Een diervriendelijke varkenshouderij © Marcel van den Bergh

Dat was schrikken vannacht voor Iris Bouwers en haar familie. Om half 4 ging plotseling het alarm af van de varkensstal: de stroom lag er af. ‘Op zo’n moment heb je een half uur om het noodaggregaat aan te zetten, anders krijgen de varkens in de stal geen verse lucht.’ En dus stonden Iris Bouwers en haar vader in het ochtendgloren te trekken aan een zware ketting om de deur naar de stal te openen, die normaal gesproken elektrisch wordt geopend. ‘We waren ruim op tijd’, zegt ze, nog verrassend monter na zo’n korte nacht.

Bouwers is met haar zesentwintig jaar de jongste boer die we spreken. Ze zit met haar ouders in een maatschap die een boerderij beheert in het Drentse Zuidwolde. Ze is er echter maar beperkt: behalve boer is ze actief als lobbyist in Brussel voor landbouworganisatie LTO, en tot voor kort zat ze in het bestuur van het Nederland Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK), de belangenorganisatie voor jonge boeren. Dat betekent veel treinen door het land.

Het bedrijf van Bouwers en haar familie is bijzonder, want naast 120 hectare grond voor akkerbouw heeft het een varkensstal met 1250 varkens, relatief weinig voor Nederlandse begrippen. ‘Er zijn niet veel gemengde bedrijven meer, de meeste zijn vorige eeuw gesplitst uit oogpunt van efficiëntie’, zegt Bouwers. ‘Ik vind de combinatie wel fijn. Je kunt ‘s ochtend een à twee uur de stal in, om vervolgens het land op te mogen.’

De Bouwers hebben het relatief lastig: de zandgronden waarop ze telen zijn arm. Ze bevatten weinig organische stof, de basis van een vruchtbare bodem. Ook andere voedingsstoffen komen er in lagere concentraties voor dan in bijvoorbeeld klei- of veengrond. Dat beperkt de teeltmogelijkheden: voor veel gewassen, zoals de meeste granen, zijn de opbrengsten te laag om uit de kosten te komen. ‘De meeste boeren met zandgronden als de onze verbouwen knolgewassen als aardappelen en suikerbieten. Daarin zijn de winstmarges groter. Maar ze putten de grond uit.’ Daar komt vervolgens nog bij dat de onkruiddruk in het gebied hoog is, en dus moet er meer gespoten of gewied worden. Dat is kostbaar, en drukt de marges nog verder.

Om al deze redenen is de toekomst van de jonge Bouwers ongewis. Welke keuzes ze gaan maken, staat nog niet vast. ‘Radicaal de bedrijfsvoering veranderen is moeilijk. Het boerenbedrijf is erg kapitaalintensief: een stal bijvoorbeeld betaal je af over minimaal twintig jaar, die breek je niet zo even af’, zegt Iris Bouwers. ‘Ik weet in ieder geval dat ik niet ga uitbreiden. Schaalvergroting betekent nog meer werken voor kleine marges, daar pas ik voor. Ik weet ook dat ik diverser moet telen om de bodem gezond te houden, al is dat economisch dus moeilijk rendabel te krijgen.’

Om hulp te krijgen bij haar keuze heeft Bouwers zich aangesloten bij de Boerenversneller, een initiatief van het Amsterdamse bedrijf Food Hub dat boeren helpt een nieuwe afzetmarkt te vinden of een nieuw product op de markt te brengen. Ze experimenteert op dit moment met glutenvrije haver, een gewas met grotere marges dan andere granen. ‘De markt is echter klein, dus er zijn strenge restricties voor de hoeveelheid die verbouwd mag worden. Het omvat dus maar een klein onderdeel van ons bedrijf.’

