Boedapest, 9 april. Protest tegen de sluiting van de Central European University © Attila Volgyi / Polaris / HH

‘Dit is al de derde keer dat ik deze week protesteer. En dat terwijl ik helemaal niet het type ben dat snel de barricade op gaat.’ In zijn hardloopoutfit staat Mate (31) op de stoep voor de Russische ambassade in Boedapest. Ietwat onwennig kijkt hij naar de scanderende mensenmassa, op gepaste momenten klapt hij instemmend mee. Aan het einde van de brede allee prijkt aartsengel Gabriël op de imposante zuil van het millenniummonument, halverwege staat een provisorisch podium waarop verschillende sprekers deze maandagavond waarschuwen voor de ‘poetinificatie’ van Hongarije. Tussen de toespraken door probeert een gewiekste straatverkoper EU-vlaggetjes te slijten aan de demonstranten. Uit de geluidsinstallatie schalt een popliedje dat de draak steekt met de Russische president.

Tot voor kort had Mate nog een genuanceerd beeld van de regering-Orbán. Ja, ze nam beslissingen waar hij raar van opkeek, maar hij was geneigd het af te doen als incidenten. Totdat de premier afgelopen maand een wet introduceerde waardoor de Central European University (ceu) haar deuren moet sluiten. ‘Dat was echt een wake up call’, zegt Mate, die niet met zijn achternaam in het blad wil, omdat hij werkt voor een organisatie die wordt gefinancierd door de overheid. Hij knikt naar een meisje met een blauwe #IStandWithCEU-button op haar jas: ‘Mijn zusje promoveert aan de ceu, maar haar lot was niet eens het eerste dat door mijn hoofd schoot. Ik realiseerde me plots dat deze regering bezig is om de rechtsstaat om zeep te helpen.’ Het is een analyse die alle demonstranten hier delen. Het laatste wapenfeit van Orbán is het zoveelste symptoom van een zorgelijke ontwikkeling: Hongarije dreigt af te glijden naar een illiberale democratie à la Rusland.

Officieel is de nieuwe wet bedoeld om oneerlijke concurrentie van buitenlandse universiteiten te bestrijden. Maar het eigenlijke motief is een publiek geheim. Zelfs de overheid probeert het nauwelijks te verhullen: dit is een aanval op de oprichter van de ceu, de Hongaars-Amerikaanse filantroop George Soros. Volgens Orbán is de miljardair erop uit om, onder het mom van liefdadigheid, de Hongaarse jeugd te doordringen van zijn verwerpelijke gedachtegoed. Zijn wereldwijde netwerk van stichtingen, de Open Society Foundation (osf), schilderde de premier af als een ‘transnationaal imperium’ dat ‘met zakken geld en zwaar geschut’ de Europese cultuur probeert te ondermijnen. ‘Komend jaar wordt het jaar van de verdrijving van Soros en zijn krachten’, beloofde Orbán in december.

Niet alleen in zijn geboorteland geldt Soros als public enemy number one. In Polen wakkert PiS-kopstuk Jaroslaw Kaczynski de hetze aan. Volgens hem wil Soros ‘samenlevingen zonder identiteit’ creëren. In Roemenië noemde de leider van de sociaal-democraten hem ‘de financier van het kwaad’. En in Macedonië is er, met steun van vooraanstaande politici, een ‘Stop-Operation-Soros’-beweging gestart met als doel het land te ‘de-sorosificeren’. De Russische tak van de osf moest in 2015 haar activiteiten staken nadat ze was aangemerkt als een ‘ongewenste organisatie’.

Voor nationalistische populisten is Soros de perfecte vijand. Hij belichaamt alles wat zij verafschuwen: hij is een puissant rijke joodse speculant, het product van het mondiale kapitalisme en een voorvechter van ‘open samenlevingen’ waarin migranten welkom zijn en diversiteit hoog in het vaandel staat. De aanval op Soros toont de botsing van twee wereldbeelden, waarvan de scheidslijnen niet enkel door Centraal-Europa lopen, maar overal ter wereld zichtbaar zijn: het was Clinton versus Trump in de Verenigde Staten, Le Pen versus Macron in Frankrijk, Remain versus Leave in Groot-Brittannië. En in alle gevallen: de internationalistische blik versus de nadruk op nationale soevereiniteit. ‘Een goede manier om te polsen aan welke kant iemand staat’, schreef historicus Ian Buruma onlangs in NRC Handelsblad, ‘is de vraag wat hij vindt van George Soros.’

