Art brut

Het begin heb ik opgevraagd
Ik heb het einde nog niet in zicht
of het begin is begonnen
De vrucht is gegeten maar valt
De tijd komt die ik vervaagd heb door middel van de
omgang en iemand blijft

m’n hand maar schudden
De tijd vergaat die scherper is dan ooit
omdat ze in beeld wordt gebracht als een meesterwerk
dat men veilt terwijl het nog nat is

van de tranen om het resultaat
waarover ik zeg
Het is een weldaad
om van verf te zijn

Het is alsof je aan het zappen bent. Je schiet heen en weer van de Evangelische Omroep naar een laat-op-de-avond-pornokanaal, van een programma over Italiaanse kunst naar Studio Sport, van een reisprogramma naar een actualiteitenrubriek. Je wilt soms even blijven hangen, maar dan begint de reclame en je belandt weer in een andere sfeer. Je wordt meegezogen enerzijds, afgestoten anderzijds. Ik althans, bij het lezen van Lofzang, de recent verschenen bundel van Jacob Groot. Het is een lang gedicht in zeven delen. Een zang die alle registers van de taal laat klinken, die platvloers is en verheven, aards en mystiek. De opening doet vermoeden dat een geëngageerd gedicht gaat volgen: ‘Daarna werd de boodschap verzonden/ dat ik asiel vond/ &/ vanuit het niets daalde ik neer in/ de schoot die Holland heet’. Lofzang staat bepaald niet met de rug naar de maatschappij gekeerd, maar is met zijn tollende taal meer dan een vers met een boodschap.
Een poging om iets van de handeling of gebeurtenissen in deze bundel te beschrijven, strandt al snel. In de eerste afdeling worden een ‘ik’ en een vrouw geïntroduceerd, die vervolgens een ‘flirt’, een ‘liaison’ en een ‘jawoord’ doormaken. Al hebben we niet te maken met omlijnde figuren. Ergens is Lofzang een verhalend gedicht te noemen, maar ook het verhaal laat zich niet in enkele woorden navertellen, onttrekt zich daar misschien zelfs aan. Hier wordt geen poging gedaan iets te schilderen, een afspiegeling van een werkelijkheid te geven, hier ontstaat iets, in taal. Klank is daarbij de grote stuwende kracht. Nu eens in vloeiende harmonie (‘Loodsboot’, ‘doodsnood’, ‘robot’, ‘sabeldroom’ in één zin), dan in krakende disharmonie (‘hitje: shitje’), alle tonen worden bespeeld. Daarbij enerzijds betekenis naar de achtergrond duwend en anderzijds nieuwe betekenissen oproepend. Soms ook oogt het als regelrechte malligheid: ‘Tjok! Ballen in de klok!’. Groot onderzoekt hoe ver de taal opgerekt kan worden, tot waar worden woorden gébruikt, wanneer begint misbruik? Hij geeft haar het ruime sop, hij schrobt, spoelt en wringt de woorden, centrifugeert ze, laat ze drogen en vouwt ze opnieuw op. Er is in Lofzang een gedicht over wassen opgenomen, een gedicht als een woordspel dat neigt naar kantoorhumor: ‘Hoe was je?/ Washandje, handwasje’. Het vers is getiteld Visitatie, waardoor ondanks het wat flauwe voorkomen meteen een diepere, bijbelse betekenis resoneert.
Opvallend in Groots poëzie zijn daarnaast de talloze inversies en fonetisch gespelde (leen)woorden (‘dzjungel’, ‘bioetie’, ‘Uropa’). Of nieuwvormingen, ‘lonezame’ jager. Soms leiden ze af, en bij mij roept het geknip met woorden – ‘verenig je/ lichaam dan is je lichaam/ een vereniging’ of ‘wis kundig mijn geschiedenis’ – ook ergernis op. Die houdt niet altijd lang aan en kan omslaan in bewondering voor de vondst, maar misschien gebeurt het wat te vaak, krijgt het daardoor op plaatsen iets van een trucje.
Waarvan wordt in deze bundel de lof gezongen? Meest van de liefde, maar niet alleen lof. De liefde komt voorbij in al zijn verschijningsvormen, van de ware tot de platte seks, van erotiek tot harde porno. Geen nieuw onderwerp voor Jacob Groot, getuige eerdere bundels als Natuurlijke liefde of Zij is er. Hadden eerdere gedichten nog wel eens iets beschrijvends, dat is nu geheel verdwenen. En waar het daarnaar neigt, wordt het in de kiem gesmoord. Gezellig wordt het zelden, zie dit naar een verkrachtingsscène neigende vers:
‘(…) ze eerst gehurkt van haar achterste haar rok/ af liet rukken, door zich te bukken haar billen bol// blies voor de leider, om toen op bevel de hele/ gang zijn gang te laten gaan.’
De bundel leest als een queeste, als een onmogelijke zoektocht naar een verloren paradijs, naar een plaats waar ruimte en tijd (zie de vele klokken) er niet toe doen, waar vroeger nu is, popmuziek en het leven van Jezus samenvallen, werkelijkheden ineenvloeien:

Hoe lang duurt de zonde? De val
Waarom zondig ik? Om een film
te zien over zonde met een vrouw zonder
een man, in de bijbelste zin van smet
want ook ik, kleine Adam, wil grote Eva los, vrij
van de tijd

Lofzang van Jacob Groot is een bundel om te ondergaan, om als in een kolkende taalstroom door meegesleurd te worden. Het is ook een grove bundel, hard en onwelgevallig taalgebruik wordt niet geschuwd. Daar is niks mis mee, maar naar mijn smaak ontnemen webcams, de platte seks, de woordspeligheden en de brutere woorden soms het zicht op meer verfijnde passages.