Achter de hoge ramen van de Hermitage in Sint-Petersburg openbaart zich de Russische geschiedenis. In deze verzameling gebouwen — Winterpaleis, Kleine Hermitage, Grote Hermitage en Hermitage Theater — hielden de Romanovs hof. Dit was het middelpunt van het waagstuk waarmee Peter de Grote in 1703 aanving toen hij in het moeras aan de monding van de Neva een stad van Europese allure probeerde te vestigen. Gebruikmakend van Europese technieken, vakmensen en bouwstijlen begon hij aan wat een Disneyland voor tsaren zou worden. Benevens toonkast plus opslagplaats van een van de grootste kunstcollecties ter wereld is dit de barometer die aangeeft hoe Europees Rusland zich de afgelopen driehonderd jaar heeft gevoeld.

Grootse diners, bals en festijnen zijn hier gegeven — de Petits en Grands Hermitages. Theatervoorstellingen van niveau. Catharina de Grote hield hier elke dag sociëteit voor dichters, denkers en kunstenaars. Poesjkin dwaalde hier rond in de 48 uur voordat hij het leven liet in het duel met de protégé van de Hollandse ambassadeur. Hier werd Raspoetin vergiftigd en — omdat hij maar niet dood wilde gaan — respectievelijk neergeschoten, met knuppels geslagen en onder het ijs van de Neva gepropt alwaar hij, zo zegt de legende, pas door verdrinking om het leven kwam. In 1917 maakte het volk hier een einde aan het tsarendom. Massa’s bestormden de Hermitage. Ze eisten het museum op en belegden er voor alle arbeiders een congres onder de titel «Heiligdom of fabriek?» In de Tweede Wereldoorlog scholen hongerige burgers hier tijdens het beleg van Leningrad. Om in leven te blijven at de staf de steurlijm uit het magazijn. Na de oorlog werden hier de van de Duitsers geroofde kunstschatten in het geniep nog tot 1995 bewaard.

Boven hangt het vol werk van Rembrandt, Rubens, Titiaan en Botticelli. Karrenvrachten aan Romeinse en Griekse beelden staan hier opgestapeld. Matisse, Picasso, Van Gogh, Degas — noem een naam van enige importantie uit de wereldkunstgeschiedenis en ergens hangt er wel een werk van.

«Dit is niet een speciaal Russisch museum», zegt Michail Piotrovski, directeur van de Hermitage. «Daarin verschilt het van grote musea als het Louvre en het Rijksmuseum. Het is niet in de eerste plaats op het eigen land maar op de wereldgeschiedenis gericht.»

Toch, het museum behoorde tot het paleis en zo werd het deel van de politieke geschiedenis van Rusland. Piotrovski: «Grote gebeurtenissen uit de Russische politiek zijn verbonden aan de Hermitage. Het is een symbool van de geschiedenis van de Russische staat. De Russische vlag wappert op het dak. Dit museum is een spiegel van de Russische ziel en tegelijkertijd een venster op de wereld.»

Deze woorden dienen ter ondersteuning van Piotrovski’s beslissing om het museum uit te breiden met een permanente vestiging in Amsterdam. Als de collectie voor een belangrijk gedeelte uit niet-Russische kunst bestaat, dan mag het museum ook gedeeltelijk Rusland ontstijgen. Een andere reden voor de uitbreiding is dat er veel te veel werk op zolders ligt te verstoffen. Piotrovski: «Dat onze collectie uit het grote aantal van drie miljoen objecten bestaat, komt doordat munten en dergelijke afzonderlijk zijn meegeteld. Op dit moment wordt maar zo'n vijf procent van ons totale bezit getoond. Het is mijn doel om uiteindelijk twintig procent van de collectie vertoond te krijgen. Dat wil ik doen door uitbreiding van de Hermitage en door tentoonstellingen in binnen- en vooral buitenland, plus een permanente tentoonstellingsruimte in Amsterdam.»

