College of Europe, Brugge, april 2014. College-rector Jörg Monar (rechts) en premier van Schotland Alex Salmond, die een lezing komt geven © Lucy Young / eyevine / HH

De boomlange Duitser neemt stipt om half negen plaats achter het spreekgestoelte. Licht ongedurig ziet hij toe hoe de laatste studenten binnendruppelen. Een paar bleke jongens vinden achterin een plekje bij al even blonde collega’s; een duo heftig opgemaakte brunettes neemt prominent in de voorste rangen plaats.

Met zijn archaïsche verschijning en besnorde bovenlip heeft rector Jörg Monar iets weg van de Britse komiek John Cleese. Maar wanneer hij begint te spreken, is zijn toon serieus. ‘Dit is voor jullie een heel speciale dag. Je hebt veel moeite moeten doen om op het College of Europe te komen.’ Monar knikt zijn toehoorders goedkeurend toe voor hij indringender vervolgt: ‘Maar we zullen je hier om nog grotere inspanningen vragen. Lessen, excursies, examens. We gaan ervan uit dat jullie die het hoofd kunnen bieden, want daar hebben we jullie op geselecteerd.’

De enkele honderden uitverkoren studenten zijn bijeen in Brugge, in een van de historische gebouwen verspreid over de binnenstad waar het College of Europe gezeteld is. Hoewel het interieur in alles lijkt op dat van een reguliere universiteit herinneren de China Daily bij de receptie, de prikbordaankondigingen van hooggeplaatste bezoekers en de vele talen die door de gangen galmen aan het internationale en prestigieuze karakter van deze opleiding. Wie langs de muur van de grote binnenplaats aan de Verversdijk loopt, wordt vanaf posters vriendelijk toegelachen door alumni van het instituut met uitspraken als: ‘Het College of Europe is een fantastisch avontuur. Het is als een Europese droom die hier in Brugge uitkomt’ en ‘Het college is een miniatuur-EU met dezelfde solidariteit, diversiteit en uitdagingen. Het is de beste plaats om je klaar te maken voor de Europese realiteit.’

Zo hadden Winston Churchill, Salvador de Madariaga en enkele andere Europese grootheden het ook bedoeld toen ze na de Tweede Wereldoorlog een manier zochten om hun ideaal van vrede en open grenzen aan nieuwe generaties mee te geven. Tijdens het historische Congres van Europa in Den Haag, dit jaar zeventig jaar geleden, ontstond het idee voor een opleiding die ‘een sfeer van solidariteit en wederzijds begrip tussen alle landen van West-Europa’ zou bevorderen. De Vlaamse priester en federalist Karel Verleye schoof vervolgens gauw Brugge naar voren als vestigingsplaats, verschillende overheden schraapten de benodigde centen uit hun nog altijd lege schatkisten, en al in 1949 kon het eerste welkomstwoord worden uitgesproken voor een clubje van 22 diplomaten in de dop.

Met het uitdijen van de Europese samenwerking groeide ook het college. De initiële obers met witte handschoentjes werden gaandeweg vervangen door een kantine met lange tafels waar de studenten met tientallen tegelijk aanschuiven. Na de val van de Berlijnse Muur werd er zelfs een dependance geopend in Polen, om de jonge garde van het voormalige Oostblok voor te bereiden op het lidmaatschap van de Europese Unie. En om aangehaakt te blijven bij de Brusselse actualiteit wordt het overgrote deel van de lessen gegeven door externe deskundigen die zelf carrière maken binnen het Europese spectrum. Zo heeft de opleiding kunnen meebewegen met de vorming van de Europese Unie en bouwde het instituut de reputatie op van hofleverancier van het Europese bestuur.

‘Je kunt hier je appartement echt niet uit lopen zonder je haar te hebben gewassen; iedereen kom je tegen’, grapt oud-student Leo Hoffmann-Axthelm. Inderdaad fris gekapt is hij komen opdagen in Belga, een ruim eetcafé aan een marktplein van de hippe wijk Flagey, ten zuidoosten van het Brusselse centrum. Veel college-alumni ontmoeten elkaar hier ’s avonds nog voor een drankje op het brede terras, vertelt Hoffmann-Axthelm. Hij koos na zijn tijd in Brugge, nu vier jaar geleden, voor een baan bij de maatschappelijke organisatie Transparency International, die er bij overheden voor lobbyt om de zaken zuiver te houden. Maar tijdens de Brusselse borrels doet het er even niet toe wie waar beland is, zegt hij. Iedereen proost met iedereen. In dat opzicht wordt het oude ideaal van de opleiding waargemaakt.

