Op het centrale plein van Skopje staat het omstreden 22 meter hoge standbeeld dat Strijder te paard heet, maar onmiskenbaar Alexander de Grote voorstelt, op zijn paard Bucephalus

Een blonde Alexander de Grote galoppeert met zijn paard over het slagveld, langs eindeloze rijen strak opgestelde soldaten met lange speren. Ze zijn klaar om de Perzen tegenover hen aan te vallen. ‘Wij staan hier vandaag als Macedonische, vrije mannen’, brult Alexander, gespeeld door Colin Farrell, tegen zijn manschappen. Luid gejuich stijgt op. Voordat de strijd losbreekt, schreeuwt hij nog een laatste aansporing: ‘Voor de vrijheid en glorie van Griekenland!’

De film Alexander (2004) leverde regisseur Oliver Stone nominaties op voor de slechtste film, slechtste mannelijke én vrouwelijke hoofdrol, slechtste regie, slechtste bijrol en slechtste scenario. Maar niet alleen filmcritici waren vernietigend: ook Macedoniërs waren woedend, vooral vanwege deze scène die de Slag bij Gaugamela van 331 voor Christus verbeeldt. Volgens hen zou de Macedonische Alexander nooit hebben geroepen dat hij voor Griekenland vocht.

De controverse was het zoveelste hoofdstuk in een decennialange cultuurstrijd tussen Grieken en Macedoniërs, waarvan Alexander het gezicht geworden is. In juni 2018 sloten de landen een historisch akkoord aan het Prespa-meer, waarin ze afspraken dat de voormalig Joegoslavische republiek Macedonië voortaan Noord-Macedonië zal heten, zodat het te onderscheiden is van de noordelijke regio van Griekenland met de naam Macedonië. Ook erkende Noord-Macedonië in het zogeheten Prespa-akkoord dat het ‘niet verwant is aan de antieke Helleense beschaving, geschiedenis, cultuur en erfgoed’.

Noord-Macedonië gaf Alexander de Grote dus per verdrag terug aan Griekenland. Sindsdien blokkeert Griekenland niet langer de Macedonische toetreding tot de Navo en EU. Maar hoewel het probleem tussen Griekenland en Noord-Macedonië op politiek niveau opgelost is, heerst aan beide kanten van de grens nog altijd onvrede. Grieken zijn bijvoorbeeld boos over het feit dat ‘Macedonië’ überhaupt deel uitmaakt van de nieuwe naam, dat de taal en etniciteit nog altijd ‘Macedonisch’ mogen heten, en dat er in Skopje nog steeds torenhoge standbeelden van Alexander en zijn ouders staan.

Macedoniërs voelen zich aangetast in hun recht op zelfbeschikking en vinden dat de Grieken geen monopolie op de geschiedenis hebben. De nationalistische vmro-partij voert nog steeds campagne tegen de nieuwe naam, tot ergernis van de sociaal-democraten: afgelopen februari moest vmro-minister van Werkgelegenheid Rashela Mizrahi zelfs aftreden omdat zij haar persconferenties consequent bleef houden voor een bordje met daarop de oude naam. Ook tijdens de nieuwe verkiezingen, die gepland stonden voor april maar uitgesteld zijn, dreigde de onvrede over de naamsverandering een issue te worden en de vmro-partij opnieuw in het zadel te helpen, zeker omdat de succesvolle gevolgen van de wijziging lang onzichtbaar bleven.

Maar uitgerekend in de schaduw van alle coronachaos besloot de EU eind maart – nadat Nederland en Frankrijk eerder in de herfst nog tegen hadden gestemd – dat Noord-Macedonië mag beginnen aan de toetredingsgesprekken tot de Unie. In dezelfde week trad het land officieel toe als lid van de Navo. Daarmee heeft het Prespa-akkoord zich op de valreep bewezen als diplomatiek succes, in elk geval in de ogen van de internationale gemeenschap; de verkiezingen zullen uitwijzen in hoeverre de eigen bevolking inmiddels ook enthousiast is.

De rest van de wereld kijkt intussen verbaasd toe: hoe is het mogelijk dat Alexander de Grote deze regio duizenden jaren na zijn dood nog steeds domineert en zelfs decennia een obstakel was voor de Europese integratie? Waarom is de naam Macedonië zo beladen? Want zo achterhaald, gênant of zelfs lachwekkend als het identitaire conflict in West-Europa vaak beschouwd wordt, zo reëel en bedreigend is het in de ogen van veel grensregiobewoners ook na het Prespa-akkoord nog.

