Er klonken melancholische chansons van Edith Piaf en Annie M.G. Schmidt. Dit alles toegezien door een select gezelschap van zo'n tweehonderd genodigden, onder wie Harry Mulisch, Hans Gruyters, Jan Terlouw, Els Borst en Connie Palmen, naar men fluistert Van Mierlo’s nieuwe levensgezellin. De enige wanklank kwam van Marcel van Dam, die de scheidende politicus nogal rondborstig toesprak, zo ongeveer als een praeses van Minerva een te ontgroenen feut, zoals een der aanwezigen na afloop lichtelijk verbaasd vaststelde. Maar ondanks al de liefdevolle ereblijkjes, de warme speeches, de cadeaus en het applaus beklijfde er van het afscheid van Van Mierlo toch vooral een unheimisch, naargeestig gevoel. Misschien lag het aan dat minuscule zaaltje, met niet eens alle stoelen bezet (opvallend was dat er geen enkele VVD'er zat, zelfs niet Frits Bolkestein!). Waarom mocht Van Mierlo zelf maar enkele minuutjes speechen, zo geheel tegen zijn gewoonte in? En was dat boekje dat aan het slot van de middag werd gepresenteerd - welgeteld 38 kantjes, van uiterst zwaar geschept papier om er toch wat van te maken - toch niet wat aan de dunne kant, zeker gezien de zwaarwichtige titel, Denken over democratie? En was het eigenlijk wel gepast dat het gezelschap na het dorstverwekkende mini-congres reeds na een uur uit het theater werd gewerkt? Het afscheid dat D66 Hans van Mierlo bereidde was kortom een magere bedoening. Hollandse zuinigheid troef, en dat voor zo'n Europeaan. Wat een massaal huldebetoon aan de enige succesvolle politieke uitvinder van de naoorlogse geschiedenis van Nederland had moeten zijn, werd een soort van sektarisch samenkomen van de laatste christenen in de catacomben van Rome, biddend alvorens voor de leeuwen te worden gegooid. Het was alsof D66 met deze demonstratie Van Mierlo wilde inpeperen in welke deplorabele toestand hij zijn partij op de drempel van 2000 achterlaat. In zijn speech keek Van Mierlo dan ook liever achteruit. De enige die hij in zijn korte bedankspeech met naamsvermelding vereerde, was Hans Gruyters, zijn trouwe metgezel, met wie hij diep in de jaren zestig ‘in de baas zijn tijd in café Scheltema’ de eerste contouren schetste van wat moest uitgroeien tot een bestuurlijke revolutie in de Lage Landen. 33 jaar later - dat getal zal de jezuïtisch geschoolde Van Mierlo wel iets zeggen - resteert van die droom toch vooral het sentiment, zoiets als een verloren liefde, iets wat niet had mogen zijn. Gelukkig schijnt Van Mierlo daar uitstekend mee overweg te kunnen. Of D66 het te boven zal komen is twijfelachtiger.
Van mierlo, adieu!
Het officiële afscheid van D66 van founding father H.A.F.M.O. van Mierlo, afgelopen zaterdag in het Trust-theater aan de Amsterdamse Kloveniersburgwal, was uiterst smaakvol, daar niet van. Spreekstalmeesteres Winnie Sorgdrager was beschaafd en gedecideerd. Abram de Swaan hield een gloedvol betoog over het gebrek aan Europese culturele identiteit. Ralf Dahrendorf luidde al even erudiet de noodklok over het democratische tekort van de EG. Tussen de bedrijven door mocht de vertrekkende man onvoorbereid even meespelen met Gijs Scholten van Aschat en Pierre Bokma in de ontkroningsscène van Shakespeare’s Richard II. Politiek tekenaars Peter van Straaten, Opland en Fritz Müller boden hun favoriete Hafmo-cartoon aan en bleken het alledrie heel rustig en decent te hebben gehouden, geheel in overeenstemming met de smaak van de geportretteerde, die altijd gruwde van elke spotprent die hem te beurt viel (‘Ik kan niet tegen vertekende gezichten’).
www.groene.nl/1999/4