Ironisch genoeg heeft het college de voornaamste publieke bekendheid te danken aan de historische, tégen verregaande samenwerking gekante toespraak van de voormalige Britse premier Margaret Thatcher. Volgens traditie wordt bij de start van het academisch jaar een vooraanstaande Europeaan in Brugge uitgenodigd om zijn of haar visie op Europa uiteen te zetten. In 1988 viel die eer de ‘Iron Lady’ ten deel, toen al vermaard wegens haar kritische kanttekeningen bij de Europese samenwerking.

In een koningsblauw mantelpakje, de haren onberispelijk gecoiffeerd, greep ze de uitnodiging aan om vooral duidelijk te maken welke Europese koers ze níet van plan was te gaan varen. Haar jonge publiek moest goed begrijpen dat ze de toekomst van Groot-Brittannië weliswaar binnen de Europese gemeenschap zag, maar dat die gemeenschap zeker ‘geen doel op zich’ zou zijn. Een ‘Europese superstaat’ was een doemscenario, geen utopie.

Het was dit vroege eurokritische geluid waar de rest van West-Europa zich toen nog liever Oostindisch doof voor hield, zeker nadat ook de Muur met daverend geraas naar beneden was gekomen. Maar dertig jaar later kan zelfs het College of Europe niet meer om de zich overal manifesterende euroscepsis heen. ‘Het lot van het college hangt samen met het lot van de Europese Unie’, schetst Monar de situatie.

In zijn klassiek ingerichte werkkamer, vol massief houten meubels, vertelt de rector over de problemen waarmee het instituut zich geconfronteerd ziet. Als doorgewinterde optimist spreekt hij liever van ‘uitdagingen’, zoals hij ook over de Europese Unie spreekt als betrof het een opgroeiend kind dat met vallen en opstaan zijn weg vindt. Monar volgt die ontwikkelingen al decennia op de voet. Hij promoveerde in de politicologie en moderne geschiedenis, schreef meer dan tweehonderd boeken en wetenschappelijke artikelen over de ontwikkeling van het Europees bestuur, kwam regelmatig opdraven wanneer parlementen van zijn expertise gebruik wilden maken en is al sinds begin jaren negentig als professor betrokken bij het College of Europe.

In 2013 werd hij er aangesteld als rector. In die rol blijkt het zijn voornaamste taak te zijn om het instituut zo goed en zo kwaad mogelijk door de woelige internationale wateren te sturen. ‘Het college is sterk afhankelijk van politieke welwillendheid’, zegt hij. De Europese Unie en nationale overheden moeten immers zorgen voor de broodnodige financiering. Die welwillendheid is echter door de eurocrisis en door toegenomen euroscepsis onder druk komen te staan: sommige overheden hebben de geldkraan zelfs helemaal dichtgedraaid. Bovendien daalt over de hele linie het aantal aanmeldingen voor Europese opleidingen, omdat het toekomstperspectief niet meer zo glorieus en vanzelfsprekend is als een kwart eeuw terug. Monar: ‘De banenmarkt is zeer competitief, dat weten studenten ook. Dus als Europa er om wat voor reden ook minder veelbelovend uitziet, heeft dat impact op het aantal kandidaten dat zich meldt.’

Bondskanselier Angela Merkel en de Belgische premier Yves Leterme (rechts) bij de opening van het academisch jaar van het College of Europe in Brugge, november 2010 © Georges Gobet / AFP / ANP

Van acute paniek is evenwel geen sprake. De studenten die zich op die nazomerse septemberdag voor hun eerste lesdag melden, hebben nog stuk voor stuk een streng selectieproces moeten doorlopen. Slechts één op de vier kreeg uiteindelijk groen licht, wat resulteerde in zo’n 340 studenten in Brugge en nog eens 130 op de Poolse dependance.

Opvallend is hoe groot het aandeel studenten is dat níet uit een EU-lidstaat komt. Tijdens zijn openingstoespraak in de aula noemt Monar alle 49 nationaliteiten op. Na het klinken van ieder afzonderlijk land staan de betreffende leerlingen even op van hun stoel om door hun collega’s met luid applaus te worden begroet. Frankrijk (69), Italië (44), Spanje (33), België (28) en Duitsland (25) zijn verhoudingsgewijs het stevigst vertegenwoordigd. Maar ook passeren kandidaat-lidstaten als Albanië de revue, is er een Rus, een Amerikaan, een Canadees, een Mexicaan, zijn er vier Chinezen, een Syriër, vijf Koreanen, een Palestijn en ga zo maar door.

