
‘De eerste keer dat ik danste als prima ballerina was in de hoofdrol van Het Zwanenmeer van Het Nationale Ballet. In mijn ogen een van de zwaarste vrouwelijke rollen die er zijn. In fysiek, mentaal en emotioneel opzicht een enorme uitdaging. En precies het vooruitzicht van zo’n uitdaging heeft mij altijd gedreven om het hoogste te willen bereiken met dansen.
De ingewikkeldste, interessantste rollen worden in het ballet geschreven voor de eerste solisten, en die rollen worden alleen bij de grote gezelschappen gespeeld. Als je jonger bent, speel je die rollen in stukjes, maar nooit in hun geheel. Dus eenmaal op het podium, ik was toen 24, erg jong voor een eerste soliste, moest ik het maar waarmaken. Zonder ervaring. Alleen.
Zoiets is erg spannend, dus moet je goed weten waarom je daar staat. Je moet de verantwoordelijkheid voor een hele voorstelling durven dragen. Ik heb veel mensen gezien die misschien het fysieke talent wel hadden, maar bezweken onder de druk van de solo. Zelf krijg ik daar juist een kick van.
Ik vind het fijn om de spanning te voelen bij het opkomen, en vervolgens een avond te dragen. Wanneer je als hoofdrolspeelster vanuit het lichaam van het ballet naar voren schuift, stijgt de verwachting bij het publiek ook enorm; je wordt direct met de reactie op jouw prestatie geconfronteerd. Dat is intens. Met anderen op het podium erbij is dat toch iets minder. Dan deel je de verantwoordelijkheid namelijk met je collega’s.
Hoewel een solist de aandacht naar zich toe trekt, is dat niet waar het voor mij om gaat. Het lijkt mij ook niet de juiste drijfveer om het lang vol te houden. Ik heb altijd willen dansen vanwege de schoonheid van het ballet, en de fysieke inspanning waarmee het gepaard gaat. En dan is er nog de muziek en het contact met de choreograaf. En in die grote rol komt dat allemaal samen en heb je de taak het verhaal geloofwaardig over te brengen. Je bent je ondertussen natuurlijk wel bewust van het publiek, maar het zijn vooral de verschillende facetten van de rol – de techniek, de emotie, de concentratie – die centraal staan.
Wanneer ik zelf naar ballet kijk, en op de solisten let, vind ik het erg bijzonder om te zien hoe één iemand een heel verhaal vertelt. Hoe een danser de juiste uitstraling heeft, de techniek in de vingers heeft, dat allemaal volhoudt en zo de dansgroep en de voorstelling draagt.’
Igone de Jongh draagt bij het Nationale Ballet de voorstelling als eerste soliste. Igone de Jongh (1979) is bij Het Nationale Ballet de enige Nederlandse eerste soliste van het gezelschap. Vanaf haar zesde ging ze naar de Nationale Balletacademie in Amsterdam en op haar zestiende studeerde ze af aan The Royal Ballet School in Londen. Samen met haar man, voormalig balletdanser Mathieu Gremillet, kreeg zij in 2010 een zoon.