HET BOEK WAARMEE hij de mensheid op haar naaktst liet zien, en de draak stak met het zogenaamd superieure menselijk verstand, ging in uitgedunde vorm de eeuwigheid in als kinderboek. Van Gulliver’s Travels (1726) van Jonathan Swift zijn de eerste twee delen, de reis naar Lilliput en die naar het reuzenrijk Brobdingnag, eindeloos verfilmd en naverteld. Het venijn van Swifts satire zat echter in de staart, in het derde boek en vooral in het vierde. In het vierde deel onderneemt de scheepsarts Gulliver een reis naar het land van de Houyhnhnms die eruitzien als paarden, maar die bovenmenselijk slim en goed zijn. Zij houden er slaven op na, Yahoos genaamd, walgelijke naakte wezens zonder enig verstand die verdacht veel op mensen lijken. De ironie van Swifts verhaal is dat Gulliver graag bij de Houyhnhnms wil horen, en ook dénkt dat hij bij hen hoort, terwijl hij in de ogen van het edelmoedige paard een beest is. Heel langzaam dringt het tot hem door: ‘Als ik dacht aan mijn gezin, mijn vrienden, mijn landgenoten of het mensengeslacht in het algemeen, zag ik hen zoals ze werkelijk waren: Yahoos naar uiterlijk en innerlijk.’
Van Swift is inmiddels wel bekend waarom hij schreef wat hij schreef. Swift was een satiricus, afkomstig uit Ierland, die uit persoonlijk ressentiment en maatschappelijk ongenoegen in Gullivers reizen Engelse praktijken op de hak nam. Het verslag van de reis naar het land van de Houyhnhnms is een wonder van dubbele ironie, omdat Swift met zijn paardenrijk een zogenaamd Utopia schetst waartegenover Gulliver zich gedwongen ziet de loftrompet over zijn eigen wereld af te steken, met zeer dubbelzinnig resultaat. Het is nog steeds een indrukwekkend staaltje van misogynie, dit slotdeel van Gulliver’s Travels, na lezing waarvan de Houyhnhnms-blik op de menselijke soort nooit meer helemaal weg te denken is.
OOK IN Onderhuids, de debuutroman van de 39-jarige Michel Faber, wordt een blik op de menselijke soort geworpen die ik niet snel zal vergeten. Faber is Nederlander van geboorte, groeide op in Australië en woont nu in Schotland. Zijn semi-Nederlanderschap zal er de oorzaak van zijn dat zijn roman eerder in Nederlandse vertaling verscheen dan in het Engels. Een paar weken geleden was hij in Nederland en vertelde bij die gelegenheid in een interview dat zijn boek als het door een Engelsman geschreven zou zijn, wreedaardig en naargeestig zou zijn. Het feit dat hij in diepste wezen een Nederlander is, heeft er volgens hem voor gezorgd dat zijn boek uiteindelijk, alle beschreven gruwelen ten spijt, positief is en mededogen toont.
Het had vast allemaal nog wreder en bloederiger gekund, maar wat mij betreft overheerst de inktzwarte boodschap in Onderhuids. ‘People they ain’t no good’, om met Nick Cave te spreken. Net als Swift maakt Faber gebruik van de ogen van de buitenstaander, om doodgewone menselijke praktijken walgelijk voor te doen stellen. Walgelijk te doen zíjn, liever gezegd. Zeer beheerst, stukje voor stukje, tovert Faber een prachtige én een gruwelijke wereld te voorschijn als beschouwd door de ogen van een vreemdeling. Wat een modieuze literaire thriller leek te zijn, blijkt in werkelijkheid een moralistische ‘fantasy’, een genre dat over het algemeen het pulpniveau niet ontstijgt, maar dat hier dankzij Fabers krachtige stijl en slimme verteltechniek een onvermoed literair aanzien krijgt.
