
Het is moeilijk meer voor te stellen, maar een paar jaar geleden gold Turkije nog als het ‘wonderkind’ van de internationale betrekkingen. In een moeilijke hoek van de wereld was dit van oudsher door militairen bestierde land een voorbeeldige democratie geworden die liet zien hoe je iedereen te vriend kon houden. Turkije bemiddelde tussen iedereen die maar wilde, van Israël en de Palestijnen tot Bosnië en Servië. Het opende toetredingsonderhandelingen met de Europese Unie, het kon weer door een deur met oude vijanden zoals Armenië, de Erdogans nodigden de Assads uit om samen op zomervakantie te gaan. Turkije ontving links en rechts complimenten voor zijn buitenlandse politiek. En Turkije gaf het zelf een toepasselijke naam mee: ‘nul problemen’.
En toen viel alles kapot. Turkije kreeg ruzie met letterlijk al zijn buren en bondgenoten. Het is sinds kort in oorlog over zijn zuidelijke grens met Syrië, en er is niets meer over van zijn goede reputatie in de wereld. Sinds een paar maanden is de Turkse regering aan het repareren geslagen. Maar de coup van afgelopen juli heeft dat niet makkelijker gemaakt – zeker niet het herstellen van de band met Europa en de Verenigde Staten.
‘Het is geen geheim dat Turkije zich in de slechtste tijd bevindt sinds jaren, met heel veel geweld en onrust binnen Turkije en aan zijn grenzen’, zegt Sibel Oktay, een politicoloog aan de Universiteit van Illinois. ‘Maar dat is niet allemaal stomme pech. Turkije heeft binnen een korte periode enorme fouten gemaakt in zijn buitenlandse beleid. Dat wreekt zich nu: die fouten hebben de basis gelegd en Turkije kwetsbaar gemaakt voor het geweld waar het land nu mee worstelt.’
De drang om een ander land te laten zien dat je niet over je heen laat lopen, is zelden een goede basis voor beleid. Maar zelden pakte het in de afgelopen jaren zo slecht uit als toen de Turkse luchtmacht op instructie van Turkije’s sterke man, president Recep Tayyip Erdogan, eind vorig jaar een Russische straaljager uit de lucht schoot. De Russische regering reageerde woedend, onder meer met een boycot maar ook met beschuldigingen (en bewijs) dat Islamitische Staat olie exporteerde via Turkije. Door Ankara, zo zei Rusland, toucheerde ’s werelds gevaarlijkste terreurgroep drie miljoen dollar per dag.
De Europese Unie stond op dat moment steeds openlijker te ruziën met Turkije over de talloze vluchtelingen die zonder enige tegenwerking vanaf Turkse stranden zee kozen naar Griekenland. Europese regeringen hadden dan ook weinig zin om Erdogan te steunen in zijn ontkenningen van de Russische beschuldigingen. Israël, tot een paar jaar geleden Turkije’s strategische partner in het Midden-Oosten, zei kortweg dat Rusland helemaal gelijk had. Het Witte Huis steunde Erdogan nog wel, maar machtige stemmen in de VS begonnen anders te spreken. Generaal Wesley Clark, de ex-commandant van de Navo, zei de Russische aantijgingen te geloven en voegde daaraan toe dat er ‘altijd het vermoeden was geweest dat Turkije IS steunde’, omdat ‘IS de belangen van Turkije dient’. Koning Abdullah van Jordanië, typisch zo’n land in het Midden-Oosten waar Turkije jarenlang prima relaties mee had, vertelde Amerikaanse Congresleden dat Turkije ‘absoluut’ IS-olie kocht. Turkije ‘zoekt radicaal-islamitische oplossingen’ voor het Midden-Oosten, zo ging de koning verder, en ‘laat terroristen naar Europa gaan, als deel van Turks beleid’.
In de maanden daarna bereikten de Europese landen hun ‘vluchtelingendeal’ met Turkije, ondanks uithalen van Erdogan naar de ‘onbetrouwbare’ en ‘eerloze’ Europese landen. Maar als er al enig nieuw vertrouwen uit die deal was gegroeid, dan ging dat direct door de versnipperaar toen Erdogan op lompe toon excuses eiste voor beledigingen van een Duitse komiek en het Duitse parlement een resolutie aannam die de Turkse massamoord op Armeniërs, een eeuw geleden, als ‘genocide’ betitelde.