‘De banenmarkt is zeer competitief, dat weten studenten ook. Dus als Europa er om wat voor reden ook minder veelbelovend uitziet, heeft dat impact op het aantal kandidaten dat zich meldt’

Ter afsluiting van zijn speech moedigt de rector iedereen aan om vooral deel te nemen aan extracurriculaire activiteiten, zoals feestjes en discussieavonden. De bedoeling is dat de onderlinge cultuurverschillen zo snel mogelijk worden overbrugd, legt hij zijn pupillen uit. ‘Het is belangrijk dat je elkaar goed leert kennen, want je hebt met elkaar te maken. Het gaat hier immers niet alleen om kennisoverdracht. Wij zijn er trots op dat we ook de mentale grenzen voor Europese samenwerking slechten.’

Na afloop van de opening stort Xavier Estève zich weer gauw op het papierwerk. De beweeglijke Fransman, met goedlachse ogen en de aanzet tot een grijs baardje, behoort eveneens tot het meubilair van het College of Europe. Zijn focus ligt niet op de opleiding zelf, maar op de mogelijkheden die de studenten na afloop daarvan hebben. Hij houdt in de gaten waar de college-studenten uiteindelijk terechtkomen en legt waar nodig contacten.

Wanneer hij weer even tijd heeft, vertelt Estève op zijn kantoortje hoe het komt dat zoveel studenten van buiten de Europese Unie naar Brugge komen. ‘De EU trekt geld uit voor beurzen voor dit soort “buitenlandse” studenten’, zegt hij. ‘De hoop is dat zij na de opleiding naar hun eigen land teruggaan en het contactpunt met de EU vormen. Zij brengen de boodschap van de EU over en vertellen hoe het werkt, zodat de relatie versoepeld wordt.’

In de studentenvertegenwoordiging is goed terug te zien hoezeer het college zodoende een afspiegeling vormt van de internationale verhoudingen. Maar liefst zes studenten staan op wanneer tijdens het welkomstwoord Tunesië wordt genoemd, een van de landen waarmee de EU mogelijk een handelsakkoord zal sluiten. Daarentegen komt Turkije helemaal niet voor in het rijtje nationaliteiten dat de rector opdreunt. Dat was wel eens anders, licht Monar de volgende dag op zijn werkkamer toe. ‘Jaarlijks kwamen er vijftien tot twintig Turken met een beurs binnen. Er zat zelfs een selectiecommissie voor het college in Ankara. Maar ruim twee jaar terug kreeg ik een brief van de Turkse overheid dat ze alle samenwerking opschortten.’

De mededeling viel samen met de verslechterde Turks-Europese betrekkingen sinds de mislukte coup in 2016. Gedwongen door economische malaise lijkt de Turkse president Erdogan echter nu weer toenadering te zoeken tot Europa. Een koerswending die meteen ook in Brugge resoneert. ‘In augustus kreeg ik vanuit Ankara bericht dat ze de samenwerking met ons college willen heropenen’, verklapt Monar. En met een veelbetekenende blik voegt hij toe: ‘Het is allemaal erg politiek.’

Zo levert ons eigen land slechts een handjevol pupillen. Tijdens het hoogtepunt van de crisis werd het Huygens Scholarship Programme wegbezuinigd, bedoeld voor excellente Nederlandse studenten die een masteropleiding in het buitenland volgen. Maar ook uit Nederland heeft Monar inmiddels gunstige signalen gekregen, knipoogt hij. En opnieuw lijkt de rector gelijk te krijgen. Nog geen twee weken later stuurt minister Stef Blok van Buitenlandse Zaken een brief aan de Tweede Kamer waarin hij spijtig erkent dat ons land inmiddels flink ondervertegenwoordigd is binnen de Europese instituties. Dat schrijnt des te meer nu het Verenigd Koninkrijk de EU verlaat, doorgaans een goede bondgenoot bij beleidsvorming. Hoewel het nog te vroeg is om de vlag uit te hangen klinkt op de achtergrond dat daarom zeker wordt overwogen om weer beurzen voor het College of Europe beschikbaar te stellen.

