De tentoonstelling Barbaren & Wijsgeren is een verzorgde, kleine expositie met een grote ambitie: de ‘culturele uitwisseling’ tussen China en Nederland in de zeventiende eeuw ‘in kaart brengen’ en een en ander melden over de ‘wederzijdse beeldvorming’ die het hedendaagse China-beeld nog altijd bepaalt. Daar is de tentoonstelling echter veel te bescheiden voor. De oplettende bezoeker merkt dat een groot deel van de tentoongestelde waar afkomstig is uit het Rijksmuseum Amsterdam, waar een jaar of wat geleden een veel grotere expositie (Azië-Amsterdam) eigenlijk al het gras voor de voeten van de Haarlemmers heeft weggemaaid.

Dat wil niet zeggen, natuurlijk, dat dat verhaal over de relaties met China al helemaal verteld is, en evenmin dat er geen interessante spullen te zien zouden zijn. Volgens Joost van den Vondel was China van alle rijken in het ‘Gelukkigh Asie’ de ‘eedle diamant/ Die goddelijk in d’oogen flonkert’; zo vatten de samenstellers het land ook op, en ze wijzen vooral op de bewondering bij de Nederlanders voor de Chinese cultuur en voor de schranderheid en werklust van de bevolking. Dat ze ook gemeen konden zijn blijkt uit het verslag van de teloorgang van de versterking op Taiwan, Fort Zeelandia, waarbij vier predikanten op een nare manier door de piraat Koxinga in plakjes werden gesneden. Er is aandacht voor de goede werken van jezuïeten als Matteo Ricci (die ‘De dorre ziel, die schier verstickte (…) ten lange leste bly/ Door troost der kruisgena verquikte’ – Vondel), er zijn Chinese prentjes die op een grappige manier Nederlandse prenten kopiëren en er ligt een afschrift van de eerste vertaling van Confucius’ ‘gesprekken’. Natuurlijk maakt ook dit museum gebruik van het leuke rijm dat je krijgt als je een stilleven van Claesz Heda met daarop een Chinees bord doet vergezellen van een echt bord.

Men heeft in Haarlem bedacht de zalen op te sieren met grote hedendaagse kunstwerken die ook geïnspireerd zijn door de historische (en actuele) relatie tussen China en Nederland. De meeste daarvan zijn van Hans van Bentem, die zich toelegt op het maken van sculpturen met behulp van origineel Jingdezhen-porselein, waarvoor hij zelf naar China reist (om ‘bruggen te bouwen’). Of een en ander zin heeft, weet ik niet. De stukken zijn fraai, maar een tikje luidruchtig, en het is de vraag waar ze nou werkelijk contact maken met die geschiedenis, afgezien van het voor de hand liggende gebruik van dat porselein.
Er staan eerder in de opstelling twee uiterst merkwaardige variaties op de tulpenvaas, door de ontwerper Jing He. Het zijn speelse en vernuftige études over het wederzijds kopiëren van technieken en motieven door China en Nederland; de tulpenvaas zelf is om te beginnen een interpretatie van de Chinese pagode-tempel. Hadden ze nou gestaan in het zaaltje dat aandacht besteedt aan het verslag van Johan Nieuhof, die in 1655 meereisde met een gezantschap van de voc, dan hadden ze veel meer betekenis gehad: Nieuhofs afbeeldingen van zulke pagodes maakten in de Nederlanden veel indruk. Misschien had de tentoonstelling dus meer betekenis gehad als de benadering andersom was geweest: volle aandacht voor het werk van hedendaagse kunstenaars, met de historische context als kleurrijke bijzaak.
Barbaren & Wijsgeren, Frans Hals Museum, Haarlem, t/m 20 augustus