Ook met de Amerikanen liep het mis. Erdogan en zijn staf begonnen steeds giftiger kritiek te leveren op het Amerikaanse beleid voor Syrië en begonnen na de mislukte staatsgreep van juli radicaal anti-Amerikaanse taal uit te slaan. In de VS suggereerde presidentskandidaat Donald Trump dat hij zijn land niet voor Navo-bondgenoot Turkije zal laten vechten als hij verkozen wordt. En dan hebben we de recente Turkse ruzies met Egypte, Armenië, Azerbeidzjan, Irak en andere landen nog niet eens meegerekend. Kortom: het Turkse buitenlandse beleid lijkt het afgelopen jaar uitgelopen op een kettingbotsing van rampen, misrekeningen en ruzies. En het was allemaal zo anders bedoeld.
De huidige fase in de Turkse geschiedenis begon in 2002, toen de Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling (akp) van Erdogan de verkiezingen won. Erdogans islamisten waren sociaal conservatief maar economisch liberaal, en wisten Turkije in de jaren na hun overwinning uit een diep economisch dal te trekken. Op buitenlandgebied vertrouwde Erdogan op Ahmet Davutoglu. Deze hoogleraar en buitenlandcolumnist had in 2001 het boek Strategische diepte: De internationale positie van Turkije gepubliceerd. Daarin schreef hij dat Turkije problemen moest gladstrijken en nauwere banden aanknopen met landen die vroeger bij het Ottomaanse Rijk hadden gehoord. Ook dacht hij dat Turkije door een voorbeeldfunctie een rol als leider van de islamitische wereld kon krijgen. Ten slotte was hij ook pro-Europa en pro-Navo. Turkije als allemansvriend dus, zonder vijanden en met maximale, positieve invloed buiten zijn grenzen.
Davutoglu kon die visie in praktijk brengen als hoofdadviseur van Erdogan, vanaf 2009 als minister van Buitenlandse Zaken, en van 2014 tot afgelopen lente als premier. Wat Turkije vanaf 2004 aan de hand van Davutoglu en Erdogan presteerde, verbaasde vriend en vijand. Turkije had een halve eeuw met zijn rug naar het Midden-Oosten geleefd, maar begon in de nieuwe eeuw overal handelsbanden aan te knopen, visumrestricties omlaag te brengen en handreikingen te doen. Het aanvaardde een VN-plan voor Cyprus en begon toetredingsonderhandelingen met de EU. Het repareerde zijn relaties met Irak en Syrië. Het streek de plooien glad met Armenië, ondanks de giftige herinnering aan de Armeense genocide. Met Griekenland, tot voor kort een van Turkije’s meest gezworen vijanden, deed Turkije een gooi naar de organisatie van het EK voetbal. En Turkije wierp zich op als de grote vredemaker: doodsvijanden als Fatah en Hamas, Israël en Syrië, Pakistan en Afghanistan en anderen gingen in Turkije rond de tafel zitten.
Maar toen begon Turkije zijn hand te overspelen. Het concept van ‘nul vrienden’ had prachtig gewerkt, maar vereiste ook dat Turkije (en de opvliegende Erdogan) zweeg over onwelgevallige zaken in andere landen en geen eigen machtsagenda in het buitenland probeerde uit te voeren. Vanaf 2009 ging Turkije een nieuwe richting in. De religieuze, soennitische identiteit van de akp (en de wens om de leider van de soennitische wereld te zijn) ging steeds meer doorschijnen in het Turkse buitenlandbeleid.
Een voorproefje was het Wereld Economisch Forum in Davos, in 2009. Erdogan liep toen voor het oog van de camera’s boos weg bij een ontmoeting met de Israëlische president Shimon Peres, uit protest tegen de Gaza-oorlog. Erdogan oogstte daarmee veel applaus in de Arabische wereld en goodwill van zijn achterban. Maar door de breuk met Israël raakte Turkije wel een belangrijke bron van inlichtingen kwijt, en een deel van zijn ‘strategische diepte’. Turkije begon in het buitenland keuzes te maken die strategische kosten met zich meebrachten. En dat liep prompt mis.
‘Het concept van “strategische diepte” en “nul problemen” ging ervan uit dat Turkije via soft power, via een voorbeeldfunctie en via het oplossen van regionale conflicten een leidersrol zou gaan spelen in het voormalige Ottomaanse Rijk en de islamitische wereld als geheel. Dat concept is totaal mislukt’, zegt Erik-Jan Zürcher, hoogleraar Turkse taal en cultuur aan de Universiteit Leiden. ‘Een paar jaar leek het heel goed te werken. Toen brak de Arabische lente uit. Turkije leek daar sterk van te profiteren, omdat in belangrijke landen dictaturen verdwenen en partijen aan de macht kwamen die nauw verwant waren aan Erdogans akp. In Egypte de Moslimbroeders, een variant daarop in Tunesië, en in Syrië leek net zoiets te gaan gebeuren.’