‘De Balkanregio, my friend’, zegt Giorgos Giannoudis gewichtig, ‘was een smeltkroes van culturen.’ Er druppelt zweet over het kale hoofd van de gymleraar, op zijn grijze T-shirt tekenen zich donkere plekken af. Het is eind september 2019 en nog heet in het sobere gebouw van het Manolis Andronikos Lyceum, aan een rustige straat in Thessaloniki. Giannoudis is op slag van de laatste bel van de gymzaal naar dit lokaal gesneld, om te praten over Macedonië.

Als het op Macedonië aankomt is iedere Griek, van gymleraar tot apotheker, amateurhistoricus. ‘In het Ottomaanse Rijk leefden allerlei volkeren door elkaar, er waren geen grenzen’, vervolgt Giannoudis. Toen het Ottomaanse Rijk uiteenviel, begonnen de problemen: ‘Iedereen wilde een stukje.’ Zijn collega, geschiedenislerares Tasoula Tsoni, luistert aan het tafeltje naast hem scherp mee, met haar lippen op elkaar geklemd.

Er zijn drie Macedonië’s, legt hij uit. De Griekse slogan mag dan wel luiden dat er één Macedonië bestaat, dat al sinds Alexander de Grote continu Grieks geweest is, maar dat klopt niet. In werkelijkheid werden in 1913 abrupt landsgrenzen door de smeltkroes heen getrokken, zodat Griekenland, Servië en Bulgarije elk een stuk kregen. Wat destijds het Servische deel was, is nu Noord-Macedonië.

‘Je kunt hun taal niet Macedonisch blijven noemen, het is Slavomacedonisch’, vindt Giannoudis. Tsoni kan zich niet langer inhouden en onderbreekt hem op felle toon. ‘Nee, het is Slavisch!’ Ze behoort tot een fanatiekere groep tegenstanders, die zelfs ‘Slavomacedonië’ te veel eer vinden. Volgens hen kan ‘Skopje’, zoals zij het land nog steeds consequent noemen, geen enkele aanspraak maken op de naam Macedonië, ook niet in een samenstelling. Ze moeten zich maar ‘Vardarska’ noemen, naar de Vardar-rivier die nabij Skopje ontspringt. ‘De mensen in Skopje proberen ons belachelijk te maken’, zegt Tsoni afgemeten. De ‘Skopjanen’, zoals ze de inwoners van het buurland noemt, maken niet alleen de Grieken belachelijk: ze proberen de hele wereld voor de gek te houden door de geschiedenis van Alexander te vervalsen. ‘Min paracharasete tin istoria/ i Makedonia ine mia’, luidt de tekst van een lied dat viral ging tijdens de protesten tegen het Prespa-akkoord: ‘Vervals de geschiedenis niet/ Macedonië is één.’ Op YouTube staan talloze montages van mensen die wild meedansen op de trance, techno of hiphop-remix van het nummer.

‘Alexander was geen Griek’, zegt luchtverkeersleider Vladimir Risteski beslist. We zitten in de tuin van een café, waar de lucht dik is van sigarettenrook, in Skopje. ‘Ik zeg niet dat hij Macedonisch was… maar hij was zeker geen Griek.’ Serieuze historici mogen het er dan over eens zijn dat Alexander een Grieks dialect sprak, dat Aristoteles zijn leraar was, en dat de antieke Macedoniërs deelnamen aan de Olympische Spelen, die alleen voor Grieken waren. Toch maakt dat alles Alexander nog geen Griek, vindt Risteski.

Formeel gezien heeft hij een punt: een Griekse natie bestond in de Oudheid niet. Maar er was wel een verzameling kleine staten met een gedeelde taal en cultuur: Alexander sprak Dorisch, een dialect van het Grieks, en kreeg privéonderwijs van een van de beroemdste Griekse filosofen. Ontkennen dat de antieke Macedoniërs Grieken waren is dus vooral een semantisch spel waarin ‘Grieks’ alleen naar de moderne nationaliteit kan verwijzen. Er bestaat in Noord-Macedonië ook nog een extremere versie van dit revisionisme, in de vorm van een wildgroei aan pseudohistorici die beweren dat Alexander eigenlijk een Slavische taal sprak.

