In heldere en onpretentieuze beelden vertelt Mokhtari het verhaal van de jonge vrouw Zinat die in een afgelegen en door tradities beheerst stadje werkt in wat je in onze streken een consultatiebureau zou noemen. Alleen en slechts gewapend met zeer bescheiden medische kennis probeert ze iets te doen aan de grote zuigelingensterfte in haar woonplaats. Ze wordt geconfronteerd met alle denkbare vooroordelen die duizenden jaren traditie tegen moderne geneeskunst en werkende vrouwen kunnen opbrengen. Als Zinat het voor haar omgeving dolzinnige idee krijgt om niet direct na haar aanstaande huwelijk haar werk op te geven, wordt de druk van de traditie opgevoerd en de zuigelingenhulppost gesloten. Zinat wordt een gevangene van haar eigen huis.
De bedoeling van Mokhtari is onverbloemd didactisch: hij wil laten zien welke vooroordelen er nog te overwinnen zijn voordat ook het platteland van Iran iets krijgt dat lijkt op gezondheidszorg. Om het over de emancipatie van de vrouw nog maar niet te hebben. Dit bijna archaische uitgangspunt in combinatie met een zeer ingetogen stijl geeft de film een wellicht onbedoelde strengheid. Juist door zijn afzien van enige filmische virtuositeit bereikt Mokhtari een zuiverheid van uitdrukking die vreemd modern aandoet.
De film volgt als het ware zwijgend een vrouw die wordt omringd door blinde muren en gemaskerde en vijandige andere vrouwen. Dodelijke blikken opgevangen in ijzig stille kaders. Het absolute geloof van Mokhtari in de kracht van het beeld geven zijn kleine film een opmerkelijke allure. Een allure die vaak ver te zoeken is in de amechtig postmoderne cinema van wat de smaakmakers van Cannes heten te zijn.
Een verademing is het wat versleten, maar doeltreffende woord dat bij Zinat past. Prettig was dat er nog meer films te zien waren die stil en vol zorgzaamheid waren. Bijvoorbeeld Neak Sre (Rice People) van de jonge Cambodjaanse regisseur Rithy Panh. In prachtige beelden vol tropisch licht laat Panh zien hoe een eenvoudige boerenfamilie vecht tegen het lot en de elementen om een klein rijstveld te bebouwen. De man was ooit een gevangene van de Rode Khmer, maar voordat Panh deze achtergrond prijsgeeft, heeft de film al een uur lang zorgvuldig en gedetailleerd laten zien hoe moeilijk en natuurafhankelijk de traditionele rijstcultuur is.
Na een zeer gedoseerde opbouw culmineert de film in de waanzin van de vrouw na het sterven van de man door gebrek aan medische hulp. Evenals Mokhtari heeft Panh een ondubbelzinnige relatie met de kracht van het filmbeeld. In zijn film waren de spoken van de Khmer-terreur rond, maar die roept hij tussen de beelden op. De beelden zelf concentreren zich op de strijd om het dagelijks bestaan. Hij roept een algemeen aansprekende wereld op via het nauwkeurig laten zien van de specifieke omstandigheden en werkwijzen op het Cambodjaanse platteland zoals ook Mokhtari een authentiek Iraanse situatie universeel maakte.
Ook bij Panhs film komt de allure voort uit ingetogenheid. En dat de maker oprecht betrokken is bij zijn onderwerp, is natuurlijk een niet te verwaarlozen factor.
Het gevaar van exotisme en romantisering door de westerse toeschouwer is bij dit soort niet-westerse films evident. Mokhtari is een intellectueel uit Teheran en leeft niet zoals de mensen in Zinat. Panh bracht weliswaar een deel van zijn jeugd door in een Cambodjaans kamp, maar hij studeerde in Parijs en heeft de Franse nationaliteit. De ogenschijnlijke authenticiteit van Zinat en Neak Sre is deels een enig cynisme. En dat is op zijn tijd toch wel eens prettig.