
Iedere dag als de schemer over de grootste Koerdische stad Diyarbakir valt, beginnen de agenten van het politiebureau in het hart van de stad met hun voorbereidingen. De meest gespierde agenten van Turkije doen dan hun kogelvrije vesten aan en nemen grote machinegeweren in de hand. Een paar uur later, als het donker is, gaan de Koerdische jongeren de straat op om leuzen te roepen tegen de Turkse staat. Van dichtbij en van ver klinken de hele nacht pistoolschoten. In de stad waar de afgelopen dagen tien mensen zijn omgekomen bij rellen nadert een revanche, zo lijken de pistoolschoten aan te kondigen.
De oorlog van Islamitische Staat in Irak en Syrië is een grensoverschrijdende oorlog. De gruwelijkheden die de jihadisten in die landen op de Koerden hebben begaan, hebben een grote impact op de Koerden in Turkije. De grootste schok kwam met de belegering van de stad Kobani. Deze stad is namelijk niet alleen belangrijk vanwege haar ligging, maar voor veel Koerden in Turkije heeft ze ook een grote historische betekenis.
Aan het begin van de vorige eeuw was Kobani niet meer dan een onbeduidend dorpje. Dat veranderde toen de Duitsers aan de Bagdad-spoorlijn begonnen en in dit dorp met de naam Ayn al-Arab een station bouwden. De mensen zagen zo vaak de naam van het Duitse bedrijf op borden dat ze het dorp ‘Company’ begonnen te noemen. Uit Koerdische monden klonk dat als Kobani. De stad werd het centrum van de intellectuele activiteiten van de Koerden. Bekende dichters groeiden er op.
Kobani kreeg een onaanraakbare status vanwege een gebeurtenis in 1979. De pkk bestond nog niet, maar de stichter van deze beweging, Abdullah Öcalan, was wel al politiek actief. In 1979 voelde hij de noodzaak om Turkije te verlaten. Hij stak illegaal de grens met Syrië over en ging naar Kobani. Die reis van Öcalan naar Kobani wordt door de pkk’ers gekoesterd.
De jihadisten hebben het nu gemunt op deze stad die voor het gros van de Koerden veel meer is dan zomaar een stad aan de grens. Het is daarom geen toeval dat in een paar dagen tijd in Turkije tientallen mensen bij rellen zijn omgekomen. De laconieke houding van Tayyip Erdogan als het om Kobani gaat, doet de Koerden kolken van woede. En de Turkse president giet dag in, dag uit meer olie op het vuur door uitspraken te doen als: ‘Wat heeft Turkije met Kobani te maken?’ ‘Wat is het verschil tussen IS en de pkk?’ ‘Zoals het ernaar uitziet gaat Kobani snel vallen.’
Muhammad Akar is een gewichtig man in Diyarbakir. Hij is niet alleen een bekende advocaat en een belangrijke bestuurder van de partij van Erdogan (akp), hij is tevens de kleinzoon van de historische figuur Seyh Sait, die in opstand kwam tegen het beleid van verturksing van Kemal Atatürk. Sait werd op het grootste plein van de stad opgehangen. Zijn kleinzoon weet zich de laatste dagen ook geen raad meer met de ontwikkelingen. In een ruimte niet ver van de plek waar zijn opa in 1925 werd opgehangen proberen leden van een nieuw politiek initiatief de advocaat over te halen om afstand te doen van de akp. Akar speelt met zijn rozenkrans en zegt na lang luisteren: ‘We gaan door kritische dagen. Onze prioriteit moet zijn dat we de gevechten tussen de rivaliserende Koerdische groeperingen uit de wereld helpen. Daarna praten we wel over mijn toekomst bij de akp.’
Akar weet de belangrijke politieke beslissingen voorlopig op de lange baan te schuiven. Maar de tijd dringt. Niet alleen hij, ook alle andere Koerdische akp’ers zitten met de handen in het haar. Want wat wil president Erdogan doen? Heeft hij de Koerden soms opgegeven? Als de thee is geserveerd en Akar er een paar teugjes van heeft genomen, zegt hij: ‘Ik heb de partijleiding met klem gevraagd om een gesprek te regelen tussen ons en de premier. Maar vooralsnog heb ik nul op het rekest gekregen. Ik hoop dat men bij de partij weet waar ze mee bezig zijn. Ik bid dat dit allemaal niet escaleert. Want als Turkije verscheurd raakt, zal dat gepaard gaan met veel bloedvergieten.’
Het bloed van 39 mensen heeft inmiddels al gevloeid. Turken en Koerden vochten tegen elkaar, pkk-sympathisanten raakten slaags met volgers van de islamistische Koerdische partij huda-par, bij een aanslag op de politie kwamen politiechefs om. En wellicht is het nog maar een begin, want Kobani is nog niet gevallen. Iedereen weet dat als de Koerdische stad even over de grens in handen van IS valt daar een grote slachtpartij gaat plaatsvinden. Dan zal het geweld in Turkije ook niet meer te stoppen zijn.
Mehmet Ocak knikt bij het aanhoren van deze theorie. Hij is onderwijzer op een lagere school in Diyarbakir en vader van twee kinderen. Op weg naar huis koopt hij nog wat snoepgoed voor ze. Op een bank in een park zegt hij: ‘Ik ben 37 jaar en heb, afgezien van de vier jaren die ik heb gestudeerd, altijd in het Koerdische gebied gewoond. De roerige jaren negentig zijn niks vergeleken met wat er de afgelopen dagen is gebeurd. Zelfs mensen die op de akp hebben gestemd zijn de straat op gegaan. De woede is enorm. Ik zie op de televisie dat de Turken in het westen ook boos zijn en dat ze gebouwen van Koerden aanvallen. Straks valt Turkije net als Joegoslavië uit elkaar.’