Toch hoef je geen vervalser van historische feiten te zijn om vraagtekens te plaatsen bij het exclusieve Griekse ‘eigenaarschap’ van Alexander, vindt ook historicus Petar Todorov, docent aan de Universiteit van Sint Cyrillus en Methodius in Skopje. Want in de eerste plaats is de culturele continuïteit tussen het moderne en het oude Griekenland helemaal niet zo evident als de Grieken haar graag voorstellen: er zat bijvoorbeeld vierhonderd jaar Ottomaanse overheersing tussen. Ten tweede is het niet vanzelfsprekend dat geschiedenis uitsluitend een culturele erfenis is: waarom zou het bewonen van dezelfde streek, zoals de moderne Macedoniërs deels doen, niet net zo’n legitieme reden zijn om je verbonden te voelen met Alexander?

En wie beslist eigenlijk welke historische periode bepalend is voor de regio en welke niet? Voor veel Macedoniërs is hun naam meer verbonden met de strijd voor onafhankelijkheid in de negentiende en twintigste eeuw dan met Alexanders oude koninkrijk, dat in Griekse ogen de essentie van Macedonië belichaamt. De liefde voor Alexander is in Noord-Macedonië ook pas een recent fenomeen, dat er vooral op uit lijkt de Grieken te provoceren – en daarin glansrijk slaagt. In 2008, na het zoveelste Griekse Navo-veto, zette premier Gruevski – wiens vader ironisch genoeg zelf een Griekse vluchteling was, met de naam Grouios – het proces van ‘antiekisatie’ in gang, door gigantische standbeelden van Alexander en diens ouders in Skopje neer te zetten.

De verdeling van de regio Macedonië over de natiestaten Servië, Bulgarije en Griekenland; het Servische deel werd later Noord-Macedonië © Frederik Ruys / Vizualism

‘Grieken zijn verblind door het licht van de Oudheid’, zegt Dimitris Christopoulos. De politicoloog zit ontspannen achter zijn ijskoffie, op een terras in een Atheense buitenwijk. ‘Het is zo fel dat we niets anders meer zien.’ Christopoulos is hoogleraar aan de Panteion Universiteit in Athene en stond in het verleden op de Europese lijst van de linkse partij Syriza. In Griekenland is de Oudheid niet de saus bij het eten, zegt hij, maar het eten zelf: het is de periode waarop de moderne Griekse identiteit volledig gebouwd is.

De tragiek van Macedonië is dat het als laatste een onafhankelijke staat werd. ‘Toen wij ons nationale verleden wilden creëren, was de geschiedenis op’

We mogen nu dan een stelletje analfabete schaapsherders lijken, maar vergeet niet dat wij de afstammelingen van Plato, Socrates en Homerus zijn. Dat was de boodschap waarmee de Griekse revolutionairen van de negentiende eeuw West-Europa voor hun zaak wonnen. Mede dankzij de financiële steun uit West-Europa werd Griekenland in 1832 als eerste Balkanland onafhankelijk van de Ottomanen.

Geen wonder dus dat de Griekse reflex bij de naam Macedonië een greep naar Alexander de Grote is. Zelf leerde Christopoulos op school over Alexanders prestaties, maar hij leerde ook dat de Macedoniërs oorlog voerden tegen de Atheners. Een detail dat men tegenwoordig liever achterwege laat, zegt hij nu. ‘De Macedonische kwestie heeft onze trouw aan Alexander nieuw leven ingeblazen.’

‘Europese integratie’, zegt stadsgids Vasko Markovski cynisch, terwijl hij met de punt van zijn paraplu naar een putdeksel vol oranje krassen wijst. De bovenste laag is van het roodbruine metaal afgeschraapt, want daarop was de zon van Vergina afgebeeld: een antiek symbool dat volgens het Prespa-akkoord exclusief aan Griekenland toebehoort en overal in Skopje verwijderd moet worden.

Om ons heen gaan de tientallen toeristenwinkeltjes onverminderd door met de verkoop van vlaggen, mokken en rompertjes met de Vergina-zon, om van de Alexander-magneten nog maar te zwijgen. We staan naast het standbeeld van Philippus, in het grauwe centrum van de Europese ‘hoofdstad van de kitsch’. Markovski, behalve gids ook literair vertaler, denkt daar anders over en praat vol liefde over Skopje, dat hij trouwens nog gewoon ‘Macedonië’ noemt. Alleen officiële instanties nemen de naamsverandering uiterst serieus, want er is pro-Europese Noord-Macedoniërs veel aan gelegen om de Grieken tevreden te houden, als absolute voorwaarde voor hun toegangsticket tot de EU en de Navo.