De vestiging in Amsterdam moet er komen in 2006, nadat bejaardentehuis Amstelhof is verhuisd en zijn grote gebouw aan de Amstel heeft achtergelaten. Het is de bedoeling er jaarlijks twee tentoonstellingen met kunstschatten uit de Hermitage te organiseren. In het haalbaarheidsrapport zijn alvast de volgende voorbeelden van exposities opgesomd:

  • Venetië en Venetië van het Noorden;

  • Russische iconen en religieuze muurschilderingen;

  • Imperial Style (Rusland, Frankrijk, Duitsland);

  • Franse kunst uit de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw;

  • Italiaanse primitieven en Italiaanse Renaissance;

  • Byzantijnse en post-Byzantijnse kunst;

  • De culturen van Centraal-Azië.

Eerder werd het plan opgeworpen om van het Amstelhof een nieuw Amsterdams Historisch Museum te maken. Piotrovski weet ervan en zijn antwoord is diplomatiek: samenwerking sluit hij niet uit. «Ons plan sluit andere plannen niet uit. Er is nog genoeg tijd om alles te coördineren en te bedenken hoe we verschillende plannen kunnen inpassen. Er moet nog veel gebeuren.»

Naast het in het buitenland tonen van de collectie wil Piotrovski de zogenaamde Hermitage-dollar invoeren: van elk verkocht toegangskaartje gaat een dollar naar de Hermitage. Piotrovski: «Ik wil werken over de hele wereld laten zien en ik wil een nieuw dak.» Daarom, zo werd deze zomer bekend, doet hij mee met het Guggenheim-museum dat een vestiging in Las Vegas gaat bouwen. En daarom is er ook in Engeland net een vestiging geopend. «Dat zijn de Hermitage-rooms in het Somerset House aan The Strand in Londen. In zes ruimten zullen daar kleinere tentoonstellingen te zien zijn, vooral met kleine, intieme dingen die voor het Engelse publiek interessant zijn. Hetzelfde als in Amsterdam, in zoverre dat beide geen permanente collectie zullen opbouwen. Ik zie graag Londen als consulaat en Amsterdam als ambassade.»

Uit het rijtje voorbeelden van exposities valt op te maken dat er geen Hollandse meesterwerken vertoond gaan worden, terwijl niet alleen de tentoonstellingszalen maar ook de opslagruimten van de Hermitage barsten van werk van Rembrandt, Jan Steen en Frans Hals. Dat die werken Amsterdam voorlopig niet terug zullen zien, lijkt niet alleen aan de Hermitage te liggen. Piotrovski is ter voorbereiding van de plannen naar zijn Amsterdamse collega-directeuren gestapt. Piotrovski: «Ik ben met hen gaan praten omdat ik eerst hun goedkeuring wilde. Die kreeg ik nadat ik ze om concurrentieredenen had beloofd geen Hollandse meesterwerken mee te nemen.»

Het is jammer dat de kunstliefhebber in Nederland zo slachtoffer wordt van een niets ontziend marktmechanisme. Het Rijksmuseum geeft te kennen van deze politiek af te weten. Maar woordvoerder Frans van de Avert kan niet binnen een paar dagen zeggen of die politiek door middel van een belofte is afgedwongen. Van hetzelfde laken een pak is de reactie van het Van Gogh. Ook daar kan niet binnen een paar dagen gereageerd worden. Leo Roggeveen van Stichting Hermitage aan de Amstel reageert wel direct: «Er zijn geen afspraken gemaakt met museumdirecteuren. De Hermitage behoudt zich het recht voor om zelf te beslissen welke werken ze voor tentoonstellingen wil uitlenen. Wel is het zo dat het concept van de Hermitage aan de Amstel voorziet in een aanbod dat complementair is aan het bestaande aanbod in Amsterdam.»

