zelden zo'n genadeloos en meelevend portret gelezen van een verlegen man. Als ambtenaar mikpunt van oudere collega’s ontsnapt hij ‘s avonds aan de dagmerrie door in een koffiehuis te gaan zitten toekijken. Hij bewondert de zelfverzekerdheid van de artiesten daar, zij hebben het recht te bestaan. En zij van hun kant voelen zich gevleid door de stille toekijker van wie ze geen gevaar te duchten hebben omdat hij geen kunst bedrijft. In die rol wordt hij als dankbaar publiek voor de stamgasten onmisbaar.
Eén opmerking van de verteller brengt een ommekeer in het leven van Arnold. De toekijker heeft nog nooit belangstelling voor vrouwen getoond maar als zijn vriend hem aanraadt er een te zoeken, wekt hij, te zwak om een nieuwe liefde te ervaren, een oude weer tot leven: Erna Wilder, een vroeger buurmeisje.
Daarmee begint een kleine nieuwe roman geënt op die van vader en zoon. Erna heeft toneel- en meer nog filmambities. Ze blijkt slim genoeg om zelfs talent te hebben. Ze heeft een lage dunk van haar lichaam en slaapt daarom met elke man die bevorderlijk is voor haar carrière. Roth biedt dat de gelegenheid een smeuïg verhaal over het filmwereldje te vertellen. Arnold heeft een andere functie: hem heeft zij nodig om te kwellen, of als genees- en schoonheidsmiddel. Als ze getrouwd zijn mag hij haar op zondagmiddag bezoeken. In zijn bereidheid zijn leven voor haar op te offeren wordt hij zelfs filmredacteur bij een krant. Hij wacht maar op één ding: dat ze hem op een dag zal roepen. Dat gebeurt als ze bij filmopnamen van het paard valt. Iemand moet toch eens uitleggen waarom die folie-à-deux van een man die zich laat vernederen door een vrouw die zich daarvoor gretig leent een in de literatuur van vóór 1930 zo vaak terugkerend thema is. Roth legt hier liever de nadruk op een vergelijkbare machtsrelatie tussen twee oorlogsgeneraties.
Van een gemeenschappelijke vriend hoort Roth op het laatst hoe het Arnold nadien vergaan is, allerbelabberdst natuurlijk. Maar, zegt de niet al te goede vriend, nu heb je stof voor een roman. Dat kon niet los van zijn vader, merkt de schrijver op. Juist zegt de betwetende vriend: 'De Zippers horen bij elkaar. Bekijkt u deze vader eens. Hij is schuldig aan Arnolds tegenspoed… Al onze vaders zijn schuldig aan onze tegenspoed. Het zijn de vaders van de generatie die de oorlog is begonnen. (…) Weet u nog: u kwam terug, de onzaligste generatie in de moderne tijd.’
In het genre ‘vaders en zonen’ is dit een van de betere en in elk geval een van de beknopste. Hiermee is in korte tijd een elfde titel van de grote schrijver Joseph Roth (1894-1939) vertaald en zoals elke vertaling van Wilfred Oranje weer een goed boek in het Nederlands erbij.
JOSEPH ROTH
ZIPPER EN ZIJN VADER
Uit het Duits (1928) vertaald door Wilfred Oranje
Atlas, 159 blz., € 21,95