‘Het is geen mooi huis, schat.’ Dat was in 1964 de reactie van de moeder van Valerie Pakenham toen ze Tullynally Castle zag. Dat was het imposante maar grauw ogende kasteel waar haar dochter, net getrouwd met de achtste graaf van Longford, de rest van haar leven zou doorbrengen. Het grijze kalksteen zag er niet uitnodigend uit, de daken lekten en mos groeide op de kozijnen. Een kleine zes decennia later is ‘Tullynally’ een belangrijke toeristische attractie van het Ierse graafschap Westmeath, een bekroning op het levenswerk van de kasteeldame en schrijfster die onlangs op 83-jarige leeftijd is overleden.
Dat Tullynally, afgeleid van het Ierse Tulaigh an Eallaigh (‘heuvel van de zwaan’), een populaire bezienswaardigheid is, zegt iets over de vreedzame verhouding die Ierland de voorbije decennia heeft opgebouwd met de Engelse buren. De kastelen van de Anglo-Ierse aristocraten zijn door de Ieren lang gezien als symbolen van eeuwenlange onderdrukking. Bij de Ierse Onafhankelijkheidsoorlog, een eeuw geleden, ging menig kasteel dan ook in vlammen op. Dat gold, elders in Westmeath, bijvoorbeeld voor Moydrum Castle, de met klimop begroeide ruïne die op de door Anton Corbijn gemaakte hoes van de U2-plaat The Unforgettable Fire staat.
Veel van die kastelen dateren uit het midden van de zeventiende eeuw, toen de Engelse machthebber Oliver Cromwell, bekend om zijn afkeer van de katholieke Ieren, de Ierse cultuur probeerde te vernietigen met de Engelse volksplantingen. Tijdens deze kolonisering werd Tullynally gebouwd door Henry Pakenham, een ritmeester in Cromwells New Model Army. Sindsdien is Tullynally de zetel van de Pakenhams. Wie nu in het opgeknapte kasteel is, leert van alles over de levendige geschiedenis van deze Anglo-Ierse familie die door de eeuwen militairen, botanici, historici, schrijvers en politici heeft voortgebracht, vaak van progressieve huize.
Dat laatste gold zeker voor Frank Pakenham, bekend als de zevende graaf van Longford, die in de tweede helft van de twintigste eeuw faam maakte als sociaal hervormer en Labour-politicus. Hij streed onder meer voor legalisering van homoseksualiteit en een mildere bestraffing voor criminelen, hij pleitte zelfs voor de vrijlating van kindermoordenaar Myra Hindley. Door al zijn politieke activiteiten had hij weinig tijd, en zin, om Tullynally te onderhouden. Deze taak schoof hij door naar zijn oudste zoon Thomas, een boomverzorger en historicus met een speciale interesse voor de geschiedenis van Ethiopië.
Thomas, de jongere broer van de bekende historicus Antonia Fraser, had een vrouw nodig om hem te helpen bij de reusachtige taak om Tullynally leefbaar te maken, temeer omdat hij vaak op reis was. Via vrienden maakte hij begin jaren zestig kennis met Valerie McNair Scott, dochter van een majoor en kleindochter van een persbaron. De jonge Valerie had een onbezorgde jeugd beleefd op het platteland van Hampshire, waarna ze naar de huishoudschool zou gaan. Tegen dat ouderwetse plan kwam ze met succes in opstand. Aan St Anne’s College in Oxford ging ze moderne talen studeren, hopend op een carrière als schrijfster of journaliste.
Dat laatste leek te lukken toen ze werk kreeg bij de woonrubriek van The Daily Mail, maar haar ontmoeting met Pakenham veranderde alles. Hij vroeg haar ten huwelijk op de kantelen van een Iers kasteel van een neef. Hoewel het stel aanvankelijk veel tijd doorbracht in Londen, dit vanwege de scholing van hun kinderen, lonkte Tullynally. De renovatie van ‘the Big House’, en alle huisjes op het landgoed, zou haar levenswerk worden, van het weghalen van braamstruiken tot het schilderen van meer dan honderd kamers. Om het project te financieren verkochten de twee kostbare familiebezittingen aan musea, waaronder twee leeuwen van Messein-porselein.
Haar echtgenoot, ondertussen, was grotendeels verantwoordelijk voor de tuinen, die hij verrijkte met exotische planten en bomen. Naast haar kluswerk in het kasteel, het eerste gebouw in Ierland met centrale verwarming, bleef er voor de gravin nog tijd over om te schrijven. Zo publiceerde ze brieven van de schrijfster en onderwijshervormer Maria Edgeworth (1767-1849), die net als zijzelf in de Pakenham-familie was getrouwd. Tevens schreef ze samen met haar man een reisgids over Dublin, op basis van de fietstochten die ze in de hoofdstad hadden gemaakt.
Rond de eeuwwisseling verscheen haar magnum opus met The Big House in Ireland: An Illustrated Anthology, het boek waarin ze de geschiedenis beschrijft van de Pakenhams, Tullynally, maar ook ingaat op het kolonialisme van de Engelsen. ‘Het nieuwe democratische Ierland’, zo constateerde ze optimistisch, ‘keurt de grote huizen niet langer af, maar toont bewondering.’ Zelf onderhield ze goede contacten met de omwonenden, onder wie de zanger Van Morrison. Snobisme was haar vreemd. ‘Ze was een kalme, geestige, geduldige en bescheiden verschijning in haar prominente familie’, wist The Daily Telegraph na haar verloren strijd tegen kanker te melden.
Hoe groot haar interesse was in de geschiedenis van Ierland, en met name het graafschap waar het kasteel staat, bleek uit het twee jaar geleden verschenen boek Exploring Ireland’s Middle Kingdom. Westmeath, land van meren en heuvels, is lange tijd een deel van Ierland geweest waar mensen doorheen reden van Dublin naar de prachtige westkust. Dankzij Valerie Pakenham is er met Tullynally een reden om onderweg te stoppen, een kans om stil te staan bij de controversiële geschiedenis van de Anglo-Ierse landadel.