Wat kun je verder nog schrijven over een boek dat het moet hebben van de argeloosheid van de lezer? Dat het vertrouwenwekkend begint als een mannenfantasie, met een vrouw die lifters oppikt. ‘Ze was uit op een flinke brok spieren, een echte kanjer. Aan miezerige, schriele scharminkels had ze niks.’ Stoer zo’n vrouw, alleen langs de weg, kieskeurig haar waar inschattend. Die mannen willen allemaal wel, natuurlijk. Al sinds jaar en dag stappen ze bij haar in, en trekken meteen hun jas uit, zo warm is het bij haar in de auto. Ze laten hun ogen glijden over haar indrukwekkende tietenpartij en wrijven zich al denkbeeldig in de handen. Beesten zijn het, allemaal, en Isserley weet hoe ze ze moet bewerken.
Tot zover, een bladzijde of twintig, lijkt Onderhuids af te stevenen op een variant van de wraakroman Dirty Weekend van Helen Zahavi. Lelijke vrouw, met dikke bril en dito borsten, neemt het recht op lust in eigen hand. ‘Soms zat er een beestachtig mooi stuk naast haar in de auto, pal naast haar, in de vaste overtuiging dat hij met haar mee naar huis zou gaan, terwijl zij al aan de volgende zat te denken. Nog terwijl ze hem bewonderde, de rondingen van zijn stoere schouders volgde, of de zwelling van zijn borst onder zijn T-shirt, genietend van de gedachte hoe magnifiek hij zou zijn wanneer hij straks naakt was, bleef ze een oog gericht houden op de kant van de weg, voor het geval daar een nog veelbelovender kandidaat wenkte.’ Hoe ze haar speeltjes na gedane arbeid dumpt, dat is nog even de vraag. Aan het eind van het eerste hoofdstuk aangekomen, weet je echter dat hier meer aan de hand is. Er is iets groters, iets engers. Iets met nagels en staarten…
HET UTOPIA VAN Faber is een wereld zonder mensen. Een eindeloze zee, een onberoerd luchtruim waaruit regen en sneeuw kunnen vallen, en waar ’s nachts de sterren en overdag de wolken te zien zijn. Om die te kunnen waarderen, moet je kijken als Isserley: ‘Een grote wolk aan de donker wordende hemel veranderde voortdurend van vorm. Hoewel ze nergens een zuchtje wind bespeurde, moesten daarboven sterke krachten werkzaam zijn, die de wolk vormgaven, niet tevreden waren met het resultaat en hem dan weer tot iets anders modelleerden. Hij begon als de zwevende landkaart van een continent, werd toen samengedrukt tot een schip en veranderde daarna in iets wat verdacht veel weg had van een luchtkasteel. Uiteindelijk, toen het al bijna donker begon te worden, dijde hij uit tot iets groters, diffusers, abstracters, betekenislozers.’
Hoe abstract is Onderhuids? Zeer, vanwege de buitenissige fantasiewereld, en tegelijkertijd helemaal niet, vanwege de weloverwogen wijze waarop die wordt voorgesteld. Heeft de schrijver diepere bedoelingen, vergelijkbaar met die van Swift? Faber heeft onmiskenbaar een aanklacht geschreven, maar het precieze waartégen benoemen zou de roman tekortdoen. Voor je het weet heeft de Stichting Varkens in Nood een nieuwe literaire pleitbezorger gevonden. Het belangrijkst is de vervreemdende sensatie die Onderhuids teweegbrengt. De lezer slaat het boek dicht en voelt zich als Gulliver die na lange tijd huiswaarts keert. ‘Zodra ik het huis binnentrad, nam mijn vrouw me in haar armen en kuste me, waarop ik, die immers zoveel jaren lang de aanraking van dat afschuwelijke beest ontwend was, ongeveer een uur lang in onmacht lag.’
Michel Faber, Onderhuids. Oorspronkelijke titel: Under the Skin. Vertaald door Niek Miedema en Harm Damsma. Uitg. Podium, 287 blz., ƒ39,90