Rotterdam haalde in januari eindelijk weer eens het wereldnieuws. Dit keer niet met de mooiste skyline of als ‘Manhattan aan de Maas’, maar met een patsercontrole. Jongens in te dure jassen kunnen extra politiecontroles verwachten. In het Engels klinken de stoere woorden van korpschef Frank Paauw nog net wat stoerder: ‘We’re going to undress them on the street.’

De botte bijl is al jaren een geliefd instrument om de stad veiliger te maken: preventief fouilleren, camera’s op straat, huftercontroles. Iedereen lijkt crimineel tot het tegendeel bewezen is.

In verkiezingstijd wordt die harde aanpak nog eens extra aangezet. Zo claimt Leefbaar dat Rotterdam dankzij hen ‘veranderde [van] de stad van junks en de Keileweg in de stad van Law and Order.’ De VVD belooft een ‘lik-op-stuk-beleid’ met meer beveiligingscamera’s, preventief fouilleren en snelrecht.

Maar een onderzoek dat de gemeente recent liet uitvoeren, raadt geen patsercontroles aan, maar een wijkagent die een praatje maakt. Zo groeit het vertrouwen en loopt de politie niet langer belangrijke informatie mis over criminaliteit en radicalisering.

Die analyse deed het goed bij de ambtelijke top. Sterker nog, ze baseerden er de veiligheidsaanpak van de komende jaren op. Maar Leefbaar-wethouder Joost Eerdmans wilde met die softe aanpak niet geassocieerd worden. En over het rapport, waarvoor de gemeente het promotiemateriaal al had ontworpen, werd niet meer gesproken.

Hoe zit dat? Wij vroegen het een van de onderzoekers: Vrije Universiteit-filosoof en jurist Marc Schuilenburg. We ontmoetten hem in Hillesluis, de wijk in Rotterdam Zuid waar hij al twee jaar onderzoek doet en bij tientallen bewoners over de vloer kwam.

Veel bruiner dan Café ‘t Kruispunt vind je ze niet. Het café op de hoek van de Beijerlandselaan in Hillesluis heeft een biljart dat de halve zaak inneemt. Boven de deur hangt een Feyenoordlogo, en uit de speakers klinken gouwe ouwtjes als When a man loves a woman en Sultans of swing. Bij de koffie krijg je hier twee koekjes, bij de cola een schaaltje frietchips.

Schuilenburg, die eerder bij het Openbaar Ministerie werkte, vertelt over de problemen waar veel wijken in Rotterdam Zuid mee kampen: vereenzaming, veel bevolkingsgroepen door elkaar, armoede, lage opleidingen, veel verhuizingen.

'Daardoor is er weinig sociale samenhang in de wijk. En uit onderzoek weten we dat de veiligheid daaronder lijdt. Er is weinig onderlinge controle op straat, weinig vertrouwen in de politie, weinig mensen die zich inzetten om de veiligheid te verbeteren.’

Schuilenburg is zeker niet tegen een harde aanpak, benadrukt hij. ‘De vraag moet niet zijn of iets wel of niet soft is, maar of het werkt. De drugshandel van straat halen heeft bijvoorbeeld goed gewerkt: er is nu minder geweld als gevolg van drugsdeals.’

Maar dure jassen afpakken, camera’s die alles registreren: dat noemt hij symboolpolitiek. ‘We zetten de schaarse politiecapaciteit die we hebben nu in om een echte van een neppe Louis Vuitton-jas te onderscheiden.’

Sterker nog, die repressie werkt zelfs averechts. ‘De nadruk op beboeten, verbieden en bestraffen blijkt in Rotterdam Zuid contraproductief te werken. Het vertrouwen in de politie en de gemeente is hier erg laag, blijkt uit onderzoek. Burgers stappen niet snel naar de politie, en daardoor krijgt de politie weer weinig informatie binnen.’

Wat moet de gemeente dan wel doen? Het belangrijkste is volgens Schuilenburg dat mensen zich thuis voelen in hun wijk. ‘Veel wijkcentra en andere voorzieningen zijn gesloten, dus help bewoners als ze iets op willen zetten waar ze elkaar kunnen ontmoeten. Dat is ook een kwestie van mensen serieus nemen. Houd de bevolking op Zuid niet voor dommer dan ze zijn.’

Toen Schuilenburg die conclusies onder de noemer ‘positieve veiligheid’ presenteerde, waren de ambtenaren van de directie Veiligheid enthousiast. In interne mails heette het al ‘een van de belangrijkste pijlers’ onder het nieuwe veiligheidsbeleid. De gemeente liet voor het brede publiek een infographic en glossy brochure ontwerpen.

Maar in oktober vorig jaar kreeg Schuilenburg plots per mail te horen dat er ‘weinig bestuurlijk draagvlak is voor het begrip “positieve veiligheid”. Zeker als het wordt gepresenteerd als een 'alternatief’ voor het huidige veiligheidsbeleid.‘

We vroegen wethouder Eerdmans en burgemeester Ahmed Aboutaleb, verantwoordelijken voor het Rotterdamse veiligheidsbeleid, wat zij van het rapport vonden. Maar die laten via hun woordvoerders weten er 'niet direct kennis’ van te hebben genomen. De publieksversie kwam er niet, zo verklaart een woordvoerder, ‘omdat we dan als gemeente een wetenschappelijk rapport gaan samenvatten.’ (Liefhebbers plukken het rapport van de VU-website.)

Hoe denkt de oppositie hierover? Judith Bokhove, lijsttrekker van Groenlinks, reageert verbaasd. De wethouder had de raad volgens haar hoe dan ook over het onderwerp moeten informeren. ‘De wethouder weet dat dit een onderwerp is waar veel discussie over is.’

‘We horen vanuit de gemeente en de politie alleen maar stoere taal, maar ze negeren de maatschappelijke gevolgen van zulk machogedrag. Je scheert zo hele groepen over één kam.’ Maar ze plaatst ook een positieve noot: ‘Ik ben blij verrast dat er blijkbaar andere ambtelijke inzichten zijn en dat er een rapport blijkt te zijn dat uitgaat van vertrouwen en preventie.’

Veiligheid mag in verkiezingstijd dan een hot issue zijn, de ambtelijke machine ratelt gewoon door. Want ondanks de verkiezingsretoriek, hebben ambtenaren het beleid voor de komende raadsperiode alvast geschreven.

In januari ontving de gemeenteraad namelijk een aankondiging van het veiligheidsbeleid voor de volgende raadsperiode. Je zou het als een pleidooi voor ‘positieve veiligheid’ kunnen lezen. En dat terwijl de wethouder op campagne een ander verhaal vertelt. In verkiezingstijd ligt ‘soft’ nu eenmaal gevoelig.


Dit artikel verscheen eerder op Vers Beton, de website voor de harddenkende Rotterdammer en bron voor al het Rotterdamse verkiezingsnieuws. Deze publicatie kwam tot stand met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.