Allereerst een zeker talent voor provocatie. Bdiri behoort tot de groep orthodoxe moslims die de decaan van de Manouba-universiteit in Tunis al sinds oktober vorig jaar het leven zuur maakt. Ze zeggen op te komen voor het recht van vrouwelijke studenten om gezichtsbedekkende kleding te dragen. Dat leidde tot bezettingen en bedreigingen aan docenten. Bdiri ging nog verder. Voor de camera’s verwijderde hij de rode nationale vlag van de toegangspoort en plantte er de zwarte vlag van het islamitische kalifaat. Zijn daad ontlokte emotionele reacties door het hele land omdat ze werd uitgelegd als symbolisch voor de wijze waarop een kleine groep extremisten hun waarden aan het land probeert op te leggen. Khaoula Rachidi, een studente die de vlaggen even later weer omwisselde, werd een nationale heldin en werd zelfs ontvangen door de president.
Karoui’s provocatie bestond eruit dat hij afgelopen najaar, enkele weken voor de beladen eerste verkiezingen sinds de val van Ben Ali, de animatiefilm Persepolis programmeerde. De met prijzen overladen film van de Iraans-Franse cineaste Marjane Satrapi schetst de Iraanse revolutie van 1979 door de ogen van een jong meisje. Soennitische moslims beschouwen de film als aanstootgevend vanwege een scène waarin God in een droom verschijnt aan de hoofdpersoon. Zo ook in Tunesië. De woede was zelfs zo groot dat Karoui nog steeds niet zonder bodyguards de straat op kan.
Zowel Bdiri als Karoui diende zich te verantwoorden voor de rechter. Bdiri kreeg zes maanden voorwaardelijk voor ‘ontering van de nationale vlag’; Karoui moet twaalfhonderd dinar (zeshonderd euro) betalen vanwege ‘blasfemie’ en ‘verstoring van de openbare orde’.
Afgaand op de stilzwijgende instemming waarmee de veroordelingen in de publieke opinie zijn onthaald, is inmiddels wel duidelijk wat dat sentiment in postrevolutionair Tunesië behelst. Vrijheid van meningsuiting? Graag, maar van onze nationale vlag en van onze God blijf je met je fikken af.