Soros’ filantropische netwerk omvat inmiddels veertig kantoren in 36 landen, van Kirgizië tot Kenia. Samen hebben ze voor 2017 een budget van ruim 970 miljoen dollar. Met dat geld financieren ze lokale projecten en non-gouvernementele organisaties (ngo’s). In totaal heeft de Open Society Foundation de afgelopen drie decennia meer dan dertien miljard dollar uitgegeven om ‘levendige en tolerante democratieën te bouwen’. Anders dan veel collega-filantropen geeft Soros niet zomaar geld aan goede doelen of sympathieke projecten. Hij heeft een uitgesproken visie op hoe een gezonde staat en een levendige samenleving eruit moeten zien en gebruikt zijn fortuin om die visie te verspreiden. Niet voor niets omschrijft Soros zichzelf graag als een ‘staatsman zonder staat’.

Toen George Soros in 1956 naar de Verenigde Staten trok had hij een vijfjarenplan. Hij zou een smak geld verdienen op Wall Street en vervolgens terugkeren naar Londen. Daar zou hij zich toeleggen op zijn ware passie: filosofie. Op zijn zeventiende was hij Hongarije ontvlucht om aan de London School of Economics te studeren, waar hij in de leer ging bij vermaarde denkers. Tijdens de oorlogsjaren waren intellectuelen uit heel Europa neergestreken aan de universiteit om hun academische werkzaamheden voort te zetten. De Oostenrijkse econoom Friedrich Hayek ontwikkelde er zijn theorieën over de vrije markt en zijn landgenoot Karl Popper gaf les aan de filosofiefaculteit.

Die laatste zou een centrale rol spelen in Soros’ leven. In voordrachten en publicaties laat hij geen mogelijkheid onbenut om te benadrukken hoezeer Popper zijn denken heeft gevormd. Het is niet overdreven om te stellen dat Soros er zijn levensmissie van heeft gemaakt om de ideeën van zijn mentor in praktijk te brengen. Alleen al de naam van zijn filantropische stichting is een hommage aan Poppers politiek-filosofische klassieker: De open samenleving en haar vijanden.

Dat boek schreef Popper toen hij tijdens de Tweede Wereldoorlog als balling in Nieuw-Zeeland zat. Terwijl Europa verzwolgen werd door dictatoriale ideologieën boog hij zich over de intellectuele wortels van dit totalitarisme. Wat hem zo aansprak in dit werk, zou Soros later zeggen, was dat Popper blootlegde dat het nazisme en het communisme volgens dezelfde logica werkten: beide claimden de absolute waarheid in pacht te hebben.

In het boek hekelt Popper de onuitroeibare neiging van mensen om Grote Verhalen te verkondigen. De vijanden van de open samenleving waren filosofen zoals Marx die geloven in historische wetmatigheden. Het marxisme was een seculiere heilsleer, met de klassenloze maatschappij als aards paradijs. Dat mondt onvermijdelijk uit in repressie en geweld. Iedereen die beweert de enig juiste interpretatie van de werkelijkheid te hebben vormt een gevaar voor de open samenleving, betoogt Popper. Vooruitgang vindt in zijn ogen niet plaats door ambitieuze vergezichten na te jagen, maar door de bestaande situatie stukje bij beetje te verbeteren. Geen radicale avonturen, maar stapsgewijs bouwen aan een betere samenleving. ‘Piecemeal social engineering’, noemde hij dat. Ieder utopisch project zou gedoemd zijn om te eindigen in totalitarisme.

Dat Poppers boodschap zo’n openbaring was voor Soros valt niet los te zien van zijn levensloop. De man die in 1930 als Györgi Schwartz ter wereld kwam, heeft aan den lijve ondervonden wat het is om onder totalitaire regimes te leven. Als jood moest hij onderduiken voor de nazi’s, om kort na de oorlog te vluchten voor het communisme. Soros begreep intuïtief waar Popper het over had als hij over de open samenleving schreef. ‘Ik vond het aantrekkelijk omdat het een contrast vormde met het fascisme en het communisme en ik onder beide had geleden’, schrijft hij in zijn boek De illusie van onfeilbaarheid uit 2006. ‘In alle redelijkheid mag gezegd worden dat ik meer gewicht hechtte aan de idee van een open samenleving dan Karl Popper zelf.’