Hoe dan ook, er blijft genoeg over om te laten zien in Nederland, zo blijkt uit het overweldigende aanbod in het Winterpaleis. De werken hebben er geduchte concurrentie van hun omgeving: het paleis, het prachtige uitzicht op de Neva aan de ene kant, het Dvortsovaja-plein aan de andere. Opeens is goed voorstelbaar dat daar op een mistige avond de arme ambtenaar uit Gogols verhaal van zijn mantel wordt beroofd.

Een zomerse dinsdag. Het is druk. Op straat staat een rij wachtende Russen — de meer betalende buitenlanders zijn sneller binnen. Keuvelend trekken massa’s mensen door de zalen, gewapend met nieuwe en prehistorische videocamera’s en fototoestellen. Beneden zijn winkeltjes met dure souvenirs en boven kom je geregeld stalletjes met catalogi tegen. Busladingen toeristen volgen geroutineerde gidsen die borden met nummers boven hun hoofd houden en worden omringd door zwarthandelaren die Duits- of Engelstalige catalogi aanprijzen.

Officieel is de Hermitage in 1764 gesticht, toen Catharina de Grote aan Jean-Baptiste Vallin de la Motte opdracht gaf tot bouw van de Kleine Hermitage. Maar eigenlijk werd de basis voor het museum gelegd door Peter de Grote, die in 1711 opdracht gaf tot de bouw van het eerste Winterpaleis. Op reis door Europa om bondgenoten te zoeken voor zijn strijd tegen de Turken en om alles te leren over de nieuwste technieken, wetenschappen en kunsten, kocht hij in de lage landen flink in. De Amsterdamse apotheker Seba, professor Friedrich Ruysch en Antonie van Leeuwenhoek onderwezen hem en hij vertrok met in zijn bagage medische instrumenten, microscopen en weckflessen met embryo’s en menselijke ledematen. Van de geleerde en kunstenaar Adriaan Schoonebeeck leerde hij etsen. Van schilder Adam Silo, tevens scheepskapitein en Peters leraar in scheepsbouw, leerde hij scheepsmodellen schetsen. Hij kocht schilderijen van Jan Steen, Van Ostade en Rembrandt. In Amsterdam, Den Haag en Brussel verwierf hij zo'n 160 werken.

De collectie die Peter de Grote zo opbouwde, was gebaseerd op zijn eigen smaak, die gevormd was door wat vrienden hem in zijn jeugd hadden laten zien in de Duitse handelsnederzetting in Moskou. Hij hield niet van de traditionele, saaie iconen, maar gaf de voorkeur aan meer realistische voorstellingen. De werken liet hij ophangen aan blauwe, zijden linten. Hij had een voorkeur voor genretafereeltjes en hield speciaal van zeegezichten.

De toon was gezet: na hem zouden ladingen Griekse en Romeinse beelden, boeken, schilderijen en beelden volgen. Catharina de Grote liet er geen misverstand over bestaan: haar museum moest het grootste museum zijn. Hele collecties en complete bibliotheken kocht ze op. Bijvoorbeeld die van Denis Diderot, die ze vervolgens als bibliothecaris van zijn eigen bibliotheek aanstelde. Werken van Rubens, Rembrandt en Van Dijck, Leonardo, Rafaël en Jan Steen sleepte ze in de wacht. En ja, dan kon het dus gebeuren dat in de Finse golf een schip vol kunstschatten verloren ging. Bij de eerste catalogus in 1774 bestond de schilderijengalerij van de Hermitage uit 2080 werken, bij haar overlijden in 1796 waren het er 1996. Aan de Kleine Hermitage liet ze nog een Grote Hermitage bouwen en onderwijl plempte ze ook de rest van Sint- Petersburg vol. Aan haar adviseur en vertrouwensman Melchior Grimm in Parijs schreef ze: «Ik ben stapelgek op architectuurboeken, mijn hele kamer is ermee bezaaid. Weet u trouwens dat mijn bouwlust sterker is dan ooit en geen enkele aardbeving zoveel gebouwen ineen heeft doen storten als wij oprichten? Bouwen is een vicieuze cirkel: het is geldverslindend en hoe meer je bouwt, hoe meer je wilt bouwen. Het is een ziekte, zoals dronkenschap.»