We steken de stenen Ottomaanse brug over, een van de weinige authentiek oude bouwwerken in de stad. Aan de overkant staat op het centrale plein een 22 meter hoog standbeeld dat Strijder te paard heet, maar onmiskenbaar Alexander is op zijn steigerende paard Bucephalus. Aan de voet van het beeld is na het akkoord een bordje met een disclaimer geplaatst: ‘Ter ere van Alexander de Grote, een historische figuur die behoort tot de antieke Helleense beschaving en cultuur’. Een paar uur na plaatsing sloegen nationalisten het bordje kapot, een paar maanden erna herinnert bij zijn voetstuk alleen een marmeren tegel in vier stukken nog aan Prespa.

‘Ik wil onder deze voorwaarden niet eens in de EU’, zegt Vladimir Risteski. Hij staat positief tegenover de Unie, die hij als luchtverkeersleider met een internationaal netwerk goed kent, maar niet ten koste van alles. ‘Europa sluit de ogen voor zijn eigen standaard. In Europa heb je recht op zelfbeschikking, maar wij blijkbaar niet.’ Net als Markovski hekelt hij de druk van de EU en de Verenigde Staten, die vooral graag wilden dat Noord-Macedonië akkoorden met buurlanden Griekenland en Bulgarije sloot en daarbij niet erg geïnteresseerd waren in de lokale historische gevoeligheden. ‘Dit gaat niet over economie, maar over onze identiteit. Mijn opa heeft tegen de Turken gevochten voor Macedonië, niet voor Noord-Macedonië of Fyrom.’

De ogen van Giorgos Tatsios lichten op als hij hoort dat ik oud-Grieks gestudeerd heb. ‘Dan weet je dus dat ze ons verraden hebben’, zegt de kleine apotheker opgetogen. Volgens hem heeft de vorige linkse regering de naam Macedonië verkocht, ‘alsof ze hun eigen huis verkochten’. Tatsios is speciaal naar Thessaloniki gereden voor onze afspraak, vanuit Serres, zijn dorp in het noordoosten. Zijn telefoon gaat: de apotheek, verontschuldigt hij zich, en hij geeft een paar gehaaste instructies over medicijndoseringen.

We staan aan de brede boulevard in het hart van de Noord-Griekse stad, met onze rug naar de Egeïsche zee. Toeristen scheuren voorbij op groene elektrische stepjes. Alexander de Grote torent hoog boven ons uit, ook hier op een steigerende Bucephalus. Naast het standbeeld staat een rij ronde schilden, waarop dieren zijn afgebeeld: een slang, een adelaar, een stier en een leeuw. Als ik vraag waar ze voor staan, haalt Tatsios zijn schouders op; geen idee.

‘Wij, de ware Macedoniërs, zijn trots op Alexander de Grote’, zegt hij even later op een terras dat uitkijkt op zee. Naast zijn normale werk is hij voorzitter van de Pan-Macedonische culturele vereniging en lobbyt hij tegen ‘het land van Skopje’. Niemand die zich Grieks voelt (‘met een hoofdletter G’) krijgt de nieuwe naam over de lippen, verzekert hij me. Hij was medeorganisator van de grote anti-Prespa-demonstratie in Athene, in januari 2019. Van de Amerikaanse tak van zijn vereniging kreeg hij vijftigduizend dollar voor de organisatie van het protest. Volgens Tatsios waren er anderhalf miljoen demonstranten op de been, al houden de autoriteiten het op rond de honderdduizend bezoekers.

Het is niet het enige voorbeeld van alternatieve feiten die de discussie vervuilen: zo vertelt geschiedenislerares Tasoula Tsoni me dat er in Bitola, een stad van ruim negentigduizend inwoners in het zuiden van Noord-Macedonië, tien jaar geleden ‘maar vierhonderd à vijfhonderd mensen woonden’. Omdat Bitola dicht bij de Griekse grens ligt, zou de regering in Skopje er de afgelopen jaren mensen naartoe gestuurd hebben, als een soort kolonisatie. Ook in Noord-Macedonië doen zulke indianenverhalen de ronde, bijvoorbeeld dat de Macedonische taal door het akkoord verboden zou worden. Veel nepnieuws komt uit de koker van Rusland, dat belang heeft bij verdeeldheid en daarom aan beide kanten anti-Prespa-demonstraties meefinancierde.

