Het is altijd weer verrassend hoe in politiek Den Haag bepaalde ideeën of zienswijzen in korte tijd ineens overal op te pikken en te horen zijn. Plots lijkt er dan consensus te bestaan en praat iedereen elkaar na. Nu ook weer, aan het begin van de coalitiebesprekingen tussen de twee winnaars van de verkiezingen, vvd en pvda.

Zo is in de Haagse wandelgangen nu veelvuldig de waarschuwing te horen dat als de twee grootste kemphanen uit de verkiezingsstrijd hun gezamenlijke kabinet geen motto meegeven, als vvd en pvda geen gezamenlijk verhaal onder hun regeerprogramma leggen, de kans groot is dat de kiezers niet snappen dat die twee elkaar eerst bevechten en dan toch samen kunnen werken.

De oproep voor een motto komt voort uit de angst dat de kiezers de bezuinigingen die zeker zullen volgen niet zullen pikken als hun het grotere verhaal erachter niet wordt voorgehouden. Het gevaar daarvan zou zijn dat veel kiezers weer zullen uitwijken naar de partijen op de flanken en er geen draagvlak zal zijn voor de kabinetsmaatregelen die tot in de portemonnee van die kiezers voelbaar zullen zijn.

Weet u nog wat het motto was van het kabinet-Balkenende IV?

Dat geeft al aan hoe betrekkelijk een motto kan zijn.

Balkenende IV was het kabinet waarin de huidige pvda-informateur Wouter Bos vice-premier en minister van Financiën werd. Enige vertrouwdheid aan de huidige onderhandelingstafel met een motto is er dus al. Bovendien ging het toen, in 2006, ook om een kabinet waarin de twee grootste kemphanen uit de verkiezingsstrijd samen gingen werken, weliswaar destijds aangevuld met een derde partij, de ChristenUnie.

Heeft dat motto ook geholpen? Achteraf lijkt het Samen werken, samen leven van het kabinet-Balkenende IV vooral een bezwerings­formule voor cda en pvda zelf te zijn geweest. Een bezweringsformule die niet hielp. Het bleek dat de twee partijen het motto in het kabinet niet waar konden maken, de onderlinge verhoudingen bleven gespannen, het onderlinge wantrouwen bleef groot.

Het effect van de echte bedoeling achter het motto, aanzetten tot meer sociale samenhang in de maatschappij, is moeilijker te meten. Wel werd destijds binnen de kortste keren dat Samen werken, samen leven nog slechts smalend in de mond genomen. Als een motto geen concrete handen en voeten krijgt, wordt het een loze kreet. Afgemeten aan de verkiezingen van vier jaar later zou je kunnen beweren dat het motto zelfs het tegenovergestelde bereikte, want de pvv was toen de grootste winnaar, een partij die mensen juist tegen elkaar opzet.

Een motto voor een vvd-pvda-kabinet, zo is ook al in de wandelgangen te horen, zou kunnen zijn: de crisis aanpakken. Critici vragen zich af of het voldoende bindend vermogen heeft voor de kiezers, het klinkt zo kil, het ontbeert een toekomstgericht verhaal. Winstpunt van dit motto is echter dat het kabinet de opdracht heel direct ook bij zichzelf neerlegt, al is het uiteraard ook een oproep aan de bevolking begrip te hebben voor ingrijpende maatregelen. Nog een winstpuntje zou zijn dat het effect van dit motto beter te meten lijkt dan dat van Balkenende IV, aan bijvoorbeeld de banengroei, de overheidsschuld of de opleving van de woningmarkt. Hierin zit echter ook meteen het gevaar besloten, want de hoon zal groot zijn als de crisis het kabinet boven het hoofd zou groeien.

Behalve over het motto gaat het sinds duidelijk werd dat vvd en pvda samen gaan onderhandelen ook ineens over het grote uitruilen. Ineens vindt iedereen het de gewoonste zaak van de wereld dat vvd en pvda gaan afspreken dat als de een zijn zin krijgt op bijvoorbeeld het dossier woningmarkt, de ander dan het dossier zorg mag binnenslepen.

Compromissen binnen één dossier worden plots consequent waterig genoemd, waarmee dus bedoeld wordt: slecht. Daarmee worden in één klap alle compromissen uit het verleden als halfbakken doetjes weggezet, alsof er nooit compromissen zouden zijn geweest die het beste uit twee werelden verenigden of de harde kantjes van maatregelen verzachtten. Dat het grote uitruilen dé oplossing is voor vvd en pvda zit in korte tijd al zo diep dat toen ik een in de wandelgangen opgepikte oplossing voor de hypotheekrenteaftrek aan iemand voorhield deze direct zei: ‘Maar dat is toch weer zo’n compromis!’

Het nadeel van zo’n plotselinge nieuwe consensus in Den Haag is dat er blinde vlekken ontstaan en valkuilen over het hoofd worden gezien. Het idee achter de grote uitruil is dat elk van de twee partijen zich kan profileren op een onderwerp en zo herkenbaar blijft voor de eigen achterban. Kijk, kan de vvd straks mogelijk zeggen: wij pakken de arbeidsmarkt aan. En wij de woningmarkt, zeggen de sociaal-democraten dan.

Maar waarom zou een compromis tussen vvd en pvda binnen het dossier hypotheekrente bij voorbaat minder goed zijn uit te leggen dan een grote uitruil waarbij de pvda de hypotheekrente op haar manier mag aanpakken, maar daarvoor akkoord gaat met een kortere duur van de werkloosheidsuitkering? Zal een kiezer met een eigen huis die zijn baan kwijtraakt dat beter begrijpen dan een traditioneel compromis? De partijen moeten dan toch ook, net als bij traditionele compromissen, aan hun achterban uitleggen dat niet alles is binnengehaald? Bovendien hebben ze dan op dat andere terrein volledig ‘verloren’. Een hard kantje van maatregelen voorkomen past immers niet in het idee van de grote uitruil.

Zou het grote uitruilen een dekmantel kunnen zijn voor een andere werkelijkheid, die waarin vvd en pvda geen compromissen weten te sluiten op een en hetzelfde dossier? Omdat de verschillen te groot zijn? Mogelijk is dat de valkuil die we – blind aanlopend achter de trouvaille van de grote uitruil – over het hoofd zien.