Het staat symbool voor de ‘eenheid op afstand’ tussen de twee bonden die samen de FNV vormen. De marktbonden hebben eerder dat jaar bij monde van Be van de Weg en Martin Spanjers, de voorzitters van de voormalige Industrie- en Dienstenbond, de oprichting aangekondigd van de Indistributiebond FNV. En dat nog geen dag nadat Cees Vrins, voorzitter van de AbvaKabo, namens de bonden die actief zijn in de collectieve sector de oprichting van de nieuwe Infrabond FNV bekendmaakte. Het Federatiebestuur zal van nu af aan een driemanschap zijn en bestaan uit de voorzitters van de twee aangesloten bonden en een onafhankelijke voorzitter. Minister van Sociale Zaken B. Bakker D66) wenst de vernieuwde FNV veel succes. Hij verwacht dat de FNV nu opgewassen zal zijn tegen de nog steeds stijgende kosten van de individuele dienstverlening. En dat is nu eenmaal de kurk waar de vakbeweging op drijft. Dat heeft de organisatie inmiddels ook erkend in haar enige jaren geleden vernieuwde grondslag. Speciaal daartoe opgeleide, vrijgestelde en betaalde kaderleden, zogeheten vakbondsconsulenten, gaan die individuele dienstverlening inhoud geven. Leden zullen bij FNV-verzekeringen terecht kunnen voor ao-verzekeringen, studiefinanciering en pensioenregelingen. Er komt één contributie, waarbij leden naar eigen inzicht een pakket kunnen samenstellen uit het aanbod. Het FNV Magazine wordt de FNV Kampioen.
In één klap lijkt een halve eeuw gekrakeel over de meest gewenste structuur van de vakbeweging tot het verleden te behoren. Een ongedeelde vakorganisatie moest er komen, zo sprak Kloos eind jaren zestig. Alleen op die manier zou de vakbeweging kunnen afrekenen met de steeds vager wordende grenzen tussen de bedrijfstakken, die tegelijk de grenzen van de klassieke bonden waren. Die grenzen stonden goede belangenbehartiging steeds meer in de weg. Want hoe voer je als vakbeweging een openbaar-vervoerbeleid als de ene poot ervan - NS en streekvervoer - bij de ene bond zit en de andere - het stadsvervoer - bij een andere? Hoe investeer je in groei als de bonden in groeisectoren, als de dienstensector, geen geld hebben terwijl de krimpende industriebonden rijk zijn? Bijna twintig jaar later, toen de vakbeweging klappen te verwerken kreeg van de recessie van het begin van de jaren tachtig, trok het rapport FNV-2000 dezelfde conclusies. Maar experimenten met samenwerking over de bondsgrenzen heen mislukten alle.
Waarom lukt nu wel wat tot voor kort onhaalbaar leek? Dat is eenvoudig: niet het ideaal van een ongedeelde vakbeweging staat nu voorop, maar de noodzaak van een financieel brede basis voor het in stand houden van goede individuele dienstverlening. Dat het stadsvervoer nog steeds bij de overheidsbonden zit en het spoor en het streekvervoer bij de marktbonden, is in dat kader van minder belang. Dat de FNV-centrale wordt gereduceerd tot een onafhankelijke voorzitter met secretariaat evenmin. ‘sLands grootste vakcentrale heeft haar uiteindelijke vorm gevonden: zij gaat de eenentwintigste eeuw in als logo.