‘Turkije schaarde zich achter die beweging: achter nieuwe islamitische machthebbers, en achter de islamitische oppositie die zich roerde in andere landen in het Midden-Oosten’, vervolgt Zürcher. ‘Maar in alle sleutellanden van het Midden-Oosten was Turkije vervolgens aan de verliezende hand. In Egypte werden de Moslimbroeders opzij gezet door een staatsgreep door de huidige president Sisi. In Libië kwam geen stabiel regime terug. En in Syrië liep het natuurlijk het ergst mis. Erdogan verbrak de banden met Assad en schaarde zich vierkant achter de opstandelingen, die vervolgens niet wisten te winnen. Turkije raakte binnen een paar jaar volledig geïsoleerd. Het heeft nog maar twee echte bondgenoten over in het Midden-Oosten: Hamas en Qatar. De Arabische lente heeft de Turkse positie in de wereld weggeslagen.’
Want Turkije kon in snel tempo alle voormalige vrienden gaan afstrepen. Erdogan reageerde ziedend op de staatsgreep in Egypte en noemde Sisi een ‘staatsterrorist’ – en maakte daarmee een vijand van het bevolkingsrijkste land van het Midden-Oosten. Doordat Turkije zich achter de opstand tegen Assad schaarde, botste het met Assads bondgenoten Rusland en Iran. Dat was kostbaar, omdat beide landen een aantal belangen hebben die overeenkomen met die van Turkije. Omdat Iran ook nog eens grote invloed heeft in Irak liepen eveneens de Iraakse banden stuk. Alsof dat niet erg genoeg was, verbruide Turkije het ook bij de tegenstanders van Assad. Turkije had zich vol achter allerlei politiek-islamitische protestbewegingen gegooid, en had daarmee het wantrouwen geoogst van Saoedi-Arabië en de Arabische Golfstaten, die de Arabische lente zagen als een grote bedreiging voor zichzelf en Arabische bondgenoten.
Ook met de VS liep het mis. Toen de Amerikanen tot ergernis van Erdogan niet militair ingrepen in Syrië besloot hij zelf maar hulp te geven. Het belangrijkst was dat Turkije zijn grens naar Syrië open liet en de andere kant op keek terwijl verschillende strijdgroepen Turkije gebruikten als uitvalsbasis. Daar zaten nogal wat jihadisten onder. De VS en Europa raakten steeds meer bezorgd en geïrriteerd doordat Turkije hierdoor de facto een soort jihadfabriek liet ontstaan langs zijn grens, en doordat het hiermee IS steunde. Dat Erdogan in 2013 pro-democratieprotesten in eigen land (in Gezi Park) hard liet neerslaan, verslechterde zijn imago verder.
Binnen een paar jaar transformeerde Turkije zo van een land met overal goede betrekkingen en een mild, open buitenlands beleid tot een land met overal problemen en een sektarische, ideologische agenda. Maar de regering bleef vooralsnog trots en uitdagend. Eind 2013 noemde Erdogans nieuwe adviseur voor buitenlands beleid de nieuwe fase in Turkije’s internationale positie ‘dierbare eenzaamheid’, die immers stoelde op Turkije’s ‘verdediging van waarden’ tegen ‘immorele actoren’.
Maar Turkije ziet inmiddels in dat het een hoge prijs heeft betaald voor fouten in zijn buitenlands beleid. Dat stelt Sibel Oktay, politicoloog aan de Universiteit van Illinois en medewerker van het progressieve Amerikaanse maandblad The New Republic. ‘Turkije heeft verschillende zonden begaan in zijn buitenlandse beleid, waar het nu voor moet boeten’, zegt ze in een telefonisch interview. ‘Onder die zonden is het steunen van Syrische rebellen. Turkije zei alleen het gematigde Syrische Vrije Leger te steunen, maar steunde ook extremistische, jihadistische groepen. Veel gevaarlijker was dat Turkije toeliet dat IS een uitvalsbasis maakte van de Turkse provincie Adiyaman. De VS hebben Turkije steeds gewaarschuwd dat het IS niet zou kunnen controleren. Maar Turkije bagatelliseerde IS volledig. Ahmet Davutoglu noemde IS zelfs in 2014 nog “een groep boze jonge mannen”. Pas eind 2015 sloot Turkije zijn grens en opende het de oorlog tegen IS. Maar toen was IS al geworteld in Zuidoost-Turkije. IS heeft nu aanslagen uitgevoerd in Turkije die direct zijn terug te voeren op terreurcellen die IS in Adiyaman opzette terwijl de Turkse geheime dienst de andere kant op keek.’