‘Een goede manier om te polsen aan welke kant iemand staat, is de vraag wat hij vindt van George Soros’

Met Poppers theoretische kader als basis begon Soros zelf wijsgerige overpeinzingen op papier te zetten. Overdag verdiende hij bakken met geld op Wall Street, om in de avonduren onophoudelijk te werken aan ambitieuze essays, waarin hij het concept van een open samenleving verder wilde invullen. Uit de biografie van Michael T. Kauffman rijst het beeld op van een gefaald filosoof, die per ongeluk een beroemd belegger werd: ‘In Soros’ ogen was geld verdienen slechts een spelletje. Spelletjes zijn per definitie niet serieus. Het leven is serieus. Hij was vastberaden zijn naam te vestigen buiten Wall Street door de filosofie. Hij verzekerde zichzelf dat, wanneer de tijd rijp zou zijn, hij “het spelletje” op zou geven om universele waarheden na te jagen.’

Het liep anders. Pas nadat Soros de status van invloedrijke miljonair had bereikt verschenen de boeken waarin hij zijn theorieën over waarheid, feilbaarheid en democratie uit de doeken doet. Door academische filosofen werd hij tot zijn frustratie nooit echt serieus genomen. Soros beweerde Poppers filosofie verder te brengen, maar schopte vooral open deuren in, vonden zij. Meedogenloze recensenten schreven dat zijn faam de enige reden was dat zijn schrijverij überhaupt werd gepubliceerd. Maar volgens Soros dankt hij zijn financiële successen juist aan zijn filosofische capaciteiten. Zijn rijkdom ziet hij als bewijs voor de originaliteit en geldigheid van zijn ideeën. Doordat hij heeft ingezien dat ons begrip van de werkelijkheid inherent onvolmaakt is en – vooral – dat ons denken deze werkelijkheid beïnvloedt, zou hij de markten beter bespelen dan zijn concurrenten.

‘Mijn filosofie is niet alleen een leidraad bij het verdienen van geld, maar ook bij het uitgeven ervan’, schrijft Soros in De illusie van onfeilbaarheid. Lange tijd had hij filantropie weggewuifd als ijdel tijdverdrijf van de nouveau riche, maar na een existentiële midlife crisis – geld verdienen was leuk en hij was er goed in, maar wat moet je vervolgens met al die miljoenen? – ontpopte hij zich razendsnel tot een toegewijde weldoener met een helder doel voor ogen: de promotie van de open samenleving. De abstracte ideeën waar hij zich als filosofiestudent mee bezig had gehouden moesten nu concreet gestalte krijgen.

In de context van de Koude Oorlog was het klip en klaar wat dit in de praktijk betekende: het steunen van dissidenten achter het IJzeren Gordijn om het sovjetcommunisme van binnenuit open te breken. Zo gaf Soros financiële steun aan Solidarnosc in Polen en Charta 77, de groep rondom Václav Havel, in Tsjechoslowakije. Hij verspreidde economieboeken met theorieën over de vrije markt en verschafte studiebeurzen aan Oost-Europese studenten om lessen te volgen op westerse universiteiten. (Saillant detail: zijn zelfverklaarde nemesis Viktor Orbán kon dankzij zo’n beurs in Oxford studeren.) In 1984 startte hij de eerste buitenlandse tak van zijn stichting in zijn geboorteland.

Bij de ingang van de Open Society Foundation in Boedapest liggen informatieboekjes over coffeeshops in Nederland. ‘Lessen voor drugsbeleid’, heet de serie. Pal ernaast ligt een stapeltje folders over etnisch profileren in de Europese Unie. ‘Je kunt de open samenleving op een hoogdravende, filosofische manier definiëren, maar in de praktijk hebben we een heel concrete missie’, zegt Goran Buldioski, directeur van de Europese projecten van de Hongaarse afdeling. ‘We verdedigen de voorwaarden voor een goed functionerende democratie: respect voor mensenrechten, vrije en eerlijke verkiezingen, een divers maatschappelijk middenveld, onafhankelijke rechtbanken en een pluralistisch medialandschap.’

Precies deze verworvenheden staan op dit moment onder druk in Hongarije. ‘Dit land begint helaas steeds meer trekken te vertonen van een gesloten samenleving’, zegt Buldioski. ‘In een open samenleving heeft niemand een monopolie op de waarheid en is er ruimte voor verschillende denkbeelden. Deze overheid weigert te luisteren naar afwijkende meningen.’ Door de haatcampagne tegen Soros wordt nu ook het werk van hun stichting in diskrediet gebracht. Er ligt een wet op tafel die ngo’s verplicht om bij iedere publieke uiting te vermelden dat ze gefinancierd worden uit het buitenland. Buldioski: ‘Het doel is om een deel van het maatschappelijke middenveld te stigmatiseren. Organisaties worden neergezet als marionetten van buitenlandse belangen.’

