
Je moest naar het Franse paviljoen, naar Laure Prouvost, zo gonsde het bij de Biënnale van Venetië in 2019. Er kwam mysterieuze rook uit het gebouw in de Giardini. Tijdens de preview voor kunstbobo’s en journalisten leek de rij voor het Franse paviljoen eindeloos. Beter gezegd: de rij áchter het paviljoen, de bezoeker moest naar binnen via de achteringang, door de bosjes. Zo kwam je via de kelder het paviljoen binnen. ‘To the subconscious’, aldus Prouvost. De Française toonde daar een film en een installatie met de titel Deep See Blue Surrounding You – Voici ce bleu profond te fondre. Een presentatie over de plastic soep in de zee, over reizen en het diepe blauw. Over kijken en wegsmelten. De wachttijd in de rij werd geschat op twee uur, sommige bezoekers bleven uren in het paviljoen, zo ging het verhaal.
Nu is het universum van Prouvost geïnstalleerd in het Bonnefantenmuseum, niet aan zee maar naast een rivier. Hier ook geen onverwachte toegangsroute. Wel plaatste de kunstenaar onder aan de grote museumtrap een boodschap: ‘Ideally you would go deeper to the back of this building’, het lijkt gehouwen uit mergelsteen. Maar ideaal is het hier niet: net als de meeste andere tentoonstellingen in het Bonnefanten is ook Prouvosts werk te zien op de tweede verdieping. De helft van de vloer van de eerste zaal is maagdelijk wit, verderop ligt er iets wat vanuit de verte lijkt op zeewater. Geen lekkage, van dichtbij blijkt het epoxy waar je als bezoeker wel over móet lopen om de rest van de zalen te bereiken. Gestold vuil water, onwaarschijnlijk lichtblauw met rommel: schelpen, takken, visnetten en zeewier, maar ook slippers, mobiele telefoons en er staat een (nep)kraai met een sigaret in zijn bek.
Op de introductietekst aan de muur staat dat Prouvost geboren is in ‘Lieumeconu’ in 1867. Plaatsnaam en jaartal lijken tikfouten maar ze zijn het begin van het schimmenspel van Prouvost. Lieumeconu is immers geen gehucht in Bretagne, een ‘lieu méconnu’ is een verkeerd begrepen of zelfs ontkende plaats. Prouvost werd in werkelijkheid in 1978 geboren in het Noord-Franse Croix, onderdeel van de agglomeratie van Lille.
Wellicht noemen ze Lille daar Rijsel, zo dicht ligt het tegen de Belgische landsgrens én de Waals-Vlaamse taalgrens aan. ‘Als kind worstelde ik met woorden’, vertelde ze in een interview. Maar in plaats van te wankelen tussen Nederlands en Frans werd de Engels-Franse spraakverwarring haar werkterrein: ze vertrok naar Engeland om te studeren en daar omarmde ze haar worsteling, inmiddels heeft ze ook een studio in Brussel, de Europese hoofdstad van de meertaligheid. Prouvost ziet het niet als een probleem: ‘Je maakt je eigen versie van een verhaal en soms krijgen de woorden daardoor veel meer betekenis dan de bedoeling is.’
Ze ging naar de filmacademie in Londen en won in 2013 de Turner Prize met de installatie Wantee, die ze oorspronkelijk maakte voor een tentoonstelling over dadakunstenaar Kurt Schwitters. Prouvosts ‘Grandad’ en ‘Grandma’ waren Engels, zo vertelde ze haar publiek, en zij raakten bevriend met de Zwitser tijdens zijn verblijf in Londen. Omdat haar grootvader, een conceptueel kunstenaar, vermist raakte tijdens het graven van een tunnel van Londen naar Afrika had het Tate-museum zijn kleindochter gevraagd een film te maken over haar grootouders. Ondanks haar bezorgdheid om haar nog steeds vermiste Grandad was het gelukt, vertelde ze met een uitgestreken gezicht.