Om zich heen bouwde Catharina de Grote een hof van Europese dichters, denkers, wetenschappers en kunstenaars. Diderot schreef: «Hoe zijn wij veranderd! Wij verkopen onze schilderijen en beelden in vredestijd. Catharina koopt ze midden in een oorlog. De wetenschappen, kunsten, smaak en wijsheid vertrekken naar het Noorden en barbarisme, met alles wat daarmee te maken heeft, zakt af naar het Zuiden.» In Frankrijk deden over haar de vreemdste verhalen de ronde. Talrijke minnaars zou ze hebben. Lesbisch zou ze zijn. Of het laatste: een nymfomaan monster dat de dood vond tijdens de copulatie met een paard.

Door wat er níet kon, wordt duidelijk welke sfeer Catharina de Grote aan haar hof wilde scheppen. In het paleis liet ze een groot bord bevestigen met de huisregels:

  1. Alle rangen zullen bij de deur worden achtergelaten, net als zwaarden en hoeden.

  2. Bekrompenheid en ambities zullen eveneens worden achtergelaten bij de deur.

  3. Ieder zal opgewekt zijn, maar zal niets pogen te beschadigen, kapot te maken of belemmeren.

  4. Ieder zal zitten of staan naar gelang hij wil.

  5. Ieder zal zacht en gematigd spreken, zodat anderen geen hoofdpijn krijgen.

  6. Niemand zal dreigend of gepassioneerd redetwisten.

  7. Niemand zal zuchten of geeuwen.

  8. Niemand zal enig amusement dat door anderen wordt voorgesteld verhinderen.

  9. Ieder zal eten met plezier, maar gematigd eten zodat iedereen de zaal zonder assistentie kan verlaten.

  10. Niemand zal de vuile was buiten hangen of zich met andermans zaken bemoeien.

Na Catharina de Grote bouwden nieuwe Romanovs de collectie gestaag uit. Tot 1917 althans, toen het volk de macht greep. Op 7 november 1917 werd het museum bestormd — waarschijnlijk minder bloederig en massaal dan zoals Sergei Eisenstein dat later verfilmde — en werd de Hermitage genationaliseerd tot State Hermitage. De futuristische kunstcriticus Nikolai Poenin en de dichter Vladimir Majakovski organiseerden het congres «Heiligdom of fabriek?» en Majakovski deed de suggestie om van het museum een macaronifabriek te maken, want zei hij: «Wij hebben geen doods mausoleum nodig waar dode werken worden aanbeden, maar een levende fabriek van de menselijke geest — in de straten, in de trams, in de fabrieken, werkplaatsen en arbeidershuizen.» Meteen diezelfde maand werd het museum gebruikt als slaapplek voor de deelnemers aan het Congres over Rurale Armoede en daar bleek de massa toch iets ruwer dan haar intellectuele voorhoede haar had ingeschat. Toen de boeren delegaties vertrokken waren, bleken baden en eeuwenoude vazen gevuld met hun uitwerpselen.

«Dat was niet uit nood», schreef een geschokte Maksim Gorki. «De toiletten in het paleis waren in orde en de afvoer werkte. Nee, dit vandalisme was een uiting van de wens om kapot te maken, te vernietigen, om schoonheid te bespotten en bederven.» Maar het ging pas goed mis toen Stalin enkele jaren later grote uitverkoop ging houden om aan westerse valuta te komen. Onder de topstukken vonden ook vijftien Rembrandts hun weg naar Amerikaanse verzamelingen.