Begin jaren zeventig kocht de familie Voskopoulos haar eerste televisie. Pavlos Voskopoulos herinnert zich de opwinding nog goed, vertelt hij terwijl we uitkijken over de smalle rivier die door zijn geboorteplaats Florina loopt. Of Lerin, zoals hij het stadje liever noemt, bij de oude Macedonische naam. Hij wijst: daar, aan de overkant van de brug is zijn oude school, een onopvallend gelig betonnen gebouw. De architect is halverwege de vijftig maar oogt jonger, met zijn bodywarmer en zwarte petje met ‘Tokyo Youth’.

Florina ligt in een groen dal in het noordwesten van Griekenland, dertig kilometer ten zuiden van Bitola. Tussen de omliggende heuvels hangt mist, de lucht ruikt er naar houtvuur; winkels verkopen cirkelzagen, bergschoenen en skispullen. Om Florina heen liggen talloze kleine dorpen. Het is een vergeten streek, die mensen hooguit kennen vanwege de grote trossen rode pepers en een bruinkoolmijn. In de jaren vijftig en zestig verhuisde een groot deel van de arme bevolking naar de steden, maar ook naar Amerika, Canada en Australië.

Toen de tv kwam, moet Voskopoulos een jaar of zeven geweest zijn. Vooral zijn oma, die bij hen in huis woonde, was er blij mee. Florina ligt maar vijftien kilometer ten zuiden van wat destijds de Joegoslavische grens was, dus ze konden de zender uit Skopje ontvangen. Voor de nieuwe televisie zong zijn grootmoeder mee met de melancholische liedjes van Vaska Ilieva en Aleksandar Sarievski, de grote Macedonische muzikanten van de twintigste eeuw. Af en toe draaide ze zich om in haar stoel, keek ze uit het raam en vroeg ze aan Pavlos: ‘Weet je zeker dat er niemand meeluistert? Heeft niemand me gehoord?’

Als jong kind lachte hij om haar bezorgde vragen. Op school leerde hij dat hij een afstammeling van de beroemde Alexander de Grote was. Over de recente geschiedenis van de regio Macedonië, en de onderdrukking van de Slavisch sprekende bevolking, hoorde hij niets. Veel Grieken weten niet eens dat er een grote Slavische bevolking gewoond heeft in Grieks Macedonië, waarvan nog steeds een klein deel over is. Pas toen Voskopoulos, die thuis Macedonisch sprak, als tiener begon te lezen over de geschiedenis begreep hij de angsten van zijn oma.

De oma van Voskopoulos werd in 1908 geboren, in het Slavische dorp Bresnitsa in het Ottomaanse Rijk. Als ze vijf jaar is, woont ze plotseling in het Griekse dorp Palestra, zonder verhuisd te zijn: 1913 is het jaar waarin Servië, Griekenland en Bulgarije de streek Macedonië in drieën delen. Voor de Slavische bevolkingsgroep die aan de Griekse kant van de grens belandt, is dit het begin van decennialang hard assimilatiebeleid. De Grieken sturen iedereen naar verplichte avondscholen. De politie spreekt mensen aan die in het openbaar de Slavische taal spreken. Onder dictator Metaxas is de taal zelfs bij wet verboden, op straffe van boetes, opsluiting en publieke vernedering: sprekers van het Slavisch worden gedwongen om op het marktplein wonderolie, een sterk laxeermiddel, te drinken.

‘Mijn oom woont in Bitola. Twee ooms zijn in Skopje overleden, een ander in Sofia. Mijn opa in Varna, Bulgarije’, somt Voskopoulos op. Er is vrijwel geen Macedonische familie die in 1949, na de Griekse Burgeroorlog, niet gescheiden geraakt is. Veel verbitterde Slavische inwoners hadden zich namelijk aangesloten bij de communisten, die vochten tegen de Griekse overheid. Nadat ze de oorlog verloren hadden, vluchtten de communisten – zowel ‘Griekse’ Grieken als hun Slavische kameraden – halsoverkop en vaak zonder gezin naar Joegoslavië en de Sovjet-Unie, in de hoop na een paar jaar terug te keren. Maar pas in 1982 gaf de eerste sociaal-democratische regering daar toestemming voor, en er zat een addertje onder het gras: de wet staat terugkeer uitsluitend toe aan politieke vluchtelingen ‘van Griekse origine’. Macedonische partizanen mogen tot op de dag van vandaag niet terugkomen.