Die film toonde ze bij de reconstructie van de voormalige woonruimte en keuken van haar grootouders: daar was het luik naar de tunnel, en alles was besmeurd met aarde – dat krijg je van het tunnels graven. Theepotten en -kopjes stonden overal, in door grootvader zelf bedachte ontwerpen. Hij had soms ondeugende gedachten, moest de kleindochter bekennen. De film duurde een kwartier, duidelijk vanuit de hand gefilmd, vaak ook met haar eigen handen in beeld en continu klonk haar stem, Engels met een zwaar Frans accent, naïef en absurd tegelijk. De lege chipszakken verklaarden waarom oma wat dikker was geworden de laatste tijd. Toen oma opa ging zoeken in de tunnel struikelde ze, ze lag nu in het ziekenhuis.
Opvallend in de film was de bijna stroboscopische manier van monteren. Terwijl het geluid – haar vertelstem, de muziek, veel smak-, zucht- en hijggeluiden, stromend water – rustig doorliep, was het beeld een aaneenschakeling van fragmenten. Schijnbaar nonchalant maar zo suggestief dat ze de kijker binnen drie flitsen overal mee naartoe kon nemen.
Prouvost is geen kunstenaar die uitlegt hoe de wereld in elkaar zit. Ze maakt geen objecten volgens een strakke esthetische of filosofische benadering. Ze neemt de toeschouwer mee in een droomwereld waarin links plots rechts is en een duif een symbool voor iets anders. En waarin, let op, veel voorwerpen en symbolen uit de rommel in de zee terugkomen in de rest van het verhaal.
Eerst gaat het in het Bonnefantenmuseum namelijk langs glazen, borstvormige sculpturen en theezakjes. Er staat een fontein in het zand, uit klei geboetseerd, het water stroomt uit de bekken van drie levensechte vissen. ‘The end of a dream’, staat erboven. Op een vitrage is een filmfragment geprojecteerd. Verderop staat een verlaten tafel met knipperende waxinelichtjes en mobiele telefoons, en een oudere man legt in een film iets uit over sterrenbeelden en orthodoxe priesters.
In Maastricht is geen buzz die vertelt dat je het werk van Prouvost vooral moet ondergaan. Dat niet alles meteen duidelijk hoeft te zijn, dat je niet achter elke sigarettenpeuk, iedere gekleide vis een betekenis moet zoeken. En dat aan het eind van de tentoonstellingsvleugel de film speelt die veel van de mysteries opheldert – de boodschap onder aan de trap lijkt daar ook naar te verwijzen.
Integendeel, het toelichtingenboekje doet moeite elk onderdeel te verklaren: fonteinen moeten we zien als commentaar op de klimaatcrisis, Prouvost was assistent van een kunstenaar die met theezakjes werkte. Het eind van een droom verwijst naar de opwarming van de aarde. Het staat er, het overtuigt niet.
Bijna halverwege in de tentoonstelling staat een bord met ‘ingang’, en de boodschap dat je door de gordijnen moet zwemmen om bij de film te komen. Dit ‘zwemmen’ komt neer op je rechtuit een weg banen door zware donkere gordijnen, claustrofobisch en vooral irritant. Sommige bezoekers vinden ondanks smartphonezaklamp de uitweg niet en raken lichtelijk in paniek.
Aan de andere kant is een open ruimte, als een grot: er staan strandstoelen, stenen decoraties en de film Ils parlaient idéale wordt groot geprojecteerd. Dit is de ‘inhoudelijke hoeksteen’ van het werk, zelf noemt Prouvost het een ‘antibody’ in het lichaam van de octopus, het dier waarmee ze haar presentatie graag vergelijkt.
Terecht, want hoe chaotisch losse fragmenten ook mogen lijken, en hoe kort de beeldflitsen ook zijn, de half uur durende film heeft een duidelijke verhaallijn: een op alle gebieden gevarieerde groep wezens gaat samen op reis vanuit Noord-Frankrijk naar Venetië: onder anderen een oudere dame, een jongen met goocheltalent en een octopus. Die octopus, dat zijn wij. ‘It’s all about connection’, fluistert ze.
