
Na de dood van prinses Diana, in de nazomer van 1997, waren de Engelsen danig van slag. Ze huilden voor de televisiecamera’s, riepen om het hoofd van de koningin, of op z’n minst dat van de kersverse weduwnaar, kroonprins Charles. De media met hun paparazzi werden vervloekt. En te midden van deze bastilleaanse gemoedstoestand kwam Private Eye met een gedenkwaardige cover. Onder de kop ‘Media to Blame’ was een foto geplaatst van een mensenmassa bij Buckingham Palace met drie tekstballonnetjes. Daarin stonden de teksten: ‘De kranten zijn een schande’, ‘Ja, ik kon er nergens eentje bemachtigen’ en ‘Leen die van mij, er staat een foto in van het autowrak’.
Het sarcasme bleef niet beperkt tot het omslag. Elders in het satirische blad bood The Daily Gnome, een denkbeeldige boulevardkrant, namens de Engelse pers zijn excuses aan voor het feit dat de ‘heiligste vrouw die ooit heeft geleefd’ in het nabije verleden was neergezet als een ‘neurotische, onverantwoordelijke en manipulatieve ruziezoeker’. Het commentaar eindigde met een uiting van de ‘sincere and deepest hypocrisy’. Het koninkrijk was te klein. Supermarkten, kiosken en boekwinkels die jarenlang geld hadden verdiend met het verkopen van bladen waarin volop over Diana werd geroddeld, weigerden het nummer in de schappen te plaatsen. Op de redactie kwamen zelfs doodsbedreigingen binnen.
Al wat hoofdredacteur Ian Hislop had gedaan was het belichten van een klassieke, nationale ondeugd: hypocrisie. Het fenomeen komt in alle landen, tijden en culturen voor, maar de Engelsen worden er het meest mee geassocieerd, niet in het minst door zichzelf. Hun Book of Common Prayer, stammend uit 1662, is dan ook het enige nationale bijbelboek waarin God het verzoek krijgt om ‘ons te bevrijden van hypocrisie’. In The Spectator wees Paul Johnson er enkele jaren geleden op dat het thema al voorkwam in Chaucers Canterbury Tales. ‘Such was this hypocrite both cold and hot’. Later zou Shakespeare hypocrisie ter sprake brengen in Hamlet, en in Charles Dickens’ Martin Chuzzlewit is de architect Seth Pecksniff de hypocrisie in levenden lijve.
Het was in de tijd van Dickens waarin de Engelse hypocrisie internationale bekendheid begon te genieten, om te beginnen in Frankrijk. De gegoede klasse binnen de Victoriaanse maatschappij portretteerde zichzelf als moreel hoogstaand, maar dat beeld sloot niet altijd aan bij de dagelijkse werkelijkheid. Hoewel het fenomeen officieel niet bestond, was Londen indertijd ’s werelds prostitutiehoofdstad. Typerend waren de nachtelijke omzwervingen van William Gladstone, waarin deze laat-Victoriaanse premier op zoek ging naar gevallen vrouwen, teneinde deze te ‘redden’. Rond dezelfde tijd bespotte Oscar Wilde in The Importance of Being Earnest de manier waarop de Victorianen een verstandshuwelijk naar buiten toe presenteerden als ware liefde.
Conservatieven zijn altijd kwetsbaar geweest voor de aantijging hypocriet te zijn. Dat komt doordat ze vaak aan de macht zijn en de drang bezitten om te moraliseren. De Conservatieve premier Benjamin Disraeli ging ooit zo ver zijn kabinet ‘een georganiseerde hypocrisie’ te noemen. Zijn gelijk zou herhaaldelijk worden bewezen. Rondom de Profumo-affaire bijvoorbeeld, die begon met een overspelige minister, maar uiteindelijk de indruk wekte dat het halve establishment het open huwelijk stiekem in de praktijk had gebracht. John Majors Back to Basics-campagne was nog niet begonnen of een minister werd dood aangetroffen in jarretels. Uiteindelijk bleek ook Major zelf een schuinsmarcheerder te zijn.
Progressieven hebben het probleem dat hun maatschappelijke idealen niet altijd overeenkomen met hun persoonlijke belangen, de ideale voedingsbodem voor hypocrisie. Regelmatig komt het voor dat linkse politici, intellectuelen en journalisten te keer gaan tegen privaat onderwijs, om ondertussen, weinig solidair, hun eigen kroost naar een dure school te sturen. Onlangs schreef Private Eye plagend dat de redactie van de linkse Guardian grotendeels bestaat uit kostschooljongens en dat correspondenten van deze krant een door de vakbond bedongen toelage krijgen om hun kind naar een prijzige school te zenden.
Engelse journalisten zijn grootmeesters in de hypocrisie. Een typisch voorbeeld is Mehdi Hasan. Enkele maanden terug hield deze journalist tijdens een debatprogramma een tirade tegen het rechtse populisme van The Daily Mail. Enkele uren later bleek dat Hasan bij dezelfde Daily Mail had gesolliciteerd. ‘Ik heb altijd de passie van uw krant bewonderd, de hardheid, de stoutmoedigheid en natuurlijk de nieuwswaarde’, slijmde hij.
Dit alles roept de vraag op waarom hypocrisie in het Verenigd Koninkrijk vaker lijkt voor te komen dan in landen als Duitsland en Rusland. Het heeft ongetwijfeld te maken met het moralisme en puritanisme der Engelsen. Er is echter meer aan de hand, zo toont Kate Fox aan in haar boek Watching the English: The Hidden Rules of English Behaviour. Hypocrisie is niet zozeer een cynische manier om anderen te misleiden, als wel een vorm van zelfbedrog met als doel een ander niet te kwetsen. Op het eiland is het nooit gemakkelijk om een spontaan, eerlijk en ontspannen gesprek te voeren. Bij conversaties, zeker met onbekenden, vormt klassenbewustzijn nogal eens een stoorzender. Dit zorgt voor gêne en de beste manier om deze te bestrijden is altijd beleefd te blijven. Ziehier het belang van eufemismen.
Ten behoeve van dit ‘beleefde egalitarisme’, zoals Fox het noemt, is doen-alsof onvermijdelijk. Etiquette prevaleert boven inhoud. Eerlijkheid en directheid – Nederlandse karaktertrekjes – leiden immers tot pijnlijke situaties en gekwetste zielen. Daarom is alles even ‘nice’, ‘lovely’ en ‘interesting’. Dat de Engelsen uitblinken in bekwaamheden als acteren en spionage vergemakkelijkt dit collectieve zelfbedrog, of is het omgekeerde het geval?
Zo bestaan er in Engeland twee soorten hypocrisie naast elkaar: de goedbedoelde sociale variant en de cynisch-machiavelliaanse. De laatste duikt vrijwel dagelijks op in het Lagerhuis met zijn felle en lawaaierige debatten waarin Kamerleden elkaar met een gerust hart kunnen uitmaken voor ‘muttering idiot’, ‘dinosaur’ en ‘a dead man walking’. Als een debat overgaat in klassenstrijd, bijvoorbeeld wanneer een socialistische politicus met de voornaam Tristram fulmineert tegen elitisme, moet de Kamervoorzitter extra op zijn hoede zijn. Het is weliswaar toegestaan om een politieke partij als geheel ‘hypocriet’ te noemen, maar het is verboden om een individuele parlementariër van deze ondeugd te betichten. Een fraai staaltje Engelse hypocrisie.