Toch is het volgen van de Brugse opleiding geen garantie voor een enkeltje richting het eurocratenbestaan. Uit het alumni-overzicht dat Estève uit een van de mappen op zijn kantoortje tovert, blijkt dat hooguit een kwart van de studenten daadwerkelijk ook als ambtenaar bij de Europese instituties is aangesteld. Zelf heeft de Fransman daar wel een verklaring voor: het toelatingstraject tot de Europese Commissie, bekend als het ‘concours’, heeft het zwaartepunt verlegd van specifieke kennis naar algemene vaardigheden, waardoor college-studenten een deel van hun voorsprong zijn kwijtgeraakt. Estève vindt het duidelijk maar niets. ‘Zelfs mijn tandarts zou er nu aan kunnen deelnemen’, smaalt hij.

Het is een omslag die de Nederlandse oud-student Laurens Ankersmit, die in 2008 aan het college studeerde, aan den lijve ondervond. ‘Het concours was net veranderd toen ik er zat. Voor mij viel dat erg tegen omdat ik amper werkervaring had en dus ook te weinig over die vaardigheden beschikte’, zegt hij. Inmiddels heeft Ankersmit als rechtendocent aan de Universiteit van Amsterdam zijn weg gevonden. Maar destijds pakten zich donkere wolken samen boven Europa. De crisis greep in razend tempo om zich heen. Het bleef ook op het college niet onopgemerkt. Ankersmit: ‘Ik weet nog goed dat de Duitse bondskanselier Merkel het academisch jaar zou komen openen, maar door alle onrust plots moest afzeggen.’

De onrust had zijn weerslag op de studenten. De druk om betaald werk te vinden stond voorop, ten koste van het idealistische gedachtegoed van Churchill en consorten. ‘Ook ik had niet het gevoel dat ik de luxe had om idealistisch te zijn’, erkent Ankersmit. Hij herinnert zich al vertellend dat veel studenten pardoes lessen gingen volgen over staatssteun, daar was nog wel werk in te vinden. ‘Ergens vond ik dat wel jammer. Je studietijd is toch ook bedoeld om je een kritische blik op de wereld te geven.’

Evenwel is het de vraag in hoeverre dat idealistische gedachtegoed überhaupt erg leidend is bij het college. Voor een instituut dat is opgericht vanuit verheven gedachten van roemrijke Europese voormannen zijn er opmerkelijk weinig grote namen uit voortgekomen. De bekendste zijn Helle Thorning-Schmidt, die de eerste vrouwelijke premier van Denemarken zou worden, Nick Clegg, de voormalige Britse vicepremier, en Alexander Stubb, oud-premier van Finland. Ankersmit vermoedt dat het College of Europe nu eenmaal niet zozeer inzet op de vorming van grensverleggende leiders, maar eerder op de educatie van doorwrochte bureaucraten. ‘Het instituut dient vooral als voorbereiding op een goede baan.’

Veel van zijn jaargenoten zijn uiteindelijk bij advocatenkantoren beland, banken, multinationals, adviesbureaus of de lobby. Sectoren waar onverminderd veel interesse is in mensen die precies weten hoe de Europese Unie werkt. Sterker nog, doordat de EU zich op steeds meer terreinen manifesteert, wil iedereen met zijn neus boven op de besluitvorming zitten. Liepen er tijdens de jaren tachtig ‘slechts’ enkele honderden lobbyisten in de Europese hoofdstad rond, nu reikt dat aantal in de tienduizenden.

Studenten aan het College of Europe © College of Europe

De grote Brusselse kantoren zijn er daarom als de kippen bij als het College of Europe weer een nieuwe generatie EU-experts aflevert, weet Ankersmit te vertellen. ‘Rond februari, maart was er dan zo’n carrièredag waarop de advocatenkantoren uit Brussel naar Brugge kwamen om studenten te interviewen. Van tevoren kon je je cv doorsturen, zodat de kantoren precies wisten wie ze hebben moesten. Voor veel studenten was dat een goede manier om aan werk te komen.’

Niettemin duurde het even voordat ook het College of Europe aanhaakte op het private toekomstperspectief van de studenten. De Engelsman Jon Worth studeerde vijftien jaar geleden in Brugge en is nog altijd als gastdocent bij het instituut betrokken. Tijdens een treinrit van Parijs naar Brussel heeft hij even tijd om telefonisch over zijn periode op de campus te vertellen. ‘Toen was er nog amper oog voor de verschuivende baankansen van de studenten’, zegt hij. ‘Maar inmiddels is dat verbeterd. Het college heeft op de verandering ingespeeld en is praktischer en dynamischer geworden.’

