
Verlossing, genade, ziel, zonde, verzoening, vergeving, roeping – woorden die in het meest seculiere land ter wereld grotendeels betekenisloos zijn geworden. Het mysterie Gods, dat ooit zin aan het Nederlandse leven gaf, is vervangen door de abacus van econoom, fiscalist en boekhouder.
Op verjaardagsfeestjes – als die al gehouden mogen worden – is de hypotheekrente, de hoogte van de courtage en de prijs van het vliegticket naar Thailand het voornaamste onderwerp van gesprek. Rijk aan bezit is de moderne Nederlander, met zijn kapitaalgedekte pensioenstelsel en zijn aflossingsvrije hypotheek. Maar pover aan ziel en geest.
De pragmatische handelaar die zich voorstaat op zijn visieloosheid en die zingevingsvraagstukken behandelt als een loodgietersprobleem en in het Nederland van 2020 de functie van minister-president vervult, is bij uitstek de belichaming van deze metafysische leegte. Zijn holheid is ons gebrek. Het levensgevoel dat hoort bij de neoliberale samenleving is er een van neurotisch egocentrisme, calculerend gedrag en mateloos materialisme.
Als kinderen van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie vullen wij het gapende gat in onze ziel dat de Franse filosoof Blaise Pascal ooit als de oneindige afgrond aanduidde, met de surrogaten van de ‘geluksindustrie’, zoals de Britse socioloog William Davies het noemde. Een tak van bedrijvigheid die in neurotische en narcistische samenlevingen als de onze een groeiend economisch belang vertegenwoordigt en grossiert in het quasi-mysticisme van yoga, meditatie, mindfulness en klankschalen.
Of, voor de avontuurlijken onder ons, met de placebo’s van een van drank, drugs en seks doordrenkte ‘belevenisindustrie’: exotische vakanties, festivals en extreme sportevenementen. Het eerste is bedoeld om de gevolgen van een zieke, neoliberale samenleving te bestrijden zonder de onderliggende oorzaken ervan te hoeven aanpakken. Het tweede verdooft burgers tijdelijk van de neurotische pijn die de neoliberale strijd van allen tegen allen veroorzaakt.
Aan universiteiten is het niet anders. Ooit hoeders van Gods woord zijn ze verworden tot leveranciers van kanonnenvoer voor de frontlinie van het mondiale kapitalisme. Vergeet vorming, geest of ziel. De meeste jongens en meisjes studeren rechten en bedrijfseconomie. Een graantje meepikken van de krankzinnige hoeveelheden geld die in deze meest zinloze menselijke activiteit ooit omgaan is het doel. Een varken dat zich genotzuchtig wentelt in de modder van land en regenbui is er een wonder van verhevenheid bij. Hij schaadt tenminste de ander niet.
Hetzelfde geldt voor onderzoek. Met de Engelstalige hegemonie is de publicatieconventie van het papertje gekomen. Achtduizend woorden mag het ding tellen. En er moet uitgebreid worden uitgelegd welke data er zijn gebruikt, welke methoden er op die data zijn losgelaten, en wat de relevantie ervan is voor een Anglo-Amerikaans publiek. En zo dragen Nederlandse wetenschappers al decennia bij aan het extreem oppervlakkige Engelstalige wetenschapsproject.
Met toenemend plezier en verwondering herlees ik sinds kort de werken van de laat negentiende-eeuwse, vroeg twintigste-eeuwse Duitse socioloog Max Weber. Zo anders is zijn schrijfstijl, zo vervreemdend zijn composities, zoveel rijker zijn stukken dan alles wat academici nu produceren, dat ik mij er steeds vaker op betrap smalend te lachen om iedereen die meent dat er sprake is van wetenschappelijke vooruitgang, dat het nu beter is dan vroeger, dat we leven in de beste van alle mogelijke werelden.
Als er iemand was die een acuut gevoel had voor de keerzijde van de moderniteit was het de romanticus Weber. En dus zijn zijn werken doorspekt met termen die een doorkijk bieden op een wereld waarvan wij alleen nog maar de absentie kunnen voelen. Onze bureaucratische werkelijkheid beschreef hij als een stalen kooi. Een metafoor die voor slachtoffers van een Belastingdienst die rücksichtslos kinderopvangtoeslagen terugvroeg bijna fysiek navoelbaar is: onverbiddelijk als staal.
Aan het einde van De protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme schrijft Weber over de nieuwste tijd, onze tijd, dat die zal worden gedomineerd door vakmensen zonder ziel en hedonisten zonder hart, die zichzelf als de volgende trede naar de vervolmaking van de mensheid zullen zien.
Ik moet dan onherroepelijk denken aan de hoogopgeleide, welvarende kiezers van progressieve middenpartijen als D66 en GroenLinks, die zichzelf zelfgenoegzaam beschouwen als het eindpunt van de evolutie.
Wat een hel.