Andreas Freichels heeft een ruimte ontworpen waarin je niet wilt zijn. Ruiten die geen ruiten zijn (je kijkt nooit naar buiten, alles spiegelt), hoge zwarte wanden die bewegen (resultaat: altijd een fuik, een val), vakken waarin je dingen kunt gooien die nergens aankomen, laden met asbakken of met martelinstrumenten. Ergens achter in dit decor zou de spreuk kunnen hangen: «Wie hier binnentreedt late alle hoop varen». De man die bij aanvang van de voorstelling met een lap voor zijn ogen zit, heet Katurian. Hij zou de K uit Kafkas Het proces kunnen zijn. Hij werd van zijn bed gelicht. Geen idee waarom. Zijn ondervragers doen hem de blinddoek af. Katurian schreef ooit verhalen. Honderden. Die verhalen, fictie, verzonnen nachtmerries (ook een paar lieve sprookjes) liggen in de verhoorruimte op een hoge stapel in de archiefbak.
Ze worden hem nu nagedragen. Er zijn kinderen vermoord. Er wordt nog een kind vermist. Er wordt een verbinding verondersteld tussen de misdrijven en zijn verhalen. De voorstelling heet De kussenman. Naar een van de lieve verhalen. De schrijver begrijpt de verbinding tussen zijn fictie en de realiteit van die horribele verhoorruimte niet. En hij heeft gelijk. Die verbinding ís er ook helemaal niet. De schrijver verzet zich. Hij vecht voor zijn recht op verbeelding. Hij verdedigt zijn verhalen. Maar de maatschappij waar hij zojuist uit weg is gehaald, vindt verhalen en verbeelding verdacht. Katurian staat voor iets griezeligs. En de kafkaiaanse samenleving waar hij zojuist uit is geplukt, en die zijn twee verhoorders, Tupolski en Ariel heeft geproduceerd, denkt dat Ka turian horror heeft gecreëerd, iets als Dutroux, of er ger. Ze beuken hem kapot. Ze gaan hem executeren. Maar eerst moet hij bekennen. Katurian moet zijn fictie aan de realiteit koppelen. Je kunt ook zeggen: hij moet zijn verbeelding verdedigen, tot aan de grenzen van de verbeelding en tot aan de grenzen van de realiteit. Zíjn realiteit.
In dit geweldige stuk loopt de schrijver Katurian tegen die grenzen aan. In de scène voor de pauze. Zijn broertje Michal, die elders werd verhoord, heeft geprobeerd Katurians verbeelding links en rechts in te halen. Broer Katurian (prachtrol van Mike Reus) hoort van zijn broertje Michal (die niet helemaal spoort, een evenzeer scherpe rol van Tijn Docter) dat hij in de werkelijkheid heeft uitgevoerd wat de schrijver heeft be dacht. Die scène is hallucinerend mooi. De acteurs/personages spelen een spel met ons. We komen er maar niet achter wat waar is en wat niet. Zijn hun boosaardig en ge welddadig verlopen levens zo verlopen als in de verhalen van Katurian? Of hebben de krankzinnige verhalen van Katurian een vreselijk le ven opgeroepen, als geest uit de fles van de verbeelding? De Brits/ Ierse schrijver Martin McDonagh jongleert ingenieus met feit en fictie, tot je er als toeschouwer gek van wordt. En ook daarna heeft zijn aardbeving nog een paar hersenknersende naschokken in de aanbieding.
Naast de broertjes van Mike Reus en Tijn Docter staat het duo Harry van Rijthoven (Tupolski) en Jappe Claes (Ariel), de verhoorders, de speurders, de martelaars. Ariel is de in wanhoop gevangen beuker, die een inktzwart verleden achter zich aan zeult, dat laag voor laag wordt afgepeld. Hij slaat het hardst, hij redt uiteindelijk de verbeelding. Tupolski oogt als de gevaarlijkste van de twee: áls hij al iets voelt, dan is zijn hoogste levenskunst om dat kundig te verbergen. Het kwartet acteurs (en de hen omringende figuratie) zuigt de toeschouwers in een horrorsprookje naar binnen. Dank aan de sterke regie van Maaike van Langen. En aan dat gruweldecor.
The Pillowman, t/m 21 mei Compagnietheater Amsterdam, 19.30 u. 020-5205310, www.theatercompagnie.nl