‘Het college wil niet alleen maar studenten afleveren die puur de belangen van het grootkapitaal gaan vertegenwoordigen en de boel verstieren voor de rest van de EU’

Die insteek is goed terug te vinden in het huidige vakkenaanbod in Brugge. In het cursusoverzicht komen titels voorbij als ‘Europees bedrijfsleven en zakelijke strategieën’, ‘Infrastructuur project management’, ‘Belastingbeleid in de Europese Unie’, ‘EU-lobby in de praktijk’ en ‘EU-beleid voor milieu en klimaatverandering’.

Worth traint als gastdocent zijn pupillen in de kunst van het onderhandelen middels een drie weken durend simulatiespel van een Brussels onderhandelingsproces. Onder de studenten worden de rollen verdeeld van ambtenaren en politieke vertegenwoordigers, tot aan lobby’s en journalisten. Vanuit dat ratjetoe van spelers moeten ze tot een geloofwaardig besluit komen. Worth: ‘Het is dit soort praktische cursussen waar ze denk ik het meest van opsteken.’

Tegelijkertijd krabt het college zich achter de oren in hoeverre het altijd maar moet meegaan met de veranderende Brusselse realiteit, merkt oud-student Hoffmann-Axthelm op. ‘Het college wil ook niet alleen maar studenten afleveren die vervolgens puur de belangen van het grootkapitaal gaan vertegenwoordigen en de boel verstieren voor de rest van de EU’, verwoordt hij dat ongemak tijdens het gesprek in café Belga. Zelf kon hij daarom in 2015 vanuit zijn functie bij Transparency International een extracurriculair vak introduceren te Brugge, dat als doel heeft studenten bewust te maken van de vraagstukken rond transparantie en corruptie. Het kost Hoffmann-Axthelm veel tijd, maar hij heeft het er graag voor over. ‘De meeste extracurriculaire activiteiten worden georganiseerd door de private sector’, weet hij uit ervaring. ‘Dit moet het enigszins in balans brengen.’

Maar al twee jaar later werd er tevens een leerstoel geïntroduceerd die de tegenovergestelde indruk wekt. Het nieuwtje zorgde er zelfs voor dat het College of Europe voor het eerst sinds de speech van Thatcher over de roddeltong ging in de Europese hoofdstad. De reden: de rector had het op een akkoordje gegooid met Google over de financiering van een academische leerstoel voor het vak digitale innovatie. Critici ontwaarden daarin een sluwe methode van de techreus om toekomstige Europese beleidsmakers te beïnvloeden.

Met name professor Andrea Renda, die de leerstoel is gaan bekleden, was de kop van jut, omdat hij ook deel uitmaakt van de mede door Google gesponsorde denktank Centre for European Policy Studies (ceps). Renda kreeg het verwijt dat hij door die sponsoring kritischer over het digitale beleid van de Europese Commissie was gaan schrijven. Niet toevallig dus dat juist hij door Google was uitverkoren om beleidsmakers in de dop over digitale innovatie te onderwijzen, zo luidde de verdachtmaking.

Nog vóór die aantijgingen ter sprake kunnen worden gebracht schiet Renda al in de verdediging. Het interview met de Italiaan vindt plaats op het ceps-kantoor dat gesitueerd is in hartje Brussel. De denktank is welbekend in de Europese hoofdstad, met grote namen in het bestuur zoals de Nederlanders Jaap de Hoop Scheffer, voormalig secretaris-generaal van de Navo, en oud-minister van Financiën Onno Ruding.

Uit het jaarverslag dat bij de receptie ligt blijkt dat de denktank ook door een hele reeks andere organisaties en bedrijven wordt gesponsord. Maar iedere insinuatie dat er sprake zou zijn van beïnvloeding werpt de professor verre van zich. ‘Ik weet niet eens wat Google voor die leerstoel betaalt, ik hóef het ook niet te weten’, sputtert hij aan de ovale vergadertafel van ceps. ‘Ik weet alleen dat het mijn salaris dekt en dat van mijn assistent.’ Zelf zegt Renda juist ‘bijna bezeten te zijn’ door onafhankelijkheidsdrang. Stellig: ‘De dag dat Google mij belt en mij vertelt wat ik moet doceren of schrijven, is de dag dat ik ontslag neem.’

