Steeds weer kom ik, als ik met kijken naar kunst iets meer probeer te begrijpen, toch bij Mondriaan uit. Vrijwel elk van zijn werken is een rijk schakelpunt van waaruit je naar allerlei richtingen kunt denken – en zo krijg je zicht over heel het wonderlijk verwarde veld van de moderne kunst. Een schilderij, bijvoorbeeld, als het ruitvormige Compositie met twee lijnen uit 1931 is een samenvatting van wat veel kunstenaars in de twintigste eeuw bezighield. Nog zo’n samenvatting en uitzicht is de Trasfigurazione die Rafaël, niet helemaal voltooid, in zijn atelier in Rome achterliet toen hij in 1519 overleed. In dat schilderij zie je ontstaan en groei van het kunstmaken in de Renaissance (met name de ruimtelijke souplesse van la dolce prospettiva) maar ook de hoekige transformatie van die geplooide sierlijkheid in de hardere en onberekenbare vormgeving die (veel later) maniërisme ging heten. In de Trasfigurazione kon je, achteraf, aan de horizon al de Barok zien verschijnen – en de opulente schilderijen van Rubens.

Maar ik laat me meeslepen. Het ligt voor de hand de Compositie met twee lijnen een heel helder schilderij te noemen – bijvoorbeeld omdat het zwart op wit is. In Mondriaans schilderijen zien we zwarte lijnen die een evenwichtige ritmering geven aan vlak en ruimte. Dat is de procedure. De vlakken die daardoor tussen die lijnen ontstaan kregen doorgaans kleuren (rood, geel, blauw). Dat maakte de schilderijen rijker. Maar de elkaar kruisende lijnen veroorzaakten in de evenwichtige ruitvorm van deze Compositie een verdeling van vlakken die er onrustig uitziet. Die ook nog met kleur invullen, zou het nog onrustiger maken. Ik kan me goed voorstellen dat Mondriaan vond dat het schilderij in alleen zwart-wit compleet genoeg was. Vaste vorm en de aantasting daarvan is een avontuurlijk patroon in moderne kunst.

Heel Polke’s kunst is een grote wirwar van bizarre interventies

Intussen denken wij dat we Mondriaans redenering kunnen volgen als we ook denken aan wat Mondriaan over zijn werk geschreven heeft. In die context lijkt het schilderij, behalve helder, in doen en laten ook logisch. Dat klopt niet: wat we tussen en met de kruisende lijnen in die ruit van wit zien gebeuren, blijft uiterst raadselachtig. Dat wist Sigmar Polke heel goed. Die maakte in 1969 een schilderij (glanzende lak, op linnen, zwart-wit) waarop de driehoek rechtsboven van de witte rechthoek zwart geschilderd is. In schrijfmachineletters staat dat onder aan het werk ook geschreven: Höhere Wesen befahlen: rechte obere Ecke schwarz malen! Deze verheldering komt uit Polke’s laconieke denktrant. Je kunt allerlei theoretische redeneringen verzinnen, maar wat we zien gebeuren in de vormgeving van schilderijen zijn wonderbaarlijke metamorfoses die uiteindelijk alleen te zien zijn. Daarom heten ze beeldende kunst – en hun magie kun je net zo goed aan höhere Wesen toeschrijven als aan een theoretisch plan of aan een onnavolgbaar computerprogramma. Zo is dit schilderij met de zwarte driehoek ook een ijkpunt. Heel Polke’s kunst is een grote wirwar van bizarre inventies. Grosso modo ging het om het vinden van onvoorstelbare figuren en kleuren uit het nog vormloze en toevallige – en zo, met hulp ook van hogerhand, te ontkomen aan alle routine. In 1981 wilde hij nieuwe kleuren vinden. Het was toch vreemd, zei hij, dat kunstenaars die kleurwerken maken tevreden zijn met de standaardkleuren olieverf die in tubes verkrijgbaar zijn. Om nieuwe kleur te vinden moest hij naar Australië. Rond het oranjerood van Ayer’s Rock was in de betoverde diepte van de aarde daar nog van alles te ontdekken. De gemeente Eindhoven heeft zijn speurtocht toen gefinancierd. Het Van Abbemuseum zou het eerste nieuwe schilderij dan krijgen. Dat kwam een jaar later: een kolkende massa goudgeel tegen donkerpaars glanzend zwart en een vluchtig, dun en giftig groen. Ik weet nog dat Polke het afleverde. We keken ernaar en de titel Goldklumpen drong zich op. Zo was de plastische vorm van het geel – maar het geel zelf is onbeschrijflijk. Nog nooit had ik zo een intens geel gezien dat tegelijk ook omhuld leek door schaduwen. Alles was nieuw aan het schilderij. Zulke combinaties vinden, dat kon Polke – of anders wel zijn höhere Wesen. Of die zich in Australië hadden geopenbaard, weet ik niet. Bij Polke wist je godzijdank nooit iets zeker.


PS: Zowel de Mondriaan als het goudgele schilderij van Polke is de komende maanden te zien in de tentoonstelling Opwinding in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Höhere Wesen befahlen is thuisgebleven in het Van Abbemuseum


Beeld 1: Sigmar Polke, Goldklumpen, 1982. Goudpigment, Koperarseniet (Schweinfürter groen), verf op doek. 261,1 x 202 x 2,5 cm (inclusief lijst/frame)

Beeld 2: Piet Mondriaan, Ruitvormige compositie met twee lijnen, 1931