De locaties zijn banaal en sprookjesachtig tegelijk. De reizigers beklimmen een gigantische stenen duif in een Parijse banlieue, de camera zoomt in op een regenworm die zich ingraaft terwijl Prouvost fluistert ‘deep deep we are going deep’, er is een fragment met ‘politici’ waarin Brigitte Macron voorbij flitst, Agnès Varda komt in beeld, en dan is er een paard.
Het paard is onderweg naar het Palais Idéal, een bestaand droomproject in de Drôme waar postbode Ferdinand Cheval, vandaar het paard, vanaf 1879 33 jaar lang aan bouwde. Een fantasiepaleis met torens en zuilen geïnspireerd op stijlen uit de hele wereld, waar de reizigers van Prouvost vanzelfsprekend in ronddwalen. Een fanfare neemt hen in een stoet mee naar de zee, en zo bereiken ze uiteindelijk Venetië, het Franse paviljoen, via de achteringang.
De film is absurdistisch en vaag maar briljant gemonteerd, opnieuw is het geluid sensueel en continu, en maken de beeldfragmenten vanzelf het verhaal compleet – niet alleen het verhaal binnen de film, ook de vissen, sigarettenpeuken, de priester en de tuinstoelen uit de tentoonstelling vallen grotendeels op hun plek. Er is veel gesmak, borsten, billen, stromend water, ‘ze verzachten de wereld’, zei Prouvost daarover. Ze wil meer zijn dan een pixel. ‘Can you swallow an image?’

En dan is er, zoals altijd bij Prouvost, het spel van de vertalingen. De kunstenaar zelf fluistert in haar eigen Franglais, de reizigers spreken Frans en Engels dat volgens de Prouvost-methode wordt vertaald: letterlijke vertalingen van de uitdrukkingen – ‘on se casse’ (we gaan ervandoor), wordt ‘let’s break ourselves’, daarnaast zijn er de verkeerd begrepen woorden: ‘bienvenue’ wordt ‘be one venue’, ‘very high’ wordt ‘verrerie d’ail’, knoflookglas.
Prouvost zou zich met haar werk verzetten tegen het idee van de zogeheten ‘liquid modernity’ zoals socioloog Zygmunt Bauman dat in 1999 introduceerde. Het idee dat door alle communicatiemiddelen en mobiliteit van het moderne leven de inhoud vervliegt. Inhoud is er inderdaad wel degelijk, de betekenissoep die het werk vanaf een afstand lijkt, maakt non-stop nieuwe connecties.
Wat dat betreft past Prouvost veel beter in de langere surrealistische traditie waar vooral Franstalige kunstenaars zich naar voegen. Die waar Raymond Roussel met zijn Impressions d’Afrique in 1910 een aanzet toe gaf, door vrijuit te associëren met de verschillende betekenissen die woorden kunnen hebben. ‘Taalmachines’, noemde Michel Foucault zijn teksten, Marcel Duchamp was een liefhebber en maakte met het werk dat we nu kennen als het fietswiel een hommage aan Roussel, door een ‘roue’, een wiel op een ‘selle’, een kruk, te plaatsen.
Als ze over haar werk praat verwijst Prouvost continu naar de tunnel van haar Grandad. In Vilnius denkt ze hem te hebben gevonden, ook in Venetië zei ze er een te hebben aangelegd, van het Franse naar het Britse paviljoen. Die tunnels ontstaan niet ondergronds maar in beeld en taal, ze leggen onverwachte verbindingen maar storten in als je niet uitkijkt. In Maastricht zijn de verbindingen wat lastiger te ontdekken dan in Venetië, maar het graven wordt uiteindelijk beloond.
Laure Prouvost, Deep See Blue Surrounding You – Voici ce bleu profond te fondre, t/m 15 mei in het Bonnefantenmuseum in Maastricht. bonnefanten.nl