Koerdische strijdgroepen streden wél tegen IS. Daarmee oogstten ze niet alleen veel internationale sympathie, maar versterkten ze ook in Syrië hun strategische positie flink. Onder het oog van de wereld probeerde Turkije die Koerdische groepen vervolgens af te knijpen, en voerde vanaf 2014 luchtaanvallen op hen uit. ‘Dat was nog zo’n grote blunder’, zegt Oktay. ‘Door die aanvallen op de Koerden begonnen in alle westerse landen vragen te rijzen over de Turkse toewijding aan de strijd tegen IS, en daarmee over de geloofwaardigheid van Turkije als Navo-bondgenoot. Toen Turkije ook nog de enorme blunder maakte van het neerschieten van het Russische vliegtuig was de ramp compleet. Turkije is nu in oorlog met Koerden in eigen land en in Syrië en met IS, terwijl alle mogelijke bondgenoten en mogelijke vrienden wantrouwen hebben over Turkije en ergernis over het recente verleden.’
Om weer invloed terug te winnen, zal Turkije een andere richting in moeten, stelt Oktay: ‘Turkije is onvoorspelbaar geworden, een risico voor de stabiliteit van het Midden-Oosten. Als Turkije een leider wil zijn, zal de regering haar ambities moeten aanpassen aan de vermogens van Turkije. Maar dat zal niet makkelijk zijn voor Erdogan. Hij is een spiegel van het Turkse volk: zeer trots en gericht op tekenen van respect. Maar hij hanteert een roekeloze, bijna borderline-retoriek naar het Westen en lijkt de Turkse positie binnen de Navo en de speciale band met Washington als vaststaande gegevens te beschouwen. Hij heeft weinig oog voor de tijd en het wederzijds begrip dat nodig is voor een goed bondgenootschap.’
Turkije lijkt die nieuwe richting al te zijn ingeslagen. ‘De regering lijkt deze zomer de conclusie te hebben getrokken dat het beleid van strategische diepte is mislukt, en dat Turkije vanuit een positie van zwakte een aantal relaties zal moeten herstellen’, zegt Erik-Jan Zürcher. ‘Turkije is tegenover Israël in feite door de knieën gegaan en heeft met excuses aan Poetin zijn relatie met Rusland kunnen herstellen. Ook lijkt Turkije het idee aanvaard te hebben dat Assad zal aanblijven in Syrië. De regering ziet de realiteit onder ogen van de nieuwe situatie.’
Die realiteit is ook dat Turkije op grote afstand van Europa en de VS is komen te staan. ‘In Ankara gelooft niemand meer in een lidmaatschap van de EU op korte termijn’, zegt Zürcher. ‘Erdogan noemde wel 2023 als het jaar waarin Turkije lid wil zijn, maar dat is alleen om diplomatiek druk te zetten op Europa. Hij speelt nu de problemen met Europa niet op, omdat Turkije de zes miljard euro die het van de EU krijgt goed kan gebruiken. Maar je kunt zien aankomen dat er een botsing komt over visumvrij reizen van Turken in de EU, waarschijnlijk volgende maand al. Daar heeft de Turkse regering zich echt in vastgebeten. Net als in de uitlevering van Gülen door de VS. Die problemen zijn niet zomaar weg.’
Ondertussen probeert Turkije zijn relaties met andere landen te herstellen. Sommige analisten zien daarin de voortekenen van een Turkse ‘draai naar het Oosten’, een grote strategische omslag zoals het aantreden van Nasser in Egypte in de jaren vijftig of de Iraanse revolutie in 1979, met een pro-Russisch Turkije. Maar zo’n vaart zal het niet lopen, denkt Zürcher: ‘Als je let op wat het Westen Turkije te bieden heeft, qua economie en strategische belangen, dan heeft Turkije geen reëel alternatief voor de westerse oriëntatie. Maar Erdogan lijkt werkelijk gekwetst. Hij lijkt zich oprecht verraden te voelen en in de steek gelaten door het Westen, en te geloven dat de relatie met het Westen eigenlijk niets voorstelt. Hij gelooft denk ik werkelijk dat de VS de staatsgreep van juli steunden, en de zuiveringen na de coup tonen dat hij het leger minder pro-Navo en minder pro-Amerikaans wil maken. Er was altijd al een sterk anti-Amerikanisme in Turkije, maar dat is door de regering nu echt hoog opgezweept. Daar kan de regering-Erdogan niet zomaar van terug. Als ze al zou willen.’
Beeld: Recep Tayyip Erdogan op de recente G20-top in China, geflankeerd door Barack Obama, Angela Merkel, Xi Jinping, Vladimir Poetin en François Hollande (Sergei Guneyev)