Op de publieke tribune van de Tweede Kamer zat tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen een jong stel. Twee dagen lang, van halverwege de ochtend tot laat in de avond, luisterde het tweetal geconcentreerd naar het debat. Om toch maar niks te hoeven missen verbleven ze zelfs in een hotel. Onbezoldigde politieke junkies.
Op mijn vraag wat ze ervan vonden, zeiden ze wel wat politiek vuurwerk te missen. Maar ze maakten een heel bijzonder debat mee, antwoordde ik, juist omdat er geen vuurwerk was. Of laten we zeggen dat er dit jaar geen knalvuurwerk was, maar siervuurwerk. Alle politici werkten daaraan mee, van pvv-leider Geert Wilders tot collega Thierry Baudet van Forum voor Democratie, van vvd-fractievoorzitter Klaas Dijkhoff tot GroenLinks-leider Jesse Klaver.
Waar komt die ommekeer vandaan? Buiten het parlement suggereerde iemand dat het met de moord op advocaat Derk Wiersum te maken had. Maar hoewel kabinet en voltallig parlement deze moord als een aanslag op de rechtsstaat beschouwen, was dat niet de reden voor de andere toon. Daar was tevoren al over nagedacht.
Zo bleek uit het betoog van Geert Wilders dat hij deze keer niet op zoek was geweest naar de overtreffende trap in zijn afkeer van de islam. Wat onverlet laat dat hij wederom kwam met zijn pleidooi dat we geen vrijheid moeten geven aan wat hij een ideologie noemt die deze vrijheid wil inperken. Nu zou je nog kunnen denken dat Wilders die overtreffende trap dit jaar niet nodig had, omdat de recente berichten over het lesmateriaal op salafistische scholen al schokkend genoeg waren.
Maar GroenLinks-collega Jesse Klaver bekende dat hij na een zomer van zelfreflectie had besloten vaarwel te zeggen tegen de ‘scorebordpolitiek’, een vorm van politiek bedrijven die vooral gericht is op aandacht trekken in de media en minder op het bereiken van inhoudelijke resultaten. En vvd-fractievoorzitter Klaas Dijkhoff durfde te bekennen dat het niet vanzelf goed komt met de lonen van werkenden als de bedrijven maar winst maken. Hij pleitte voor het bijsturen van het kapitalisme. Kwam daar vorig jaar maar om toen de vvd nog dramde over het afschaffen van de dividendbelasting voor de aandeelhouders van grote bedrijven.
Ik denk dat er verschillende redenen zijn voor deze verademing. Als het kabinet flink had bezuinigd, dan was het er vast anders en harder aan toe gegaan. Pijn verdelen is iets anders dan geld uitdelen. Ook speelt zeker mee dat dit kabinet het laatste volle jaar van zijn regeerperiode in gaat. Voor alle partijen en hun politiek leiders kunnen de kaarten na de verkiezingen in maart 2021 anders komen te liggen. Wie weet met wie je dan zaken moet doen!
Maar die andere toon komt van dieper. Politieke partijen zien dat er tweedelingen groeien in de samenleving, tussen rijk en arm, tussen hoog- en laagopgeleid, tussen jong en oud, tussen het grote, wereldomspannende bedrijfsleven en het lokaal gebonden midden- en kleinbedrijf. Tweedelingen die het samen leven in een land moeilijker kunnen maken.
Dat besef dringt des te sterker tot politici door nu ze zien hoe de opstelling van de wild om zich heen twitterende president Donald Trump niet alleen Amerika splijt, maar ook tot diep wantrouwen jegens politici van de ‘andere’ partij leidt, welke partij dat ook is. Ook het Brexit-epos in Groot-Brittannië en het optreden van prime minister Boris Johnson daarin draagt in Nederland bij aan het besef dat politici de spelregels van de democratie in acht moeten nemen willen ze die democratie niet zelf om zeep helpen.
Wat eveneens bijdraagt aan de andere toon is het inzicht dat er grote veranderingen gaande zijn, veranderingen die vragen om het opnieuw doordenken van standpunten en wenselijk beleid, die het loslaten van oude patronen vergen. Denk aan het klimaat, technische ontwikkelingen, de vergrijzing en de grotere, invloedrijker wordende wereld om Nederland heen.
Zijn door die andere toon de politieke tegenstellingen ineens weggestreken? Nee, natuurlijk niet. Is die verandering blijvend? Net zo min; de vraag is wat ervan blijft hangen. Maar die andere toon leidde er vorige week wel toe dat duidelijker over het voetlicht kwam waarom politici van verschillende partijen van mening verschillen. De inhoudelijke argumenten kregen meer ruimte. Voor wie van knalvuurwerk houdt, was dat even wennen. Voor de media leverde het geen prangende beelden op. Jammer dan.
Uiteraard ging het ook bij deze politieke beschouwingen na alle zelfreflectie, mooie vergezichten en soms ook nostalgische terugblikken uiteindelijk toch gewoon weer over de concrete begroting van komend jaar. pvda-leider Lodewijk Asscher trok daar het hardst aan, door telkens weer te interrumperen. Hij bleef vragen hoe het zit met de lonen voor de docenten en bleef aandringen op meer geld voor hen. Je zou ook kunnen zeggen dat hij geen geduld had voor het gepalaver eromheen.
Maar juist dat laat het spanningsveld zien tussen hoofdlijnen, zo je wilt: visies, en concrete maatregelen. In dit geval tussen enerzijds het met de mond belijden dat onderwijs belangrijk is voor ons land en dat docenten onze helden zijn, en anderzijds de daden die daarbij horen. Over dat laatste verschilden kabinet en Asscher, met argumenten omkleed, van mening. Asscher haalde niet structureel extra geld binnen voor de docenten. Maar hij won volgens het Nederlands Debat Instituut wel de prijs voor de beste debater. Winnen zonder te scoren. Tekenender voor het debat had niet gekund.