Hij heet Das Schweigen der Männer en het ligt voor de hand dat de mannen in de film elkaar de oren van het hoofd kletsen. Hij is gemaakt door Clemens Klopfenstein. Een Zwitser die liever in Italië leeft. Het werk van Klopfenstein was regelmatig in Rotterdam te zien, maar het is al weer lang geleden dat een film van hem in Nederland in roulatie werd genomen. De vrolijke en fantastische film over gekleurde drankjes, Der Ruf der Sybilla, zal de laatste zijn geweest. Ik denk dat hij ook nog even de laatste zal blijven. Ik vind Das Schweigen der Männer een erg leuke film, maar hij is waarschijnlijk te grillig en antiprofessioneel om in het huidige filmhuisaanbod te passen. Das Schweigen is bijna gemaakt als een amateurfilm. Klopfenstein draaide de film zelf als een vakantieganger met een video hi-8 cameraatje. Later werd het resulaat in een duur Zwitsers laboratorium naar film overgeschreven, zodat het zich toch heel goed in een bioscoop laat vertonen.
Klopfenstein nam twee oude vrienden mee op zijn filmvakantie. Als eerste Max Rüdlinger. Rüdlinger is een Zwitsers fenomeen. Een spotzieke spraakwaterval. Bij ons zou je zo iemand een cabaretier noemen, ben ik bang. In Zwitserland is hij ‘der Rüdlinger’ of soms ‘der Woody Allen des Wankdorfs’. Daarnaast volgde Polo Hofer een deel van de reis. Hofer laat zich omschrijven als de Herman Brood van Bern. Rüdlinger en Hofer vormen een klassiek komisch duo. De tanige, sombere en cynische Rüdlinger wordt contrastrijk afgezet tegen de opgeruimde bonvivant Hofer. De heren zijn de vijftig gepasseerd, maar houden krampachtig vast aan hun jeugd. Ze vertrekken op een wandeltocht door de bergen die hun vooral blaren op de tong bezorgt. Ze houden lange en hilarische onzindiscussies, geprovoceerd door Klopfensteins improviserende werkwijze. Klopfenstein liep met ze mee, liet ze maar lullen en zocht later voor ons de mooiste stukjes uit.
Zo nemen Rüdlinger en Hofer zich voor om Zweedse meisjes te gaan versieren, maar Hofer houdt het snel voor gezien. Hij gaat terug naar Bern om weer zijn rol van grote popster te kunnen spelen. Rüdlinger weet echter van geen wijken. Hij wandelt door naar Italië. De film pikt hem weer op als hij al tot in de hak van de laars is doorgedrongen. Daar ontmoet hij dan toch Zweedse meisjes. Het is een komedie, dus zijn avances kunnen bijna niet het gewenste effect hebben. Toch reist hij met een van de Zweedsen door naar Egypte. Dat de Zweedse daar een Nederlandse (Annette van der Maarel) blijkt te zijn, is voor Rüdlinger en voor de in Caïro weer opgedoken Hofer een niet te verwerken teleurstelling.
Het verhaal is flauw, maar dat is boze opzet. De flauwiteiten versterken de soms niet milde spot en vooral zelfspot. Er staat meer op het spel dan het belachelijk maken van een tweetal oudere jongeren. In een reeks van verbale hoogstandjes wordt heel Zwitserland onder handen genomen. En dat alles in een schweizerdeutsch dialect dat zo onnavolgbaar is dat de film ook voor Zwitsers moet worden ondertiteld.
Is dat niet alleen iets voor een lokaal publiek? Misschien wel juist niet. Het ongedwongen en toevallige filmen van lokale sterren in lokale situaties met lokale grappen blijkt bizar en ontwapenend te zijn. Juist dat opzettelijk niet rekening houden met de niet-lokale toeschouwer maakt de film origineel en charmant. En tot een lichtend voorbeeld. Niet dat alle filmmakers nu veredelde vakantiefilms moeten gaan maken. Niet iedereen heeft de humor van Klopfenstein. Toch verdient zijn werkwijze navolging. Zijn cast en crew passen op twee kamelen. Hij kan het zonder een karavaan. Een kleine, vlotte en uit het leven gegrepen cinema blijkt met zeer eenvoudige middelen te realiseren. Dat is een mooie mogelijkheid. En daarnaast kan het natuurlijk altijd anders. Voor de Duitse televisie gaat Klopfenstein op de wandelpaden van Rüdlinger en Hofer een grootse aflevering van Tatort draaien. Om de karavaan niet uit het oog te verliezen.