Daarnaast teelt de familie sinds een aantal jaren valeriaan, een rustgevend kruid dat gebruikt wordt voor (homeopathische) geneesmiddelen. Deze teelt is een hele klus, want er gelden andere regels voor dan voor voedselgewassen. Zo mag er nooit gespoten worden. Als we later op de dag langs het veld lopen, wordt duidelijk wat dat betekent: waar het haverveld egaal is, steekt op meerdere plekken melde, een berucht onkruid, boven de valeriaan uit. ‘Als het gewas hoger is gegroeid, kunnen we niet meer machinaal wieden en wordt het handwerk. We hebben met medewerkers uit heel Europa gewerkt, maar het is moeilijk geschikt en genoeg personeel te krijgen. Nederlanders willen dit eigenlijk sowieso niet doen, ook jongeren niet als bijbaantje.’

In de toekomst hoopt Bouwers ook soja aan haar teeltplan toe te voegen. Soja is een vlinderbloemige, wat betekent dat het gewas met hulp van de bacteriën op haar wortels stikstof uit de lucht kan opslaan. Dat maakt de bodem voedselrijker, en hoeft er minder (kunst)mest op het land worden gebracht. Nu zijn de opbrengsten voor soja nog te laag in Nederland, op de beste bodems haal je er drieënhalve ton per hectare vanaf, wat nog niet eens genoeg is om uit de kosten te komen. Het veredelen, het verbeteren van het zaad om het aan te passen aan het Nederlandse klimaat, is nog maar net begonnen, dus het duurt nog wel een aantal jaar voordat boeren op grote schaal soja gaan verbouwen.

Bouwers probeert te luisteren naar de consument en de burger, en beseft goed dat eisen aan haar vak steeds strenger worden. ‘Ik ben zeker bezig met mijn license to produce: ik wil dat mensen blij zijn met de boeren, met mij. Zo probeer ik chemische gewasbeschermingsmiddelen te vervangen door natuurlijke, maar tot dusver valt de werkzaamheid daarvan tegen. Ze zijn vaak onbetrouwbaar, en dat kun je je met kleine marges niet permitteren. Ik wil best meer doen dan alleen maar focussen op productie, maar dan moet de consument daar wel voor betalen.’

Door de toenemende druk van de maatschappij twijfelt Bouwers of ze in de toekomst nog varkens wil houden. ‘We hebben een Beter Leven stal, met extra welzijnseisen, maar ik krijg regelmatig negatieve reacties over onze fokkerij. Blijft het dan wel leuk om varkens te houden? Bovendien worden de milieueisen almaar hoger. Om aanpassingen daarvoor te kunnen betalen, moet ik opschalen, en dat zie ik niet zitten. Dat zouden de varkens me zoveel tijd kosten dat ik minder toe kom aan het werk op het land, terwijl ik dat juist zo mooi vind.’ Maar als ze stopt, is dat niet eerder dan over tien jaar: de familie heeft net geïnvesteerd in duurzaamheid en de stal laten verbouwen.

Bouwers heeft zich de moeilijker wordende positie van boeren dermate aangetrokken dat ze zich actief ging inzetten voor verschillende belangenorganisaties. Naast haar werk voor de LTO en het NAJK was ze tot afgelopen zomer bestuurslid van CEJA, de overkoepelende Europese lobbyorganisatie voor jonge boeren. ‘Het aantal agrariërs daalt schrikbarend en de overgebleven boeren moeten echt alleskunners zijn. Er wordt zó veel van ons verwacht: we moeten het landschap beheren, de bodemkwaliteit en biodiversiteit verbeteren, werken aan meer dierenwelzijn. Ik vind het belangrijk in de politiek over te brengen hoe lastig de moderne boer het soms heeft, maar ook dat we veel te bieden hebben als we de ruimte krijgen.’

Aan het einde van het gesprek komt vader Bouwers erbij zitten. Hij ziet in de moderne boer zijn vader terug. ‘Hij wist echt alles van de bodem en de teelt van gewassen, maar was ook een echte ondernemer. Dat is opnieuw nodig voor boeren: dat ze naast hun vakmanschap het ondernemerschap in de vingers hebben.’