Alumnus Hoffmann-Axthelm van het transparantieklasje schudt evenwel zijn hoofd. Zo simpel ligt het niet, vindt hij. Want hoeveel vrijheid voelt zo’n docent nou echt om kritisch te zijn op de techgigant? ‘In het verleden is het wel gebeurd dat Google de stekker uit dit soort financiering trekt zodra een professor of denktank te kritisch wordt’, weet hij. ‘Hoewel Google nooit zal toegeven dat dit één op één verband houdt, ruikt dat toch niet zo fris.’

De leerstoel is overigens niet de enige manier waarop bedrijven met grote belangen in Brussel tegenwoordig hun visitekaartje bij het College of Europe achterlaten. Meer ondernemingen blijken geïnteresseerd om hun naam vroegtijdig aan de Brusselaars in spe te verbinden, via sponsoring of beurzen. Ook met Facebook lopen bijvoorbeeld nog gesprekken om een contract te sluiten, klinkt het in de Brugse wandelgangen.

Maar ondanks de kritiek van buiten leert een kleine rondvraag onder studenten en docenten dat er intern amper discussie is over deze financieringsstromen. De studenten verblijven relatief kort op de campus en zijn dan bovendien te druk met studie en carrièrekansen om zich met de koers van het college te bemoeien. En omdat het overgrote deel van de lessen wordt gegeven door gastdocenten die daarnaast een reguliere baan hebben, houden die zich overwegend afzijdig van het bestuur. Ook Hoffmann-Axthelm oordeelt mild: ‘Je kunt het de opleiding nauwelijks kwalijk nemen. Net als iedere andere private instelling heeft het college moeite met geld krijgen. Je moet voorzichtig zijn dat financiers niet te veel invloed hebben, maar dat moet je van zaak tot zaak bekijken.’

En die zaken zíjn zuiver, benadrukt rector Monar. Het opleidingshoofd gaat enigszins verzitten in zijn houten zetel wanneer het gevoelige onderwerp ter sprake komt. Maar in zijn woorden klinkt geen twijfel. Over de inhoud van het onderwijs wordt nooit gemarchandeerd. Zo had Google volgens Monar ‘niets te zeggen’ over wie de leerstoel zou gaan bekleden. ‘Dat deed een selectiecommissie die, zoals gebruikelijk is, bestaat uit een aantal academici. Van invloed was geen sprake.’ Ook vragen over privaat bekostigde studiebeurzen, zoals die van techbedrijf Microsoft, schudt de rector van zich af. ‘Ik heb zelf voor mijn promotieonderzoek financiële ondersteuning van Volkswagen gekregen’, memoreert hij. ‘Maar dat betekent echt niet dat ik nu minder kritisch ben over het dieselschandaal.’

Uiteindelijk moet de rol van private financiers vooral niet overdreven worden, besluit Monar. ‘Alles bij elkaar maakt die financieringsstroom ongeveer zeven à acht procent van het totale budget uit. Het belangrijkste blijft toch het geld van de overheden en van de studenten zelf.’

Zodoende breekt voor de toekomst van het college weer een spannende tijd aan. Komend jaar zal er in Brussel stevig worden onderhandeld over de nieuwe Europese meerjarenbegroting, waarin ook de fondsen voor de opleiding zekergesteld moeten worden. In het voorstel van de Commissie staat het College of Europe nog netjes opgenomen, maar het is uiteindelijk aan het Europees Parlement en aan de lidstaten om daar een klap op te geven. De komende tijd zal het dus voor Monar weer een zoektocht zijn hoe de Brugse belangen met die in Brussel te laten samenvallen. ‘Maar ik zeg je dit’, benadrukt de rector. ‘Als er geen bereidheid meer is om te investeren in dit onderwijs, dan zegt dat denk ik ook veel over de staat waarin de Europese Unie verkeert.’

De studenten van het opleidingsjaar 2018/2019 hoeven zich daar nu nog even niet druk om te maken. Zij hebben een plaatsje weten te verwerven op het prestigieuze college en kunnen een jaar vol interessante colleges van ervaren docenten tegemoet zien.

Aan het eind van die eerste lesdag verzamelt een dertigtal van hen zich op het terras van het lokale filmtheater. In het gezelschap bevinden zich zowel de bleke noorderlingen als de opgemaakte brunettes. Tafels worden tegen elkaar aan geschoven, bestellingen voor bier en wijn geplaatst. Een veeltalig rumoer zal ook deze avond nog weerklinken in het historische Brugge.