‘Orbán gebruikt onze oprichter als kop van jut’, gaat Buldioski verder. Een populist heeft nu eenmaal vijanden nodig. En in Hongarije heten de boemannen ‘Brussel’ en ‘Soros’. Daarmee voedt de premier, al dan niet bewust, de samenzweringstheorieën die rondzingen op schimmige blogs. Soros zou het brein zijn achter een zionistisch complot, alle media beheersen en uit zijn op de islamisering van Europa. Zijn steun aan ngo’s die campagne voeren tegen islamofobie wordt in extreem-rechtse kringen gezien als een bewijs dat Soros plannen smeedt om de westerse beschaving te vernietigen.

Niet alleen complotdenkers hebben een verkeerd beeld van de osf, zegt Buldioski. Veel mensen maken geen onderscheid tussen de persoon Soros en het werk van zijn stichtingen. In internationale media geeft Soros zijn mening over de eurocrisis of de vluchtelingenproblematiek. Politiek gevoelige onderwerpen. Maar, benadrukt Buldioski, dat betekent niet dat de osf een politieke agenda heeft. ‘Wij ontvangen geen instructies van Soros. Ik leg verantwoording af aan onze directeur, niet aan onze geldschieter.’

Skopje, Macedonië, 18 april. Nationalisten op weg naar het parlement. Ze protesteren tegen de te vormen coalitie van sociaal-democraten en de Alliantie van Albanezen © Pierre Crom / Getty Images

Er was een tijd dat Soros vooral achter de schermen opereerde. Tot in de jaren negentig reikte de faam van de meesterbelegger niet verder dan de financiële wereld, waar collega’s hem bewonderden om zijn kwaliteiten als money manager. Dat veranderde in 1992, toen een financiële klapper hem in één klap bombardeerde tot een wereldwijde beroemdheid. Hij speculeerde met grof geld op de devaluatie van de pond en verdiende meer dan een miljard dollar toen de Britse regering de munt uit het Europese valutastelsel moest halen. Sindsdien staat hij bekend als ‘The man who broke the bank of England’.

De plotselinge media-aandacht greep Soros aan om zichzelf een publiek profiel te geven. Bekendheid, merkte hij, helpt om toegang te krijgen tot invloedrijke kringen. ‘Soros nam de beslissing om zichzelf tot een beroemdheid te transformeren’, schreef Connie Bruck in 1995 in een profiel voor The New Yorker. ‘Wat hij boven alles wilde, was gehoord worden. Hij gokte erop dat hij zijn faam in het ene veld (financiën) kon vertalen naar een ander veld (publiek beleid).’

George Soros: ‘Zelfs de VS, ’s werelds leidende democratie, verkozen een oplichter en dictator-in-de-dop tot president’

Het nieuwe lesgebouw van de Central European University is nog geen jaar in gebruik. Het is een modern bouwwerk met strakke geometrische vormen, dat dankzij het zandkleurige steen toch niet uit de toon valt in het historische centrum van Boedapest. In de ontvangsthal hangt een plakkaat met een citaat van Soros. Een wijsheid over de complexe relatie tussen denken en de realiteit. Dankzij zijn donaties begon in 1991 deze academische institutie, die de jonge generatie uit de regio moest klaarstomen voor een leiderschapsrol in het postcommunistische Europa. Nog altijd is de universiteit een magneet voor ambitieuze en talentvolle studenten.

Die studenten komen van over de hele wereld, meldt de website trots: ‘De zeldzame mix van nationaliteiten, etniciteiten en culturen creëert een ideale omgeving om onderzoek te doen naar “open samenleving”-onderwerpen zoals opkomende democratieën, economische transities, mediavrijheid, nationalisme, mensenrechten en de rechtsstaat.’

Deze taak is nu urgenter dan ooit, zegt Michael Ignatieff over de telefoon. Sinds vorig jaar is de gerenommeerde academicus en oud-politicus – van 2008 tot 2011 gaf hij leiding aan de Liberale Partij in Canada – rector van de ceu. Ignatieff klinkt vermoeid. Hij is net terug uit Brussel waar hij zijn zaak bepleitte in het Europees Parlement. Hij is woest op premier Orbán: ‘Wij worden gegijzeld door zijn persoonlijke vendetta tegen George Soros. Maar daar heb ik niets mee te maken. Wij zijn een universiteit, ik wil met rust gelaten worden!’

