‘Bah, Aron is dood’, schreef Renate Rubinstein toen de befaamde Franse intellectueel Raymond Aron in 1983 overleed. Ze besefte dat ze zijn koele, op enorme feitenkennis en grote eruditie gebaseerde analyse zou missen, evenals de unverfroren wijze waarop hij stelling had genomen tegen het modieuze en onverantwoordelijke geklets van zijn voormalige vriend Sartre. Toen zij zelf zeven jaar later overleed, waren er in Nederland velen die eenzelfde gemis ervoeren. Een opmerkelijke, dwarse, eigenzinnige maar altijd interessante stem zou voorgoed zwijgen.
En nu is Bart Tromp ook al dood. De weerzin waarmee dit feit me vervult heeft veel te maken met het gevoel dat hiermee een van de allerlaatste vertegenwoordigers van een bepaalde intellectuele traditie is heengegaan. Net als bijvoorbeeld George Orwell, Jacques de Kadt en Karel van het Reve paarde Tromp een groot gevoel voor rechtvaardigheid en uitgebreide kennis van het linkse gedachtegoed aan een geweldige afkeer van het modieuze en ignorante gewauwel dat zo kenmerkend was voor veel radikalinski’s.
De vele artikelen, essays, recensies en columns van Tromp vielen op door hun zakelijke toon, hun feitenkennis en een open oog voor de minder fraaie werkelijkheid van het menselijk bestaan. Net als zijn voorgangers begreep Tromp dat mensen meestal uit zijn op macht en materieel gewin en besefte hij dus dat je er met mooie idealen en vage wensdromen alleen niet komt. Hij was een kritisch bewonderaar van Marx, de scherpe analyticus die kapitalisme ontleedde, maar had een grote afkeer van de vooral in de jaren zestig opkomende ‘marxisten’ die met een handjevol slogans het establishment te lijf gingen en die toen ze eenmaal zelf op het pluche zaten, nauwelijks over zinvolle alternatieven bleken te beschikken.
Zijn neiging zich niets aan te trekken van wat in de mode was bleek niet alleen uit zijn grote liefde voor de opera, terwijl zijn generatie zich in meerderheid vol overgave op de popmuziek stortte, maar ook uit zijn politieke standpunten. Terwijl nagenoeg heel ‘links Nederland’ begin jaren tachtig meeliep in demonstraties tegen de Amerikaanse kernwapens, schreef hij samen met Godfried van Benthem van den Bergh een artikel in Socialisme & Democratie waarin werd aangetoond hoe onzinnig en gevaarlijk het idee van nucleaire ontwapening was. Uit verschillende gesprekken die ik afgelopen week voerde, werd me duidelijk dat dit artikel niet alleen voor mij een enorme eye-opener is geweest.
Tromps kritiek op de vredesbeweging, samen met de vlijmscherpe wijze waarop hij het pvda-beginselprogramma van 1977 fileerde, zorgde ervoor dat hij werd beschouwd als een representant van de ‘rechtervleugel’ van de pvda. Doordat die partij onder leiding van Wim Kok in de jaren negentig de verzorgingsstaat begon af te breken, bevond Tromp zich twintig jaar later plotseling op de linkervleugel. Na de marxistische en basisdemocratische modes van de jaren zeventig moest hij ook niets hebben van de neoliberale luchtfietserij die van de markt alle heil verwachtte. Ook de door d66 bepleite staatsrechtelijke experimenten en het populisme van de ‘leefbaren’ en de voormalige marxist Pim Fortuyn waren hem een gruwel. In 2003 zei hij in een interview: ‘Er is van alles mis in het Nederlandse politieke stelsel, maar ik ken geen stelsel dat beter werkt.’
In zijn onverstoorbare tegendraadsheid leek hij sterk op zijn grote voorbeeld Jacques de Kadt. Beiden waren eigenzinnig, erudiet en geestig, en ondanks hun scherpe pen waren ze in de persoonlijke omgang erg hartelijk. Ook waren beiden erg overtuigd van hun eigen gelijk, waardoor ze op anderen vaak drammerig overkwamen. Een andere, wat minder aantrekkelijke eigenschap die Tromp deelde met De Kadt was de neiging soms polemisch uit de bocht te vliegen. Zo schreef De Kadt ooit over spd-leider Kurt Schumacher, die twaalf jaar in Hitlers concentratiekampen had gezeten, dat diens ‘intelligentie in die concentratiekampen eerder achteruit dan vooruit [was] gegaan’. Toen Tromp, die zichzelf over het algemeen beter in de hand had dan De Kadt, medio jaren negentig terechte kritiek had op de reorganisatieplannen van de toenmalige pvda-voorzitter, schreef hij honend over de ‘Rottenberg Jugend’ die de partij naar de afgrond zou leiden.
Bart Tromp mocht dan soms gelijkhebberig overkomen, net als De Kadt had hij vaak gelijk. Beide intellectuelen werden nooit moe eindeloos te herhalen wat allerlei politici, beleidsmakers of modieuze wetenschappers niet wilden horen. Bovendien hadden beiden forse kritiek op de dwaalwegen van links, maar weigerden ze zich neer te leggen bij the powers that be.
Veel van de kritiek op de ‘linkse kerk’ die Fortuyn en de neoconservatieven rond de Edmund Burke Stichting ventileerden, had Tromp al decennia eerder geformuleerd. Tegelijkertijd besefte hij dat je maatschappelijke structuren en menselijk gedrag niet met enkele simpele beleidsmaatregelen kunt veranderen. Anders dan Pim Fortuyn, Geert Wilders, Bart Jan Spruyt en Joshua Livestro was Bart Tromp nooit geïnfecteerd met het voluntarisme van Lenin. Anders dan zij kende hij de geschiedenis en was hij een verantwoordelijk intellectueel in plaats van een demagoog.
Bah, Tromp is dood.