
Sweeney Astray heet de oude sage in de klinkende versie van Seamus Heaney. Op een dag hoorde Sweeney, een lokale koning, wat verder weg het gerinkel van een bel. Het was de priester Ronan die, tegelijk de Heer prijzend met luid gezang, een plek aan het markeren was om er een kerk te bouwen. Maar Sweeney voelde zich nog thuis in het oude heidense geloof en had aan een nieuwe god geen behoefte. Met geweld joeg hij de priester van zijn landerijen. Zijn vrouw probeerde de onstuimige vorst nog aan zijn rode mantel vast te houden maar de gesp ervan brak zodat Sweeney moedernaakt Ronan te lijf ging. Onder meer dat beeld (beschreven) van een naakte man die aan een bloedrode mantel ontsnapt, werd een pakkend beeldend moment in de theatrale performance die Joan Jonas vormgaf op basis van Heaney’s versie van het verhaal.
Zoals gebruikelijk in zulke vertellingen (uit een nog primitieve tijd) gaat een dergelijk conflict door louter onverzoenlijkheid al snel van kwaad tot erger. De dwarse Sweeney wordt door Ronan in Gods naam vervloekt om voor altijd naakt door het land te zwerven. Dan wordt hij tijdens een bloedige veldslag ook compleet gek. ‘Zijn brein verkrampte/ zijn geest spleet open/ duizeling, hysterie, slingeren/ en zwalken overkwamen hem/ hij wankelde en fladderde wanhopig/ hij walgde bij de gedachte aan bekende plaatsen/ en droomde van vreemde migraties.’ Zo wordt (in de vertaling van Jan Eijkelboom) het begin van zijn waanzin beschreven. ‘Zijn zinnen raakten onder hypnose/ zijn gezichtsvermogen verboog/ de wapens vielen uit zijn handen/ en hij steeg op met een razende logge beweging/ als een hemelvogel.’ Ik stel me voor wat Joan Jonas in dit stuk tekst las. Zo was de vloek: Sweeney zwerft door het land en leeft als een verwarde vogel. Naakt en desolaat springt en fladdert hij van boomtop naar boomtop, van rotspunt naar toren. Ze proberen de voortvluchtige te vangen. Dat is de handeling in het verhaal – dat echter meer een golvende aaneenschakeling van beelden is. Tijdens zijn omzwervingen spreekt en zingt en beklaagt Sweeney zich in verzen die klinken als compacte, beeldende poëzie. Dat wil zeggen dat Joan Jonas in Sweeney Astray allerlei kleurrijke beelden aantrof die, in haar artistieke zienswijze, de verbeelding in beweging brachten.
Zij is natuurlijk bekend als performancekunstenaar. Ze is een pionier op dat terrein. Maar wat is een performance nu precies? Een mengsel misschien van van alles. Ooit, nadat ik Joan vaak aan het werk had gezien, heb ik geschreven over de beweeglijke en vloeiende wendbaarheid van haar artistieke wezen. Wat dat betekent? Helemaal in het begin, voor 1968, hield zij zich bezig met sculptuur. Of er daarvan nog dingen bestaan weet ik niet. Ik kan me echter goed voorstellen dat de solide stevigheid daarvan niet met haar karakter strookte. Ze is een verteller. Als ze haar eigen lichaam als vorm zou gebruiken kon ze een veel leniger vormentaal realiseren misschien.

In 1970 maakte ze het werk Body Check. Met haar frêle gestalte staat ze naakt voor een publiek. Met een kleine ronde spiegel in haar rechterhand bekijkt ze passages van haar eigen lichaam. Om zo veel mogelijk te kunnen zien, komt het tot wonderlijke verdraaiingen in lichaamshouding, zoals wanneer je onder de douche je rug probeert te wassen. Body Check is een heldere formulering van sculpturale morfologie: zij bekijkt haar huid en maakt daarbij, in houding en gebaren, eigenaardige figuren.
Een iconisch werk: zo kun je het eigen lichaam als materiaal benutten. Misschien ligt daar de essentie van een performance à la Jonas. Dat lichaam danst, beweegt, acteert in een ruimte. Wat het doet is voor de performer voelbaar maar eigenlijk niet zichtbaar. Dan helpen videoregistraties (waarin je jezelf ziet bewegen) die zo een logisch vervolg werden in haar praktijk. Tenslotte: was de ruimte aanvankelijk gewoon de plek waar iets plaatsvond, later kregen installaties van de speelruimte ook meer betekenis toen de performances theatraler werden.
In 1994, bijvoorbeeld, werd de live performance van Sweeney Astray samengevat in een installatie in een museumzaal. We zien een hoge tafel (met glazen blad) en andere zetstukken die ook in de toneelsetting waren gebruikt. Die tafel was de plek in de hoogte waarop de speler die Sweeney was (Pierre Bokma) als een plompe vogel heen en weer bewoog. Aan de wand een grote foto van een grillige boom. Dat alles in schaduwrijke verlichting. Verder schermen en gordijnen die ruimte indelen en waarop tegelijkertijd fragmentarische beelden uit de echte performance worden geprojecteerd. De wendbare vormgeving van die ruimte laat ook zien, denk ik, hoe Jonas de tekst gelezen heeft: niet als één verhaal maar, in willekeurige volgorde, als een groep van beelden. In de performance (meer nog in de installatie) komen die samen als in een collage en vormen dan een enkel, meervoudig beeld. Rondlopend in die beeldruimte merk je dat de performance geen duidelijk begin heeft of einde, maar eigenlijk almaar ronddoolt zoals Sweeney zelf. Wat verwarrend lijkt is onvoorspelbaarheid. Een werk van beeldende kunst dat gemaakt is met de beeldende intenties daarvan. En inderdaad: de raadselachtige vloeibaarheid van de vormgeving van het werk met dat clair-obscur blijkt een enorm sterk meeslepend handschrift.
PS: Als performance werd het stuk ten tonele gebracht op 31 mei 1994 in de Westergasfabriek (première), een samenwerking van het Stedelijk Museum met Toneelgroep Amsterdam. De installatie in het museum is een ander werk waarin fragmenten uit die performance worden hergebruikt en samengevat. Zie: Joan Jonas: Works 1968-1994, een catalogus van het Stedelijk uit 1994.
Beeld: Joan Jonas, Revolted by the Thought of Known Places… Sweeney Astray, 1994. Installatie van speelruimte (Foto’s collectie Stedelijk Museum).