© VPRO

Terwijl virologen sinds de uitbraak van de coronapandemie niet weg te slaan zijn van de tv, zijn sommigen daar terughoudend in, zoals de vermaarde viroloog/epidemioloog Jaap Goudsmit. Op het podium als vierde Zomergast relativeerde hij zichzelf als wetenschapper al meteen met het fragment uit een satirisch filmpje van The Onion, waarin bullshitnieuws en ‘de expert’ op de korrel worden genomen.

Want tsja, wat is een deskundige? Zelf heeft hij na veertig jaar onderzoek naar het aids- en griepvirus grote vakkennis op het gebied van virologie vergaard, maar over corona weet hij net als zijn meeste collega’s niet veel – en wat kun je er dan over zeggen, waarom ga je in een talkshow zitten? Presentator Janine Abbring onderbrak hem door te constateren: ‘Je kan dus niet praten over het virus, maar wel over deze crisis.’

Zeker, ook hij is door deze virusuitbraak overvallen, de wereld is er dramatisch door veranderd, en de expert heeft aan kracht verloren door het internet. De ontdekking van een vaccin tegen corona ziet hij niet snel komen – een uitspraak van grote waarde van iemand die weet hoe langzaam de zoektocht in een laboratorium verloopt.

Met zijn nuchtere, uitleggende stijl dwingt Goudsmit in deze tijd van angst tot bescheidenheid over de overspannen verwachtingen van de wetenschap. Een oplossing uit het laboratorium is er niet zomaar, in de ratrace om het vaccin kunnen bijwerkingen de prijs zijn van een te grote graagte om als eerste een vaccin te hebben. Veiligheid moet altijd voorop staan, anders verlies je het vertrouwen. Hij hamerde op deze boodschap.

Goudsmit ontpopte zich al snel ook als privépersoon achter de wetenschapper als een ideale gast. Niet per se door zijn joodse achtergrond en als zoon van documentairemaker Hedda van Gennip, waar beelden van te zien zijn uit een documentaire van zijn dochter Leah. Wat hem interessant maakt is zijn persoonlijke ‘Waterloo’ als wetenschapper.

In 1990 haalde hij het wereldnieuws met proeven die leken te leiden tot een medicijn tegen aids. De ontdekking moest al snel worden teruggetrokken en hij heeft er, zei hij gewetensvol, tien jaar over gedaan om over die schaamte heen te komen. Goudeerlijk vertelde hij over zijn afgang – hij was ‘slordig, te haastig, te gretig’ – en wat hij zijn collega, die alles uit de kast had gehaald om het medicijn te produceren, heeft aangedaan. ‘Je zinkt daarna tot de diepste krocht.’ Zoveel zelfkritiek en nederigheid zie je nauwelijks zo openlijk, en zeker niet bij wetenschappers, in het openbaar. Hij heeft er veel van geleerd: nooit meer ‘de waarheid voelen’, niet aan intuïtieve wetenschap doen.

Adembenemend voor de toeschouwers, het werd gelukkig niet ontluisterend door de stevige houding van Janine Abbring. Ze luisterde ernaar en vroeg hem plotseling in de stiltecocon waarin het gesprek toen terechtkwam: ‘Heb je je collega nadien nog gesproken? Hem gebeld: hoe gaat het met je?’ Nee, zei hij met een licht lachje om zijn mond. ‘Je hebt een goed punt.’ Hij zal het door deze avond gaan doen. Met een volgend fragment van een sushimeester liet hij zien dat falen ook nuttig is. Daarmee kom je als wetenschapper en als mens verder.

Abbring gedijt duidelijk bij een intellectuele gast die gul is met het geven van een inkijkje in de ziel, diens persoonlijke dilemma’s en zwakheden. Ze leidde het gesprek strak, misschien soms iets te strak. Want zoals ze bij eerdere gast strafrechtadvocaat Inez Weski niet door haar (irritante) bastion kon breken, kreeg ze Goudsmit niet uit zijn comfortzone van het hyperpersoonlijke; hij hield er maximaal controle over. Zat rechtop te praten zonder aarzeling, stiltes of zichtbare emotie. Ze zei wel: ‘Je benadert het allemaal heel analytisch.’

Hij vertelde bijvoorbeeld aan de hand van een prachtig fragment uit een documentaire over onderzoek naar de hersenziekte kuru bij de Fore-stam in Papoea Nieuw-Guinea dat zijn grote leermeester Carleton Gajdusek intuïtief had aangevoeld wat daar de oorzaak van was: een eeuwenoud ritueel waarbij vrouwen en kinderen ledematen en hersenen van de overledene opaten. Hij bewees het verband in twee experimenten, kreeg er de Nobelprijs voor. Volgens Goudsmit is dit wetenschap van een supercategorie – een autonome gedachte en eenvoudig onderzoek die leiden tot een doorbraak – zó briljant.

Hij gaf toe dat hij niet tot die categorie behoort. Maar was dit zijn grote droom geweest toen hij blunderde bij het aidsmedicijn? Had hij zichzelf overschat? En ook: waarom kreeg hij van zijn omgeving en zijn vrouw kritiek toen hij in 2001 wetenschappelijk directeur werd van het biotechbedrijf Crucell? Was ‘de industrie’ not done? Vond hij dat zelf eigenlijk ook? Abbring vroeg het wél, maar hij gaf geen sjoege.

Zijn kritische houding over de wetenschap is wat je van deze avond meeneemt. Wetenschap hangt volgens hem af van een combinatie van toeval, geluk en geduld waarbij falen en succes soms dicht bij elkaar liggen. Ook wees hij op het gevaar dat wetenschap op een kruispunt kan uitkomen, dat zij er niet is om mensen te helpen maar om hen te onderdrukken. Hij lichtte dat verder niet toe, Amerika blijft vooralsnog voor hem hét land van de topwetenschap.

Dat kennis toch vooral hoop betekent, liet hij indirect zien met zijn keuzefilm All is Lost, met Robert Redford als schipbreukeling die op een vlot dobbert. Als eerste pakt hij een sextant uit een doos, om zich op de oceaan te oriënteren. De parallel met de zoektocht in het ongewisse naar een vaccin is duidelijk. ‘Overleven is niet alleen het overkomen van hindernissen, maar ook de hoop dat je ergens heendrijft wat zin heeft’, zei hij. En als uitsmijter: ‘We mogen niet naïef optimistisch zijn. Wel een milde hoop hebben op een oplossing.’