‘De open samenleving ligt wereldwijd van verschillende kanten onder vuur’, zegt Ignatieff. ‘Links ziet het als een synoniem voor ongecontroleerde globalisering en rechts als een gevaar voor traditionele waarden. Het is belangrijk dit soort kritiek serieus te nemen. Ik blijf heilig geloven in het ideaal van openheid, maar dat betekent ook dat je ontvankelijk moet zijn voor argumenten die haaks staan op je eigen wereldbeeld.’

Vandaar dat begin dit jaar het ‘Re-thinking Open Society’-project van start ging. In lezingen en debatsessies proberen studenten, hoogleraren en gastsprekers antwoorden te vinden op de nieuwe uitdagingen waarmee de open samenleving wordt geconfronteerd. Provoost Liviu Matei was een van de initiatiefnemers, vertelt hij in een statige vergaderzaal op de ceu. ‘Toen deze universiteit werd opgericht begreep iedereen wat we wilden bereiken. Centraal-Europa maakte de overgang van dictatuur naar democratie. De open samenleving hoefde niet verder gedefinieerd te worden, omdat haar tegendeel nog zo vers in het geheugen lag. Maar nu is het niet meer zo evident wat het concept precies inhoudt. Een deel van de studenten is geboren na de val van de Muur. Dat is aanleiding voor reflectie.’

Dat de open samenleving aan herziening toe was, begreep Soros al in 1997. In februari van dat jaar publiceerde hij in The Atlantic een artikel met de provocerende kop The Capitalist Threat. De filosofie van Popper heeft vandaag de dag nog steeds geldingskracht, schreef hij. Maar ‘ze kan niet langer gedefinieerd worden in termen van de communistische dreiging. Het moet een positieve inhoud krijgen.’ Waar Popper de nadruk legde op de onderdrukking van het individu signaleerde Soros nu een tegenovergestelde tendens: een ‘overmatig individualisme’. De nieuwe vijand van de open samenleving, betoogde Soros, is een doorgeslagen kapitalisme met een dogmatisch geloof in de ‘magie van de markt’. Evengoed als het marxisme was dit laissez-faire-denken een verwerpelijke ideologie.

Het was een van de redenen waarom Soros in 2004 besloot de campagne van de Democratische presidentskandidaat John Kerry te steunen. Eigenlijk wilde hij zich niet associëren met een politieke partij, maar het vooruitzicht van een tweede termijn Bush dwong hem om stelling te nemen. De Republikeinse Partij, schreef hij in De illusie van onfeilbaarheid, is geradicaliseerd en gekaapt door ‘conservatieve en religieuze extremisten’. Tijdens de afgelopen verkiezingen trok Soros opnieuw zijn portemonnee om de campagnekas van Hillary Clinton te spekken. Maar net als in 2004 kon hij niet voorkomen dat een vijand van de open samenleving tot president werd verkozen. ‘De democratie verkeert in crisis’, schreef hij kort na Trumps overwinning op de opiniewebsite Project Syndicate, ‘Zelfs de Verenigde Staten, ’s werelds leidende democratie, verkozen een oplichter en dictator-in-de-dop tot president.’

‘Het is makkelijker om de vijanden van de open samenleving te identificeren dan om het concept een positieve invulling te geven’, schreef Soros twintig jaar geleden in The Atlantic. In het ruim zesduizend woorden tellende artikel lijkt hij er zelf ook niet uit te komen. Hij ontwaart weliswaar een nieuwe dreiging, maar aan een inhoudelijke programmaverklaring komt hij niet toe. Dat is misschien ook onvermijdelijk, erkent hij, want ‘een blauwdruk voor een open samenleving is een contradictio in terminis’.

Wellicht is dat deel van het probleem, suggereert Václav Havel in een kritisch voorwoord bij een heruitgave van De open samenleving. De afwijzing van utopisme, schrijft hij, leidt al gauw tot ‘de afwijzing van iedere vorm van conceptueel denken’. Ieder richtinggevend ideaal wordt de kop in gedrukt als potentiële bron van totalitarisme. Poppers pleidooi voor piecemeal social engineering wordt al snel een excuus voor een visieloze politiek.

