Die hele zomer droomde ik van oorlog. Terwijl de kinderen op het gras, in de zon hun best deden om idyllische kinderen te zijn met schepjes en speelgoedbeestjes, hoorde ik hoe de deur werd ingetrapt en het vaatwerk van de tafel werd geveegd. Ik dacht aan de kwetsbare lichamen van mijn zoons en aan de onzegbare dingen die met mijn vrouw en mijn dochter zouden gebeuren. Ik dacht aan alle dingen waaraan de vaders in dat fijne vakantieland Joegoslavië tien jaar eerder van zichzelf ook absoluut niet mochten denken. Het was nog moeilijker dan andere zomers om Proust te blijven lezen. Het was al 2001. Hoog tijd dat er een eind kwam aan de jaren negentig. Na 11 september kwam de droom niet één keer meer terug.
Zo onwaarschijnlijk als ze waren, de beelden van de twee vliegtuigen die zich in de tweelingtorens boorden, ze waren evengoed ook een bevrijding. Een bevrijding uit de onwaarschijnlijkheid van een decennium waarin men ons wijs probeerde te maken dat de geschiedenis was afgelopen (in de wereld), samenhangende ideeën overbodig waren geworden (in Nederland) en de financiële markten het perpetuum mobile en de high-tech-variant van ezeltje-strekje hadden uitgevonden. Dit alles werd geloofd door echte mensen. Sla er een krant uit, pakweg, 1996 op na en verbaas je over hun parmantige gedachten. Sommige van die mensen bestaan trouwens nog steeds en hebben nog steeds het hoogste woord. Dat is alweer minder verbazingwekkend, gegeven de gebrekkigheid van ons gezamenlijke geheugen. Maar intussen tikte de tijd natuurlijk gewoon door alsof er geen decennium gedachten bestonden en groeiden de wereldbevolking, de wanverhoudingen en de woede navenant. De jaren negentig, dat was natuurlijk net zo goed: de Golfoorlog en Joegoslavië dat voormalig werd, en Somalië en de Tweede Intifada en Rwanda. Dat stond ook allemaal in de krant. En toch gaan we ons die jaren niet herinneren als een decennium van onrust en oorlog maar als een tijd waarin we onze vakantie soms hinderlijk moesten onderbreken of na een copieuze maaltijd gestoord werden door boze dromen. De geschiedenis ging door, maar wij hadden even vrij genomen. Wat er mis was, was ver weg en dus niet echt. Aan de zuidkust van Spanje lagen s ochtends soms wel lijken op het strand van verdronken illegale immigranten, maar ze waren opgeruimd voor de eerste badgast arriveerde.
Het is te vroeg om te begrijpen wat er precies is gebeurd in dat verloren decennium, dat onze lethargie veroorzaakte. Er was een eind aan iets gekomen toen de Muur viel en het leek logisch dat het dan ook tijd was voor een nieuw begin. Ik herinner me mijn eigen opgetogenheid bij de verkiezing van Bill Clinton, in 1992. De eerste president die was geboren na de oorlog, die echt had gestudeerd en nog saxofoon kon spelen ook. Goeie muziek ook bij zijn inauguratie! (Aretha Franklin en Bob Dylan.)
We feliciteerden elkaar met de keuze van de Amerikanen. Maar op een nieuw begin wachten we tien jaar later nog steeds, ook al maakte de klap van 11 september een eind aan de onwaarschijnlijkheid van oorlog dicht bij huis. Zou het de economische voorspoed zijn geweest die Bill Clinton heeft belet iets van zijn presidentschap te maken? Zoals ook de tragische Wim Kok eerst door te weinig en daarna door te veel geld werd gehinderd bij het werkelijk aanpakken van grote problemen? Of was het de gedachte dat nu alles vanzelf zou gaan, zolang je er maar niet te veel aandacht aan besteedde. Zoveel kansen en niet één benut.
En dan is er ook nog de vraag waarom je je eigenlijk druk zou maken over het karakter van een tijdperk. Alsof je al niet genoeg te stellen hebt met jezelf. Maar dat is tegelijk een deel van het antwoord. Want het zicht op mijn eigen, mijn particuliere jaren negentig wordt al evenzeer belemmerd doordat het mij in die tijd zo onwaarschijnlijk goed ging. Overstelpend rijk geworden. Genoeglijk onder de pannen geraakt. Kinderen gekregen om mij zorgen over te maken. En zelfs nu nog, terwijl ik beter zou moeten weten, met een boek op schoot aan het genieten van een onverantwoord mooie zomer. Terwijl in Nederland, waar het regent, een kabinet in elkaar werd getimmerd dat geen renaissance inluidt maar een regressie, een terugkeer naar de jaren zeventig. Of naar de jaren dertig. Alsof je een epoche ongedaan kunt maken. Zelf neem ik me voor dat dit de laatste zomer is die ik besteed aan de verloren tijd.