In Griekenland werd na de burgeroorlog amper meer over Macedonië en de Slavische bevolking gepraat. Het assimilatiebeleid ging in de jaren vijftig en zestig door, maar was subtieler: niet toevallig staan de oudste kleuterscholen van Griekenland in het noorden. Veel van de overgebleven Slavisch-sprekers identificeerden zich na de burgeroorlog niet meer met hun Slavische afkomst, uit angst en vanwege hun politieke overtuiging: ‘Macedoniërs’ was in Griekenland bijna synoniem geworden voor ‘communisten’.

Het is ironisch dat uitgerekend Alexander de Grote, de vermeende 'early adaptor' van multiculturalisme, nu dient als bron van etnisch-­nationalistische trots

Zelfs binnen families verschillen de meningen vaak over de vraag of ze Grieks of Macedonisch zijn. Terwijl Pavlos Voskopoulos een politieke partij oprichtte voor de rechten van de ‘Macedonische minderheid’ in Griekenland en de oorspronkelijke familienaam Filipov weer in gebruik nam, werd zijn neef Ioannis burgemeester van Florina voor de rechtse partij Nea Dimokratia: hij is juist een trotse Griek.

Langs de weg van Skopje naar Bitola. De zon van Vergina is nog op veel plaatsen in Noord-Macedonië te zien, maar volgens veel Grieken behoort het antieke symbool hun toe en moet het uit Noord-Macedonië verwijderd worden

‘Als Tito het land Mongolië had genoemd, dan hadden ze gezegd: “Oké, wij zijn Mongoliërs”’, zo verwoordt een jonge docente in Thessaloniki het gevoel van veel Grieken over hun noorderbuur. Macedonië is in hun ogen geen ‘echt’ land. Op internet spreken nationalisten spottend van ‘Monkeydonia’. Volgens hen is de Macedonische identiteit niets meer dan een uitvinding van Josip Broz Tito, die in 1944 een onafhankelijk Macedonië nodig had om de macht van Servië binnen de Joegoslavische federatie op te breken. Tito speelde inderdaad een grote rol in de totstandkoming van Macedonië, maar dat de Macedonische nationale beweging al veel eerder, eind negentiende eeuw, op gang kwam, horen Grieken liever niet.

Want als Macedoniërs in hun eigen land al niet bestaan, wonen er ook geen Macedoniërs in Griekenland en is er dus zeker geen Macedonische minderheid waarvan de rechten geschonden kunnen worden. Dat past in een breder regeringsbeleid, want Griekenland erkent geen etnische minderheden en maar één religieuze minderheid, omdat ze daar nu eenmaal niet onderuit kunnen: het bestaan van moslims in Oost-Thracië is al lang geleden per verdrag vastgelegd. En ook al spreken zij Turks en wonen ze vlak bij de grens met Turkije, toch wonen er volgens de Grieken in Griekenland absoluut geen Turken, maar alleen ‘moslim-Grieken’. En Macedoniërs bestaan er binnen hun landsgrenzen dus al helemaal niet: hooguit ‘tweetalige Grieken’ of ‘Slavisch-sprekers’. Ze spreken misschien een andere taal, maar ze hebben een Grieks nationaal bewustzijn, is de gedachte.

De Macedoniërs mogen niet bestaan. Die bedreiging voelen ze niet alleen vanuit Griekenland, maar ook van hun oosterbuur. Volgens Bulgarije zijn de Macedoniërs namelijk ‘gewoon’ Bulgaren, wier hoofd in de jaren veertig op hol gebracht is door Tito. Griekse en Bulgaarse nationalisten beschouwen de ‘neppe’ Macedonische minderheden als vooruitgeschoven posten van Skopje, dat nog steeds fantasieën over een verenigd Macedonië zou koesteren.

Die territoriale dreiging is al zeventig jaar niet meer reëel, maar wie wijst op de economische en militaire zwakte van Noord-Macedonië – Griekenland bewaakt sinds Prespa nota bene zelf het Macedonische luchtruim – krijgt vaak hetzelfde antwoord: ze lijken misschien zwak en hulpeloos, maar ze hebben steun van Amerika. Het is een echo van de Macedonische opvatting dat juist Griekenland de lieveling van de VS is. Intussen lijkt Amerika in werkelijkheid vooral geïnteresseerd in het deel van Prespa over de heropening van lokale olie- en gaspijplijnen, die de Russische invloed op de westelijke Balkan zou doen afnemen.