‘Wij worden niet ideologisch gedreven’, zegt Goran Buldioski op het kantoor van de osf. ‘Veel mensen zouden onze waarden misschien “liberaal” noemen, maar dat woord vermijd ik bewust. Voor je het weet worden we weggezet als kille neoliberalen die een blind vertrouwen hebben in de oplossingen van de vrije markt. Terwijl wij helemaal geen economische positie innemen. Dat is geen onderdeel van onze agenda.’ Wat de stichting doet, is ervoor zorgen dat het internationale recht wordt nageleefd. Dat heeft verder niets met politiek van doen, vindt hij.

‘Mijn doel is om van de wereld een leefbaarder plek te maken’, schrijft Soros. ‘Daar is niets ongewoons aan. Veel rijke mensen die stichtingen oprichten hebben daar verborgen motieven bij. Ik mag graag denken dat ik anders ben.’ Maar je hoeft Soros’ onbaatzuchtigheid niet in twijfel te trekken om te zien dat zijn doel niet zo neutraal is als hij zelf graag gelooft. Hij staat misschien niet aan het hoofd van een sinistere lobbymachine, maar bedrijft wel degelijk politiek. De osf sponsorde de ja-campagne bij het Oekraïne-referendum. Soros schuift aan bij wereldleiders om advies te geven. Hij e-mailt met Hillary Clinton over buitenlands beleid. Hij geeft miljarden uit aan organisaties die zijn gedachtegoed omarmen. Al die activiteiten worden gedreven door politiek gekleurde opvattingen over wat goed is voor de democratie en de economie. Zo betaalde Soros in 1989 de econoom Jeffrey Sachs voor zijn adviezen aan de Poolse regering om rücksichtsloze neoliberale hervormingen door te voeren, die de markt openden voor buitenlands kapitaal, maar ook zorgden voor een toename van ongelijkheid en armoede.

Op dat vlak is Soros later tot inkeer gekomen. In boeken en opiniestukken levert hij nu stevige kritiek op het marktfundamentalisme en het geglobaliseerde kapitalisme. Het toont dat hij niet dogmatisch is. Maar een beetje hypocriet is het wel. Soros verdiende miljarden door zonder scrupules te speculeren op de financiële markten. ‘Dat maakt hem zo’n verwerpelijk figuur’, schreef de Sloveense filosoof en polemist Slavoj Zizek. ‘Zijn dagelijkse routine is een leugen. De ene helft van de dag is hij bezig met speculeren, de andere helft met “humanitaire” activiteiten om de catastrofale effecten van zijn eigen speculaties te verzachten.’ Volgens biograaf Kauffman heeft Soros echter geen last van zijn geweten. ‘Zijn filantropie en staatsmanschap worden gedreven door morele criteria, terwijl hij zijn financiële ondernemingen als amoreel beschouwt.’

Op de laan voor de Russische ambassade is de schemering ingevallen. Mate heeft de sjaal van zijn moeder omgeslagen en wrijft zichzelf over zijn schouders om zich warm te houden. ‘Protesteren is nog steeds geen hobby’, zegt hij. ‘Maar je moet wat.’ Op het podium staat een Russische lgbt-activist. Hij houdt van Boedapest, zegt hij. Jarenlang heeft hij aan de ceu gestudeerd. Het doet hem pijn om te zien hoe Hongarije zijn geboorteland achterna gaat. ‘Tijdens mijn leven heb ik gezien hoe een land kan wegzakken naar een autoritair regime. Dat gebeurt niet van de ene op de andere dag. Het is een gradueel proces.’

Hij ontvangt een daverend applaus. ‘Russen ga naar huis’, klinkt het uit de kelen van de opgewonden menigte. ‘Het is dezelfde leuze die de Hongaren riepen tijdens de revolutie van 1956’, zegt Mate. Misschien dat Orbán zijn hand overspeeld heeft met zijn aanval op de ceu. ‘Deze weerstand had hij niet verwacht. Zelfs mensen in zijn eigen partij bekritiseren de wet.’ Maar er zijn nog altijd genoeg Hongaren vatbaar voor zijn populistische retoriek, weet hij. ‘Het is frustrerend dat alle tegenstanders van Orbán nu worden weggezet als lakeien van Soros. Dat slaat natuurlijk nergens op. Ik ben evengoed kritisch op het netwerk dat Soros heeft opgezet. De Open Society Foundation heeft een positieve en sympathieke missie, maar het blijft een organisatie met een agenda die bepaald wordt door een man met veel geld. Al wil dat natuurlijk niet zeggen dat het een illegitieme agenda is.’