«Ik ga niet weg», zei Valery Gergiev vorig jaar, in een interview met dit blad: «Het Gergiev Festival blijf ik doen.» Dat zal niet meer zijn als chef-dirigent, de chef-dirigent die hij toch al nooit echt was, al was het maar omdat het leeuwendeel van zijn verplichtingen sowieso in festivalverband werd afgewikkeld. Valery Gergievs betrokkenheid bij zijn «eigen» festival in Rotterdam is vanzelfsprekend groot. Ook over de thematische invulling, «vrijheid», laat hij zich graag uit.
«Vrijheid is een heel persoonlijk goed. Wat jij en ik verder ook mogen denken: wij zijn vrij. Vrij om te beslissen waar we gaan en staan, vrij om onze eigen vrijheid te bevechten. Ik denk dat we wel eens te veel over ‹vrijheid› praten. Het woord slijt daardoor af tot een soort overbodig begrip, het wordt belachelijk, nonsens. Sjostakovitsj en Beethoven waren vrije mensen. Ik hoor niet tot de mensen die zeggen dat Sjostakovitsj zijn leven ‹in gevangenschap sleet›. Sommige musici, Strawinsky, bijvoorbeeld, emigreerden naar Californië. Sommigen bleven in de Sovjet-Unie, zoals Sjostakovitsj, en Prokovjev, die tot ieders verbijstering terugkeerde. Je kunt niet zeggen dat de één vrij was, en de ander niet. Er waren kunstenaars in exil die vreselijk leden onder het gedwongen afgesneden-zijn van hun natuurlijke en nationale wortels. De werkelijke verdienste, de echte kwaliteit, de waarde van wat dan ook, of het nou Mozart of Schubert of Mahler of Sjostakovitsj is, zit niet in de titel van een stuk, en ook niet in twee of drie pagina’s in een autobiografie, geschreven door iemand die misschien eigenlijk niet begrijpt waar hij het over heeft. De echte waarde ligt in de symfonie zelf – en heel veel mensen kunnen dat horen.
Wat wíj doen, is in een heel ander tijdsgewricht. De hele wereld is veranderd. Ik ben niet de artistiek directeur van het nationale orkest van Irak. Ik kan niet klagen dat mijn werk door vergelijkbare tragische en dramatische omstandigheden onder druk wordt gezet. Niks van dat al. Ik ben gezegend. Ik ga om met mensen, organisaties, festivals, orkesten, ensembles, solisten – de elite van de wereld, symbolen van nationale culturen, grote schatten. Ik mag echt niet klagen. In het kiezen van mijn repertoire ben ik vrij. In het kiezen waar ik wel of niet wil werken ben ik vrij. In de keuze voor een vriend, om mee te praten? Vrij, min of meer. In het indelen van mijn tijd zoals ik dat graag wil? Nou… dat ligt misschien wat lastiger.
In vrijheid schuilt het gevaar van onverschilligheid. Mensen hebben geen belangstelling. Ze zijn vrij in de slechtste zin van het woord: vrij van vervelende gedachten, van lastige dingen. Ze lezen of horen dat er in Afrika miljoenen mensen doodgaan, en dat verandert niks voor ze: het is niet hun probleem. Die vrijheid bestaat ook – een gevaar dat je niet ziet, niet bespeurt, maar het is er wel. Het enige wat wij kunnen doen als we de muziek uitvoeren is de mensen daaraan te helpen herinneren.»