Maar goed, onder de communisten bleef de verwarming in ieder geval aan staan. Ontdaan van het juk van de Sovjets moest het museum het de laatste tien jaar wel met minder geld doen. Bovendien slonk het aantal toeristen uit binnen- en buitenland. In plaats van alles in de uitverkoop te doen, probeert Piotrovski zelf de leiding te houden en samenwerkingsverbanden met het Westen aan te gaan. Het resultaat is bijvoorbeeld te zien op internet: de website van de Hermitage is opgezet door IBM.

Vanuit Nederland kwam steun van de Stichting Vrienden van de Hermitage. Conservator Irina Sokolova laat op de Nederlandse afdeling het resultaat zien. De Rembrandt-zaal is flink opgeknapt en voorzien van onder meer een nieuw dak en goede verlichting. Groots hangt hier, na tien jaar restauratie, de Danaë van Rembrandt. Volgens Piotrovski werd het doek door een loslopende gek met zwavelzuur bespoten. Volgens journalisten was dat het werk van een Litouwse onafhankelijkheidsstrijder.

«Wij Russen zijn erg conservatief met restaureren», zegt Sokolova. «Ik ben er voor om alleen natuurlijke middelen te gebruiken. Het origineel laten we altijd onaangetast. Eerst bekijkt de restauratieraad wat de juiste aanpak is, dan maken we het schoon, maar tót het laatste laagje vernis. Dat is vaak vermengd met de verf en je zou ook wat van de verf kunnen weghalen als je die laatste laag verwijdert.» Piotrovski had het al genoemd als verklaring voor het gegeven dat sommige oude meesters hier wat donkerder lijken: «Het publiek wil graag felle, heldere kleuren en om het publiek te bedienen wil men in het Westen wel eens te drastisch schoonmaken.»

Sokolova is druk bezig met de voorbereiding om de Tentzaal te heropenen. Die wordt net als de Rembrandt-zaal drastisch gerestaureerd en er zullen kleinere schilderijen van Hollandse meesters opgehangen worden. Daaronder zijn werken die Peter de Grote aankocht. Volgens Sokolova hield hij niet van grote zalen, maar verkoos hij kleine ruimten en kocht daarom vaak kleinere schilderijen. «Hé Irina, wanneer gaat die zaal nou open?» roept een oud omaatje dat op wacht zit in de ruimte ernaast.

Als Irina Sokolova achter de coulissen verdwijnt, is er nog maar even tijd om andere zalen te bekijken. Daarom moet gesnelwandeld worden langs ruimten die vol hangen met werk van Monet, Picasso, Van Gogh en Gauguin. Geen mens die dit in drie kwartier kan. Overal waar je kijkt ontvouwt zich de complete westerse kunstgeschiedenis. Het enige houvast ligt buiten: achter de ramen stroomt de Neva rustig door.

Terug in de kamer van Piotrovski, die uitlegt wat het museum voor de Russen heeft betekend. «Voor het communisme waren hier geen voorbeelden van westerse kunst. De enige Russische schilderkunst bestond uit iconen: star en statisch. Daarom was de rol voor de Russische kunstgeschiedenis erg groot. Kunst uit de jaren twintig — Monet, Picasso, Matisse — was in de jaren vijftig en zestig slechte kunst. De Hermitage was een plek waar die kunst toch getoond kon worden. Onder de noemer slechte kunst.»

De allerlaatste moderne kunst is niet te zien. Piotrovski geeft toe dat er geen aansluiting is. Een moderne scene van betekenis is er in Sint-Petersburg helemaal niet. Piotrovski: «Het is niet echt gelukt om jonge kunstenaars naar de Hermitage te trekken. Het is ook niet gelukt om in Petersburg een museum voor hedendaagse kunst op te richten. Jonge kunstenaars vertrekken bijna allemaal naar het buitenland.»

De Hermitage, zei hij eerder, is een groot symbool voor Rusland en de Russische cultuur.