Toelichting bij de top 50

De uitstootcijfers in deze lijst zijn berekend op basis van data van het RIVM, het Planbureau voor de Leefomgeving, het CBS, de provincies Noord-Brabant, Gelderland, Overijssel, Friesland en Limburg en het Europese Milieubureau. De getallen staan voor kilogrammen methaan in het recentste jaar waarvoor deze beschikbaar zijn, 2019.

Kanttekeningen bij de lijst

Een koe stoot zeventien keer zoveel methaan uit als een gemiddeld varken. Toch voeren varkensbedrijven de lijst aan van grootste methaanuitstoters. Dit komt doordat varkensbedrijven gemiddeld veel meer dieren houden dan melkveebedrijven. Dat wil echter niet zeggen dat varkensbedrijven een groter probleem vormen voor het klimaat. Varkens stoten alleen methaan uit via hun mest. Door de mest te vergisten kan de hoeveelheid methaan die in de lucht komt met tientallen procenten worden verminderd. Melkveehouders daarentegen hebben veel méér moeite om hun methaanuitstoot te beteugelen, omdat deze niet via de mest, maar rechtstreeks uit de maag van de koe ontsnapt.

Verder is het goed om in gedachten te houden dat veehouders niet alleen via methaan bijdragen aan het broeikaseffect. Hun voetafdruk is groter door het voer dat ze aan de dieren moeten geven (een derde van het akkerland op de wereld wordt momenteel gebruikt om veevoeders zoals soja op te verbouwen, soms ten koste van kostbare natuur) en het transport van hun dieren over de weg en over zee. Rundvlees heeft van alle voedingsmiddelen zo’n beetje de grootste voetafdruk: bijna zestig kilogram CO2 per kilogram vlees.

De derde kanttekening is dat grote vlees- en zuivelfabrikanten, zoals FrieslandCampina, in de lijst ontbreken. Zij hoeven de uitstoot van hun producten namelijk niet te rapporteren. In recente studies, zoals Milking the Planet en Emissions Impossible, wijzen milieuorganisaties erop dat vlees en zuivel sterk geconcentreerde industrieën vormen, waarbij een aanzienlijk deel van de productie in handen is van een paar multimiljardenbedrijven. Zo zouden de vijf grootste vlees- en zuivelbedrijven ter wereld samen een hogere uitstoot hebben dan ExxonMobil, Shell of BP. Zij leggen hun leveranciers, de melkveehouders, allerlei kwaliteitseisen op, behalve ten aanzien van hun methaanuitstoot. Dat gaan ze misschien wél doen zodra ze zelf verantwoordelijk worden gehouden voor de totale voetafdruk van hun producten.

Milieudefensie maakte een raming voor Nederland en concludeerde dat de grote drie, FrieslandCampina, Vion (vlees) en de VanDrie Group (kalveren) in 2019 samen 32,6 miljoen ton CO2-equivalenten uitstootten – anderhalf keer zoveel als Tata Steel. Wij hebben de zuivel- en vleesproducenten echter niet in onze lijst opgenomen omdat we dan zouden dubbeltellen: de voetafdruk van de producenten wordt immers in grote mate gevormd door de methaanuitstoot van hun leveranciers, de boeren die al in de lijst staan.

Totstandkoming van de lijst

Hoe is onze ranglijst van grootste methaanuitstoters in de veeteelt tot stand gekomen?

Het RIVM is verantwoordelijk voor de juiste registratie van alle emissies in Nederland, dus ook van methaan. Het instituut publiceert echter geen cijfers per dier, of per bedrijf, alleen per diercategorieën melkvee, fokvee en vleesvee. Het RIVM neemt deze totalen over uit de Klimaat- en Energieverkenning 2021 (KEV) van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL).

De KEV bevat ook het aantal dieren per categorie per jaar. Deze cijfers komen op hun beurt van het CBS en zijn gebaseerd op opgaves van de veehouders. Elk jaar in april moeten boeren het aantal runderen of varkens doorgeven dat ze op dat moment in hun stallen hebben staan.

Wij hebben de methaanemissies van elke categorie gedeeld door het aantal dieren in elke categorie. Zo komen we aan een gemiddelde uitstoot per rund en per varken per jaar. De ‘emissiefactor’ voor melkvee is 130 kg/jaar, voor vleesvee 33 kg/jaar en voor varkens 10 kg/jaar. We hebben dit bij het RIVM gecheckt: dit zijn dezelfde getallen als die het instituut gebruikt voor de berekening van de totalen in de nationale emissieregistratie.

Het volgende cijfer dat we nodig hadden, was het aantal dieren per bedrijf. Er is één centrale database die betrouwbare cijfers bevat over het aantal dieren per boerderij en dat is het Geografisch Informatiesysteem Agrarische Bedrijven (GIAB). Maar deze database is niet openbaar. Ze wordt medegefinancierd door het ministerie van Landbouw en beheerd door Wageningen University Research. Overheidsdiensten zoals het RIVM mogen er in grasduinen, maar journalisten níet. Het argument voor deze geheimhouding: de privacy van de boeren. Dit argument is aanvechtbaar (wat verraadt het aantal dieren immers over het privéleven van de eigenaar?) maar dat kost tijd. In plaats daarvan hebben we een omweggetje bewandeld: de vergunningen aan de boeren, want die zijn wél openbaar.

In een milieuvergunning vraagt de veehouder toestemming voor een aantal ‘dierplaatsen’. Dat is het maximaal aantal dieren dat hij gelijktijdig in zijn of haar stallen kan houden. Dat zegt echter niets over het wérkelijke aantal dieren dat er in de stallen staat. Het is heel gebruikelijk dat boeren een vergunning vragen voor méér dierplaatsen dan dat ze van plan zijn direct op te vullen. Hiermee voorkomen ze dat ze bij een uitbreiding van hun veestapel opnieuw een vergunning moeten aanvragen.

We hebben alleen de vergunningen opgevraagd van de provincies Noord-Brabant, Gelderland, Overijssel, Friesland en Limburg, omdat die de meeste runderen en varkens (zeventig procent van het totaal in Nederland) binnen hun grenzen hebben. In totaal gaat het om ruim twintigduizend vergunningen.

Door de dieraantallen volgens het CBS te vergelijken met de dierplaatsen volgens de vergunningen (in 2019), hebben we een gemiddelde stalbezetting kunnen uitrekenen voor runderen en voor varkens. Rundveestallen blijken gemiddeld voor 37 procent leeg te staan en varkensstallen gemiddeld voor 4 procent. Deze getallen komen overeen met de ervaringen van milieu-inspecteurs die we hebben gesproken. Vervolgens hebben we de dierplaatsen met deze percentages verminderd om een realistischer getal te krijgen voor het werkelijke aantal dieren op de bedrijven. Dit gecorrigeerde aantal hebben we vervolgens per bedrijf vermenigvuldigd met de emissiefactor van de dieren. Zo komen we aan de uitstootcijfers in de lijst.

De vergunningen bevatten echter alleen de adressen van de bedrijven, niet de namen. Voor het opsporen van de bedrijfsnamen gebruikten we Google Maps, Google Street View, de Kamer van Koophandel en enkele liters benzine.