‘Welkom in het meest gehate kantoor van Griekenland’, grapt Pavlos Voskopoulos, terwijl hij de deur naar een onopvallende werkkamer op de tweede verdieping van een kantoorpand opent. Alleen het prikbord, met daarop de aankondiging van een buurtfeest in Cyrillisch schrift, verraadt dat dit het hoofdkwartier van de Regenboogpartij is. Ze proberen expres om hier zo min mogelijk van hun boeken te laten staan, legt Voskopoulos uit, voor het geval er ingebroken wordt. Dat klinkt paranoïde, maar de voorzichtigheid is gezien het verleden te begrijpen. Dit pand, aan een rustige straat in het slaperige Florina, was in de jaren negentig heel even het middelpunt van de Macedonische kwestie.

‘Dood aan de honden van Skopje’, riep een menigte woedende demonstranten op 13 september 1995. Eerder die dag had de politie van Florina het uithangbord van de Regenboogpartij verwijderd, omdat daarop niet alleen de Griekse naam (‘Ouranio toxo’), maar ook het Macedonische woord voor regenboog (‘vino zito’) geschreven was. Volgens de gemeenteraad gold dit als een opruiende provocatie, omdat vino zito tijdens de burgeroorlog een strijdkreet van de Slavische partizanen geweest was. De partij hing direct een nieuw bord uit, waarop nationalistische demonstranten zich voor de deur verzamelden. De volgende dag werd het kantoor bestormd en mishandelden de aanvallers een aanwezig lid. Ze gooiden de meubels uit het raam en staken het kantoor in brand. Het politiebureau is vijfhonderd meter verderop, maar er werd niet ingegrepen.

Ook later werd geen van de aanvallers veroordeeld. Sterker nog: vier partijleden werden aangeklaagd wegens haatzaaien en hoewel ook zij werden vrijgesproken, liet de Regenboogpartij het er niet bij zitten. Tien jaar lang ging ze tegen het overheidsoptreden in beroep, tot aan de hoogste rechter. Uiteindelijk diende de zaak bij het Europese hof, dat in 2005 oordeelde dat Griekenland de vrijheid van vereniging geschonden had. De staat moest 35.000 euro schadevergoeding betalen.

Sindsdien neemt de overheid het nog steeds niet altijd even nauw met de minderheidsrechten in Noord-Griekenland. Zo vertelt apotheker Giorgos Tatsios vol trots dat hij net een rechtszaak aangespannen heeft tegen een nieuw Macedonisch cultureel centrum in zijn gemeente. Het centrum wilde onder de naam ‘Cyril en Methodius’ een cursus Macedonisch aanbieden, dat ze de ‘lokale taal’ noemden. Veel Slavisch-sprekers noemen zich niet Macedonisch, maar kiezen voor het neutralere ‘dopya’, dat ‘lokaal’ betekent en minder gevoelig ligt, omdat een ‘lokale’ identiteit (in tegenstelling tot een Macedonische) samen kan gaan met een Griekse. Maar Tatsios vindt zelfs die voorzichtige benaming aanstootgevend: ‘Als jij naar Serres zou komen en je zou “cursus lokale taal” zien staan, dan zou je denken dat het om Grieks ging, toch?’

De rechtbank gaf hem gelijk; het cultuurcentrum is verboden. Ook andere initiatieven op het gebied van Slavische taal en cultuur, die zich in de slipstream van Prespa gesterkt voelden om het weer eens te proberen, worden vooralsnog de kop ingedrukt: het is Griekenlands grootste angst dat het akkoord dient als opstapje naar erkenning van de ‘niet-bestaande minderheid’.

Toen Alexander de Grote op zijn 32ste stierf had hij de halve wereld veroverd. Een malariamug, tyfus, of misschien een overdosis nieskruid maakte een abrupt einde aan de campagne. Hij stierf in Egypte en werd daar begraven, maar niet gehinderd door deze kennis hoopt een deel van de Grieken nog steeds bij elke archeologische ontdekking dat het de graftombe van Alexander is.

‘We hebben niet meer zoveel om trots op te zijn, dus we proberen trots te zijn op ons verleden’, verklaart Thanos (17) ernstig. Aan de muur van de gang, tegenover ons tafeltje, hangt een heiligenicoon met typische gouden achtergrond, geschilderd door een leerling. Thanos doet dit jaar eindexamen op het Manolis Andronikos Lyceum, dat vernoemd is naar de archeoloog die in 1977 de tombe van Philippus, de vader van Alexander, ontdekte. Sindsdien geniet hij een heldenstatus. Naast het geschiedenisonderwijs is ook de klassieke archeologie een belangrijke pijler onder het nationale zelfbeeld.