Wat zou hij doen als Turkije verscheurd raakt en hij en zijn familie in een onafhankelijk Koerdistan moeten leven? Ocak zucht diep. ‘Ik las een boek over hoe de mensen in Joegoslavië, die buren waren, elkaar na een tijd begonnen af te maken. Hier leek alles goed te gaan de laatste jaren. We dachten dat president Erdogan eerlijk was toen hij zei dat hij op zoek was naar een duurzame oplossing van de Koerdische kwestie. Maar Kobani heeft laten zien dat hij geen enkel medeleven heeft met het lot van de Koerden. Ik ben bang dat Turkije de weg is ingeslagen van Joegoslavië. Maar hoeveel etnische groeperingen heb je hier wel niet? En hoeveel religieuze?’
Ook de Koerd Dengir Mir Mehmet Firat is teleurgesteld in de houding van de Turkse regering. Hij is een bekende politicus en een van de stichters van de akp. Volgens Firat heeft Turkije jihadistische groeperingen als al-Nusra en IS wel degelijk steun verleend. Het doel daarbij was om te voorkomen dat in het noorden van Syrië een zelfstandig Koerdisch gebied zou ontstaan.
Firat in de Turkse pers: ‘Deze opstand komt niet uit de lucht vallen. Het is de uiting van opgekropte woede. De uitspraak van Erdogan dat er geen verschil is tussen de pkk en IS was de druppel die de emmer deed overlopen. Nog steeds worden in Turkse ziekenhuizen gewonde IS-terroristen behandeld. De Koerdische bevolking weet dat en is ziedend. Daarom gaan ze zo massaal de straat op.’
De vraag die op de lippen brandt is waarom Erdogan zich zo radicaal van de Koerden afwendt. Ongeveer de helft van de Koerden heeft bij eerdere verkiezingen op hem gestemd en hij maakt er geen geheim van dat hij van de Syrische president Bashar al-Assad afwil. Ankara heeft meermalen gezegd dat het Turkse leger graag wil meewerken aan een operatie in Syrië die niet alleen een schoonmaak houdt onder IS, maar ook leidt tot omverwerping van Assad. Dit plan van Erdogan kent iedereen, maar wil hij zo graag van Assad af dat hij de situatie in het Koerdische noorden van Syrië over het hoofd ziet en een burgeroorlog in eigen land riskeert?
Een burgeroorlog is het nog niet. Na de eerste dagen van hevige straatgevechten en alle doden is het de voorgaande twee dagen relatief rustig, ook in Diyarbakir. De sfeer heeft echter veel weg van de eerste jaren van de jaren negentig, toen in de avonduren de straten leegliepen, troosteloosheid de overhand had en politieke moorden bij het alledaagse leven hoorden.
Kapper Ahmet houdt de winkel vanavond wel open. Hij werkt door omdat de klanten blijven komen. Aan de wand van zijn zaak hangt een poster van de overheid dat roken verboden is en dat bij overtreding een fikse geldboete volgt. Maar iedereen rookt, zelfs de jongen van amper vijftien die zijn haren in een James Dean-coupe wil. Op de televisie zingt een Koerdische zangeres een droevig liedje. De kapper zet de schaar in mijn haar en zegt: ‘Ik wil dat Turkije één land blijft. Als het uit elkaar valt, vlucht ik naar het westen van het land. Misschien had ik dat eerder moeten doen. Het is toch slimmer om in een land te leven dat grenst aan de Europese Unie dan in een land met buren als Syrië en Irak.’
Hij kamt mijn haar naar achteren, spuit er wat water op en knipt voort: ‘Mijn broer is met een Turks meisje getrouwd. Ze hebben drie kinderen. Er zijn honderdduizenden mensen met hetzelfde verhaal. Wat moeten zij straks als het land wordt opgesplitst? Wat moeten die kinderen? En al die miljoenen Koerden die in Istanbul, Antalya en Izmir wonen? Gaan ze die dan ook allemaal uitzetten? Wordt er straks naar de geboorteplaats van de mensen gekeken? Ik kan me geen grotere ramp voorstellen dan zoiets.’
De kapper heeft haast en wil naar huis. Buiten is het al weer donker en we horen slogans van een stel jongeren. De kapper doet de deur van zijn zaak op slot en stapt in zijn auto. In de stad, die bekendstaat om zijn zoetigheden, zijn de toetjeszaken dicht. Ik loop langs het politiebureau met robuuste agenten ervoor die het gebouw bewaken. Een van de agenten heeft een lange baard die veel weg heeft van die van de IS-militanten. Door het kogelvrije vest onder hun uniform lijken de agenten nog groter dan ze al zijn.
De jongens die in groepjes in de vervallen straatjes leuzen roepen tegen Erdogan zijn daarentegen klein en dun. Een van hen schept op tegen de anderen: ‘Ik heb het beste gemikt op de politiewagen. Ik gooide geen gewone stenen, marmer wierp ik op de wagen. Dat is beter, weet je.’ Het land is misschien toch te veel een eenheid om verscheurd te raken. De opschepperij van de Koerdische jongens gebeurt in het Turks. Nu roepen zij leuzen over Kobani, de stad die een streep zet door alle realiteit. De roepende jongens herinneren hun stadsgenoten daar weer eens aan: ‘Valt Kobani, dan is het over en uit.’
Beeld: Diyarbakir, Koerdische demonstranten vragen om meer actie van de Turkse regering om Kobami te beschermen (Sertac Kavar / Reuters).