Het Prespa-akkoord vraagt om een hervorming van het geschiedenisonderwijs, maar die richt zich vooral op Macedonische schoolboeken, zegt historicus Spyros Sfetas, die in de hervormingscommissie met leden uit beide landen zit: ‘Zij moeten hun passages over Alexander de Grote aanpassen.’ Het akkoord is voor Griekenland voordelig uitgevallen, vindt hij: het spreekt niet over minderheden of politieke vluchtelingen, die dus buiten de boeken blijven.

Geschiedenis is op de Balkan continu inzet van een politieke strijd. Niet alleen Griekenland, maar ook Noord-Macedonië, Albanië, Bulgarije en Servië hebben hun eigen sterk gekleurde versie van het verleden. Voormalig premier Gruevski liet in Skopje behalve de standbeelden ook het Museum van de Macedonische strijd bouwen. Zo’n museum bestond al in Thessaloniki – met uiteraard een net iets andere versie van de gebeurtenissen – maar Skopje heeft het veel grootser aangepakt. Het resultaat is een soort nationalistische versie van Madame Tussauds: hoge zalen, bekleed met zwart marmer en volgehangen met ‘oude schilderijen’ (faux) die in Rusland gemaakt zijn. Er staan meer dan honderd wassen beelden van nationale helden tentoongesteld.

Historicus Petar Todorov gruwelt van het museum, dat hij ‘nationalistische kitsch’ noemt. Maar, zegt de universitair docent vergoelijkend, vaak is Macedonisch nationalisme een verdedigingsmechanisme tegen Grieks, Bulgaars en Servisch nationalisme. De tragiek van Macedonië is dat het als laatste een onafhankelijke staat werd. Griekenland had zich de Oudheid en Alexander de Grote toen allang toegeëigend, Bulgarije en Servië hadden de glorieuze Slavische episodes uit de Middeleeuwen tot hun bezit verklaard: ‘Tegen de tijd dat wij ons nationale verleden wilden creëren, was de geschiedenis op.’

Het rijk van Alexander de Grote was volgens sommigen de eerste multiculturele samenleving. Historisch valt er op dat tolerante, vredelievend klinkende label genoeg af te dingen (niet voor niets heet hij op het oostelijk halfrond ‘de Vervloekte’ in plaats van ‘de Grote’), maar toch: Alexander begon na de verovering van Perzië als eerste Griekse koning kleurrijke kleren en een diadeem te dragen, naar lokaal gebruik. Ook moedigde hij zijn soldaten aan om met Perzische vrouwen te trouwen; hij gaf zelf het goede voorbeeld met drie Perzische echtgenotes. Een jaar voor zijn dood liet hij een massale bruiloft plaatsvinden, waar tientallen Macedonische soldaten tegelijk met lokale vrouwen trouwden. Het is ironisch dat uitgerekend Alexander, de vermeende early adaptor van multiculturalisme, tegenwoordig dient als bron van etnisch-nationalistische trots.

‘Prespa was een marktruil’, zegt Todorov somber. ‘Wij geven jullie Alexander, jullie geven ons toegang tot de Navo en EU.’ Het akkoord is, alle internationale lofprijzingen ten spijt, nog geen echte trendbreuk met het oude nationalisme, waarschuwt hij. Het zou een eerste stap kunnen zijn naar een structurelere oplossing voor het identiteitsconflict, maar daarvoor moet het ook over de voor Griekenland pijnlijke taboeonderwerpen gaan: de verbanning van Slavisch-sprekers na de burgeroorlog, en de schending van minderheidsrechten.

Prespa-akkoord of niet, de strijd om de geschiedenis gaat op de westelijke Balkan voorlopig door. Is het niet met Griekenland, dan wel met Bulgarije: nu is het dat andere buurland weer dat de negentiende-eeuwse revolutionair Gotse Deltsjev ‘terugeist’ van Noord-Macedonië, zucht Vladimir Risteski in de tuin van het café in Skopje. ‘We moeten ons steeds maar aanpassen aan buren die iets van ons claimen.’ Die eigendomsbenadering van het verleden is het echte probleem, vindt Todorov: ‘Mensen in deze regio zijn niet bereid om de geschiedenis te delen.’


Deze publicatie kwam tot stand met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten en het Nederlands Instituut Athene